‘Mijn naam is Draak, ik doe in Kelten. Gaat u zitten.’ Dat waren de eerste woorden die Willem Gerritsen als student hoorde uit de mond van Maartje Draak. ‘Het klonk als een uitdaging’, ’ memoreert hij in zijn mooi geïllustreerde biografie Verhalen van de drakendochter. . Leven en werk van Maartje Draak (1907-1995).
Maartje Draak groeide drietalig op en had een groot talent voor het leren van nieuwe talen. Als HBS-scholiere kocht ze een exemplaar van Chinesische Volksmärchen. Dit boekje, met een omslag met zwarte draakjes en rode stempels, noemde ze in haar rede ‘De levensloop van een Draak’ bepalend voor de richting waarin ze zich zou ontwikkelen. Maartje Draak was gefascineerd door verhalen en door sprookjes in het bijzonder. De titel van de biografie, Verhalen van de drakendochter, is dan ook heel goed gekozen.
De studies Nederlands en Keltologie
In 1926 ging Maartje Draak in Amsterdam Nederlands studeren. Ze koos de bijvakken Welsh en Oudfrans en leerde later ook Oudiers. In 1933 studeerde ze af. Omdat ze geen baan als lerares kon krijgen, had ze tijd voor wetenschappelijk onderzoek. In 1936 promoveerde ze cum laude op Onderzoekingen over de Roman van Walewein aan de Universiteit van Utrecht. Gerritsen beschrijft in warme bewoordingen de band tussen Maartje Draak en haar promotor en leermeester, de hoogleraar Keltologie Anton Gerard van Hamel (1886-1945). Vlak voor de oorlog werd ze alsnog lerares op een Amsterdamse middelbare school. In de oorlogsjaren werkte ze samen met de dichter Bertus Aafjes aan een editie van De reis van Sinte Brandaan. Draak verzorgde demiddeleeuwse tekst en Aafjes vertaalde het verhaal over de Ierse heilige op rijm in modern Nederlands. Na de onverwachte dood van Van Hamel in 1945 werd Draak privaatdocent in Amsterdam en rustte het hele vakgebied Keltologie op haar schouders. Ze werd lector en later bijzonder hoogleraar in Amsterdam en Utrecht. Draak is ook voorzitter geweest van de Volkskundecommissie die het Volkskundebureau – het latere Meertens Instituut – wetenschappelijk begeleidde.
Gefascineerd door Arthur
Als een van de eerste onderzoekers in Nederland richtte Maartje Draak zich op de relatie tussen de mondelinge overlevering van volksverhalen (zoals sprookjes) en de opkomst van schriftelijk vastgelegde middeleeuwse literatuursoorten. Centraal in haar proefschrift stond de hypothese dat de Middelnederlandse Roman van Walewein een tot Arthurroman omgewerkt sprookje was. Haar omvangrijke wetenschappelijk oeuvre bestrijkt de vakgebieden Middelnederlandse letterkunde en de Keltologie, met name de Ierse literatuur van de vroege Middeleeuwen. Ze werkte nauw samen met internationale specialisten in Oudiers. Het onderwijs bleef haar grote belangstelling houden. Veel scholieren bestudeerden haarArthur en zijn tafelronde, in 1951 een buitengewoon modern boek. Na haar emeritaat in 1977 verzorgde ze, samen met Frida de Jong, uitgaven en vertalingen van Oudierse verhalen.
Een wetenschappelijk biografie
Gerritsens levensloop van Maartje Draak is nauw verweven met de geschiedenis van de universitaire studies Keltologie, Arturistiek, mediëvistiek en Middelnederlandse letterkunde. Het is een wetenschappelijk biografie van een wetenschapper over een collega-wetenschapper. Gerritsen stelt vast wat het aandeel van Draak is geweest in de vernieuwing die de universitaire letterenstudie in deze periode heeft ondergaan, zoals de internationalisering van de mediëvistiek en de opkomst van specialismen als codicologie en Arturistiek. Lezers die onbekend zijn met (middeleeuwse) verhaalmotieven en het wetenschappelijke jargon van literatuurhistorici, zullen deze passages wellicht liever overslaan. Ook legt Gerritsen uitvoerig de publicaties van Draak uit en besteedt hij veel aandacht aan haar onderzoek naar de wisselwerking tussen eenvoudige (volks)verhalen en ‘hogere’ literaire genres. Soms staat hij iets te lang stil bij het navertellen van Oudierse verhalen of de publicaties van Maartje Draak.
