Marinus van der Goes van Naters (1900 – 2005) was een kleurrijk politicus. Geboren in een protestants-liberaal gezin in het katholieke Nijmegen werd hij zelf een vooraanstaande vertegenwoordiger van de sociaaldemocratie. Voor de Tweede Wereldoorlog voor de SDAP, daarna voor de PvdA. Van 1937 tot 1967 zat hij namens die partijen in de Tweede Kamer, waarvan een aantal jaren als fractievoorzitter. Anne-Marie Mreijen schreef zijn biografie, De Rode Jonker, de eeuw van Marinus van der Goes van Naters, waarop ze promoveerde aan de Universiteit van Utrecht.
Hij was kleurrijk in zijn kledingkeuze (ribfluwelen knickerbocker met geblokte kousen), in zijn taalgebruik:
“Drees was een fatsoenlijk stuk kurk eigenlijk. Razend knap hoor, dat stuk kurk had altijd alles gelezen wat er maar te lezen viel maar je had nooit de indruk dat het tot zijn gemoed sprak.”
en in zijn afkomst als jonkheer:
“Als mensen sneren dat het bijzonder makkelijk is om met een glas martini in de hand voor het haardvuur in je kapitale Wassenaarse woning te oreren over het socialisme geef ik ze groot gelijk. Ik heb ooit opgeruimd geroepen dat ik een salonsocialist ben.”
In haar inleiding zegt Mreijen nadrukkelijk dat ze een wetenschappelijke biografie heeft geschreven. Ze zet zich af tegen wat zij noemt ”traditionele politieke biografieën” zoals die verschenen over veel van de tijdgenoten van Van der Goes van Naters. Politieke zwaargewichten als Beel, Romme, Drees, Vorrink en Schermerhorn. “Het zijn vaak goedgeschreven en veelgelezen biografieën […] maar het draait vooral om het publieke leven en de prestaties van de meestal mannelijke hoofdpersonen”, vindt Mreijen. De tegenstelling die ze daarmee suggereert tussen wetenschappelijk enerzijds en goed geschreven en veelgelezen anderzijds lijkt mij persoonlijk niet juist maar verklaart wel de opzet van haar boek.
Mreijen heeft ervoor gekozen om een voornamelijk feitelijk verslag te geven van de rol die Van der Goes van Naters speelde in een aantal politieke vraagstukken van zijn tijd en dat waren niet de minste. Om er maar drie te noemen: de wederopbouw van Nederland na de oorlog, de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië en de Europese eenwording. Mreijnen omschrijft zijn denkbeelden, geeft een hypothese over het ontstaan daarvan en doet verslag van de effectiviteit ervan. Dat levert een gedegen biografie op en een uitstekende ingang voor iedereen die wetenschappelijk onderzoek doet naar de Nederlandse politiek in de jaren van de wederopbouw maar ze weet wat mij betreft de hoofdpersoon van haar boek niet tot leven te brengen.
Ik vind dat jammer, vooral omdat het om zo’n apart figuur gaat. Iets meer sjeu had de biografie naar mijn idee goed gedaan. Dat bewijst het hoofdstuk over de Indonesische onafhankelijkheid. Het donderde en knetterde in die jaren na de oorlog tussen de PvdA-ers Van der Goes, fractievoorzitter, zijn partijvoorzitter Koos Vorrink (volgens Van der Goes een “onintellectuele krachtfiguur”) en premier en stuk kurk Willem Drees. Als Vorrink een interview geeft over de kwestie Indonesië schrijft Van der Goes hem een brief met de retorische vraag of
“een zodanig mededeling tot het ambtsterrein van de voorzitter van de partij behoort en of niet in ieder geval overleg met de Fractie-Voorzitter juist was geweest”.
Vorrink antwoordt per kerende post:
“je aanmerking op mijn interview […] doet mij de gal overlopen […] ik raad je ernstig
aan je niet te begeven in een poging om mij uit de politieke leiding van de partij te dringen of mij eventueel tot jouw echo te maken. Die poging is bij voorbaat tot mislukking gedoemd.”
Van der Goes vindt in diezelfde kwestie Indonesië dat Drees hem er te weinig bij betrekt maar dat weerhoudt hem er niet van om zich dan maar op eigen houtje mee te bemoeien en een brief te schrijven aan een Indonesische leider.
Drees is op zijn geheel eigen wijze ‘not amused’
“Ik gevoel mij door deze gang van zaken wel zeer bezwaard.”
Maar Van der Goes geeft niet toe:
“Is het een wonder dat ik iets meer mijn eigen weg ga[…] het kabinet eist zoveel van je dat de realiteit der fracties daarbij verbleekt en voor mij is het omgekeerde het geval.”
In dat soort voorbeelden komt de politicus Van der Goes van Naters ineens tot leven. En zijn biografie ook. Maar het gebeurt slechts sporadisch. Mreijen heeft zoals gezegd een bewuste keuze gemaakt in het soort biografie dat ze heeft willen schrijven. Die keuze leidt er wat mij betreft toe dat ze het leven van haar hoofdpersoon zo heeft verknoopt met de geschiedenis van zijn tijd dat de mens of de politicus Van der Goes van Naters er nauwelijks uit naar voren komt. En voor zo’n kleurrijk mens vind ik dat toch een gemiste kans.
De rode jonker
Marinus van der Goes van Naters, 1900-2005
Anne-Marie Mreijen
Boom Geschiedenis
ISBN 9789089533395
Verschenen in februari 2018