Andries Sternheim: “Wij horen allen opvoeders te zijn”

“Vergeten binnen de Frankfurter Schule’ luidt de ondertitel van Bertus Mulders biografie van Andries Sternheim (1890-1944). Mulders programmatische titel belooft een eerherstel voor deze Joodse medewerker van het Institut für Sozialforschung. Die belofte lost de biograaf volledig in.

Bertus Mulder studeerde arbeidssociologie en was docent sociale geschiedenis. Hij is bijzonder goed thuis in de geschiedenis van de sociaaldemocratie. Eerder schreef hij biografieën over Jaap Nieuwenhuize, Fokje Pasma, de muze van Pieter Jelles Troelstra en Sophie Louisa Kwaak (ook betrokken bij de Frankfurter Schule). Hij promoveerde in 1991 aan de Rijksuniversiteit Groningen op Andries Sternheim en pakte met deze biografie zijn eerdere onderzoek weer op.    

Diamantwerker

Andries Sternheim wordt geboren in 1890 in een geassimileerd Joods milieu. Hij werkt naar het voorbeeld van zijn moeder Sara Keetje Biallosterski in de diamantindustrie. Als leerling wordt hij lid van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond (ANDB). Geïnspireerd door voorman Henri Polak wordt hij een enthousiast voorvechter van (het culturele werk van) vakbonden en het internationale socialisme. Door het volgen van vakbondscursussen ontwikkelt Sternheim zich snel. Hij leert vreemde talen en slaagt in 1910 voor de MO-akte Staathuishoudkunde en Statistiek (economie). Zijn levensmotto wordt “Wij horen allen opvoeders te zijn”. Hij schrijft zijn vingers blauw aan artikelen en analyses. De werkende vrouw heeft zijn speciale belangstelling en hij heeft al vroeg oog voor de agressie van het kapitalistische Japan.

Ambtenaar

Na een periode van werkloosheid kan Sternheim als ambtenaar aan de slag bij het Gemeentelijk Werkloosheidsfonds. De internationale politieke verhoudingen, die op scherp staan door de Eerste Wereldoorlog, hebben zijn grote belangstelling. In 1920 gaat hij werken als hoofd van de bibliotheek en de afdeling onderzoek en documentatie op het secretariaat van het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV) in Amsterdam. Hij houdt zich onder meer bezig met de achturige werkdag én met de invulling van de vrije tijd die arbeiders daardoor hebben. Hij krijgt een groot netwerk binnen en buiten de SDAP en werkt samen met vrienden als Bob van Gelderen, Sam Koperberg, Bob Levy en de latere Amsterdamse wethouder Emanuel Boekman. De vaste baan geeft Sternheim de mogelijkheid om een gezin te onderhouden. In augustus trouwt hij met Lien Cohen (1898), de schoonzus van zijn vriend Jo de Swarte. Ze krijgen twee kinderen: Leonard (1924) en Paul (1926). Lien wordt ‘emotioneel en direct’ genoemd en is een tegenpool van haar acht jaar oudere, bedachtzame en empathische man.

Genève

Sternheim wordt gezien als een vooraanstaand sociaaldemocraat in Nederland. In het internationale werk komt Sternheim in contact met de leiding van het Institut für Sozialforschung, beter bekend als de Frankfurter Schule, dat sociaalwetenschappelijk onderzoek doet. Het Institut was in 1924 opgericht als onafhankelijk, marxistisch onderzoeksinstituut in Frankfurt. Het werd gefinancierd door een grote gift van miljonair Felix Weil en diens vader, de Duits-Argentijnse ondernemer Herman Weil. Sociaal-filosoof Max Horkheimer vraagt Sternheim in 1931 om de dépendance in Genève te gaan leiden, waar het Institut veilig is voor Hitlers NSDAP. Sternheims taak is om daar de diplomatieke contacten te onderhouden met de Volkenbond en de Internationale Arbeidsorganisatie. Ook doet hij zelfstandig onderzoek naar gezinsontwikkelingen en vrije tijd. Sternheim en zijn gezin hebben het uitstekend naar hun zin in Genève. Hij zit er echter in een geïsoleerde post. Horkheimer en Sternheim mogen elkaar en discussiëren veel, maar er ontstaan ook spanningen tussen hen en met Theodor Adorno. Sternheim, met zijn eigen ervaring met de proletarische levensstijl, is terechtgekomen in een milieu van jongere academisch opgeleide, gepromoveerde linkse filosofen van gegoede Joodse komaf. Er is een groot verschil in hun maatschappelijke ervaring en wereldbeeld. Sternheim heeft inhoudelijke kritiek op artikelen over de gezagsverhoudingen binnen het gezin. Speelt dat ook een rol als hij in 1938 op een zijspoor wordt gemanoeuvreerd? De leiding verhuist naar de Verenigde Staten, maar voor Sternheim is daar geen positie. Er is zelfs geen plek meer voor hem in Genève, vindt de leiding, zogezegd vanwege de verslechterende financiële situatie van het instituut. Door grondig ‘follow the money’ archiefonderzoek concludeert Bertus Bakker dat het helemaal niet zo slecht ging met de financiën en dat Sternheim dat zelf ook wist. Er waren zeker mogelijkheden geweest om Sternheim in Zwitserland te behouden of naar de VS te halen. Dan was hem en zijn gezin de dood in Auschwitz bespaard gebleven.