Vrouwelijke wetenschapper
Voor de belangstellende leek zijn de paragrafen over Draaks positie als vrouwelijke wetenschapper wel heel interessant. Zo bespreekt Gerritsen de kleinerende oordelen over vrouwelijke studenten in de jaren twintig en dertig. Draak stond in nauw contact met Johanna Westerdijk, de eerste vrouw die in Nederland tot hoogleraar werd benoemd. Westerdijk bezorgde Draak een beurs van de International Federation of University Women, waarmee zij in 1937 in Londen en Dublin onderzoek kon doen. Dat zij als alleenstaande vrouw een wetenschappelijke carrière ambieerde, was nog niet vanzelfsprekend. De boekhistoricus pater Bonaventura Kruitwagen complimenteerde Draak met haar proefschrift en beëindigde zijn brief aldus: ‘Als U op Uw levensweg het Boek van de Liefde tegenkomt, en de drager ervan U aanstaat, smijt dan alle papieren boeken van U af, en zorg dat U datgene wordt waarvoor de natuur u bestemd heeft: een lieve, opgewekte Echtgenoote en Moeder.’ Draak werd in 1955 als eerste vrouw gekozen tot lid van de Afdeling Letterkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en vervulde daarin een bescheiden voorbeeldrol.
Wereldmythologieën
Het belangrijkste wat Maartje Draak aan haar vader te danken had, was dat hij haar had leren kijken. Deze gave staat centraal in het boeiende hoofdstuk over haar belangstelling voor Aziatische kunst. Draak bleek een begenadigd verzamelaar die weliswaar ‘op de penning’ was, maar soms ook grote bedragen kon neertellen voor een stuk dat haar trof. Het resultaat was een woning (over)vol topstukken van Aziatisch keramiek, een ‘konijnenpaadje’ leidde naar een schrijftafel die beladen was met boeken over Arturistiek en Keltologie. De foto’s spreken boekdelen. Haar grote collectie vermaakte ze aan de Vereeniging van vrienden der Aziatische Kunst, waarvan ze jarenlang bestuurslid was. Zelf zegt Draak over de twee passies in haar leven: ‘Ik meen ondervonden te hebben dat Aziatische voorwerpen plus Europese teksten pas een stereoscopische kijk mogelijk maken op de wereldmythologieën waarin wij mensen leven. Het heft een grote ongewenste eenzijdigheid op.’
De aard van de draak
Gerritsen kon voor zijn biografie gebruikmaken van het complete, wetenschappelijke en persoonlijke, archief van Draak en van haar bibliotheek. Zo citeert hij fraai uit de hartelijke briefwisseling met haar ouders. In een van de slothoofdstukken, ‘De aard van de draak’ probeert Gerritsen het karakter van Maartje Draak te schetsen. Hij schrijft over haar ironie en over haar lef. Hij geeft treffende voorbeelden van haar soms hoekige, wat bruuske optreden, door J. Voskuil vereeuwigd in het excentrieke personage Kaatje Kater in Het Bureau. Haar liefde voor de natuur, vooral voor vogels, en science fiction komen kort aan de orde. Toch lijkt Gerritsen niet te diep te durven graven in de psyche van zijn promotor. Koos Draak bijvoorbeeld bewust voor een leven zonder partner? Gerritsen citeert wel uit het dagboek dat zij bijhield tijdens het ’verblijf in de binnenlanden’ van Ierland in de zomer van 1947:
‘De grote vraag is steeds hoe het zit met ‘de eenzaamheid’? Met andere woorden: hoe leef ik eigenlijk? Want er is een drijfveer: iets en blijkbaar heel groot en belangrijk deel van mezelf drijft me deze kant op, deze wildernis in, want een eenzame wildernis is het. Hoe zou ’t zijn als je deze dingen getweeën deed? Zou ik niet verschrikkelijk graag een partner hebben op deze exploraties? En hoe goed of slecht ben ik gezelschap voor mezelf?’
Maar hij geeft helaas geen enkele duiding van dit fragment. Ook over zijn eigen ervaringen als promovendus van Draak vertelt hij niets (hij noemt zichzelf in derde persoon). Elders is Gerritsen als biograaf wel in de eerste persoon aanwezig, vooral als hij zijn waardering voor Draaks meesterschap als docente uitspreekt.
Smaakmaker
Een goede biografie nodigt uit om het werk van de biografeling te gaan lezen of bekijken. Dat doet Verhalen van de drakendochter zeker. Als studente Nederlands moest ik in de jaren negentig uiteraard De reis van Sinte Brandaan lezen en nu snelde ik naar de boekenkast om mijn exemplaar weer eens door te bladeren. De vijf columns die Maartje Draak schreef voor het tijdschrift Raad en daad, opgenomen in de Appendix, smaken naar meer. Bovenal krijg je door deze biografie zin om Ierse sprookjes te gaan lezen, het liefst in Ierland zelf. Zodat je met eigen ogen Draaks geliefde binnenlanden van Connemara kunt bewonderen: ‘In plaats van de groene velden domineren nu de kaal-lijkende bruinachtige moeras-landen met hun grijze rotsstenen en in de verte oprijzende heuvelreeks, de onvolprezen Twaalf toppen (Twelve Bens), verglijdend in tint van groen-grijs tot donkerblauw naar gelang van de overtrekkende wolken.’
Verhalen van de drakendochter. Leven en werk van Maartje Draak (1907-1995)
Willem Gerritsen
Met een bibliografie van Maartje Draak door Marc Schneiders† en Kees Veelenturf.
Hilversum, Verloren.
ISBN 9789087047696
Verschenen in juli 2019