Andries Sternheim (1890-1944)

Amsterdam

Want terug in Amsterdam begint voor Sternheim een lijdensweg van verbroken beloftes, steeds minder geld krijgen van het Institut en een slechtbetaalde baan bij een kantoor voor distributiebonnen. Na de inval van de Duitsers op 10 mei 1940 willen de Sternheims via IJmuiden vluchten, maar dat lukt niet. Sternheim houdt moed, ook als hij zijn werk bij de gemeente Amsterdam kwijtraakt en niet op de ‘Barneveld-lijst’ terecht komt. Hij zet een illegaal ‘ophaalnetwerk’ van distributiebonnen op en geeft clandestiene lezingen en cursussen. Uiteindelijk moet zijn gezin onderduiken, maar alle vier Sternheims worden opgepakt of verraden en worden in 1944 in Auschwitz vermoord.

Onder de navrante titel ‘Balling in eigen land’ gaf Bertus Mulder in 2023 het belangwekkende dagboek uit dat Andries Sternheim heeft achterlaten. Sternheim begon ermee in de onderduik, in mei 1943. Hij wilde een persoonlijk onderduikverslag nalaten voor zijn zonen én wilde geschiedenis schrijven, als waarnemer en als commentator. Het lukte hem om zijn dagboek via de chauffeur van zijn arrestatiewagen in veiligheid te brengen. Daarom weten we wat Sternheims laatste optimistische aantekeningen waren, 24 november 1943, gericht aan zoon Paul die net is opgepakt: “Wij willen ons gereed houden voor een betere tijd die toch weer zal komen.”  

Encyclopedische kennis

Van mij had Mulder in zijn biografie nog méér mogen citeren uit dit dagboek, omdat het de lezer dichter bij de mens Andries Sternheim brengt. Die blijft soms wat op afstand, als Mulder de ingewikkelde discussies tussen de internationale sociaaldemocraten en marxisten tussen 1910 en 1940 toelicht. Het is wel duidelijk dat Mulder bijzonder positief is over het karakter van zijn biografeling. Hij waardeert het vooral dat Sternheim niet boog voor de druk van de omstandigheden en het daarbij horende pessimisme in het interbellum. Hij heeft ontzag voor zijn grote intelligentie en de ‘encyclopedische kennis’ van de sociaaldemocratische opvoeder en van diens vertrouwen in een vreedzame toekomst. Ook citeert Mulder tijdgenoten die Sternheim ‘ontzettend vriendelijk, ‘een goed spreker met gein’ en getalenteerd moppenverteller noemen. Sternheim was alleen lichamelijk niet sterk en was ‘vatbaar voor griep bij spanning’. Misschien was het beeld genuanceerder geweest als Mulder meer persoonlijke bronnen had, maar hij schrijft: “Mij staat nog heel helder voor ogen hoe Sternheims nicht ons de plaats aanwees waar na het overlijden van Jo de Swarte de correspondentie met Andries Sternheim was verbrand.”

Mulder is arbeidssocioloog en heeft zijn belangrijkste doel met dit boek bereikt: hij wilde de positie van Sternheim binnen de discussies in internationale intellectuele kring inzake de Frankfurter Schule beter markeren. Arbeid is de centrale categorie in het denken van Sternheim. Heel nauwkeurig volgt hij de ontwikkeling van sociale verhoudingen in Europa, ook in tijden van economische crisis. In zijn inleiding schrijft Mulder: “Ik was en ben overtuigd dat de persoon van Andries Sternheim en zijn benadering van maatschappelijke en politieke vraagstukken van grote betekenis zijn voor de geschiedschrijving van de sociaaldemocratie, het Interbellum en van die van de Frankfurter Schule.” Het boek is ook geslaagd als treurig voorbeeld van een Joods gezin dat gered had kunnen worden van de vernietiging.

Andries Sternheim (1890-1944). Vergeten binnen de Frankfurter Schule
Bertus Mulder
Uitgeverij Noordboek
ISBN hardcover 9789464714180
Verschenen in oktober 2025

Bestelinformatie

Bestel als hardcover bij bol.com (€ 29,90)

Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse werkt als freelance redacteur, journalist en biografisch onderzoeker. Zij publiceerde over Louis Couperus, Carry van Bruggen en Clare Lennart. In juni 2017 promoveerde zij op het proefschrift Voor ’t gewone leven ongeschikt. Een biografie van Clare Lennart. Haar tekstbureau heet Leven in Woorden

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in