Hoe het verzet en de onderduik in de Tweede Wereldoorlog werden bekostigd is bij het grote publiek vooral bekend uit de film Bankier van het verzet uit 2018. De centrale figuren in de film waren de broers Walraven (Wally) en Gijs van Hall, gespeeld door Barry Atsma en Jacob Derwig. Willem de Bell was als historisch adviseur bij de film betrokken. De bekostiging van het verzet heeft hem ook daarna niet meer losgelaten. Hij dook de archieven in om tot in detail te reconstrueren hoe een en ander in zijn werk ging. Zijn zoektocht, die hij beschrijft als boekhoudkundige archeologie, heeft geleid tot het boek Het krijtstrepenverzet en de broers Van Hall, 1943 – 1945.
Geld voor de onderduik
Voor financiële steun aan de onderduik en het verzet was, naarmate de Tweede Wereldoorlog vorderde, steeds meer geld nodig. In het begin van de oorlog betrof het financiële hulp voor de families van zeelieden, Joden en ondergedoken verzetsstrijders. De behoefte aan geld nam toe toen tienduizenden mannen onderdoken om zich na de April-meistakingen van 1943 aan de arbeidsinzet te onttrekken. Vanaf september 1944 was er steun nodig voor de 30.000 spoorwegmedewerkers die meededen aan de Spoorwegstaking. In de eerste jaren van de oorlog kwam het geld vooral uit giften van particulieren, ondernemers en kerken en uit eigen middelen van onderduikers en degenen die hen hielpen. Vanaf 1943 werd geprobeerd om via de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) de onderduik te coördineren en meer geld hiervoor binnen te halen. Daarbij was het essentieel om het inzamelen van geld en het distribueren daarvan via regionale en plaatselijke contactpersonen en koeriers strikt gescheiden te houden. Er moest zo weinig mogelijk worden vastgelegd om de gevolgen bij ontdekking en verraad te beperken. Alleen aan de top kwamen de twee lijnen bij elkaar en de broers Van Hall waren daarbij spinnen in het web.
Zeemanspot
Wally en Gijs van Hall kwamen uit een deftige Amsterdamse bankiersfamilie. Hun vader was handelaar in effecten en een tijdlang voorzitter van de Vereniging voor de Effectenhandel. Wally koos aanvankelijk voor een loopbaan bij de koopvaardij, maar in 1928 voegde hij zich bij zijn broer Gijs die op Wall Street werkte. Daar raakten ze doorkneed in de effectenhandel en maakten ze de beurskrach van 1929 mee. In de jaren dertig keerden ze terug en vestigden zich als effectenmakelaars in Amsterdam. De eerste financiële activiteit waarbij ze in de oorlog betrokken raakten was de Zeemanspot. De achttienduizend zeelui die op 10 mei 1940 op zee waren kregen het bevel om naar een neutrale haven te gaan. Daar kregen ze door de regering in ballingschap een vaarplicht opgelegd voor de rest van de oorlog. Meer dan duizend Nederlandse schepen gingen als bevoorradingsschip voor de geallieerden varen. Om de zeelieden te ontmoedigen maakten de Duitsers al snel het overmaken van gages naar hun familie in Nederland onmogelijk. In Nederland werden verschillende fondsen opgezet om de families van zeelieden te ondersteunen.
De gebroeders Van Hall zijn regionale vertegenwoordigers van de Zeemanspot in het westen van Nederland. Er ontstaat discussie over de vraag of de activiteiten van de Zeemanspot ook naar andere groepen, zoals Joden en verzetsstrijders, moeten worden uitgebreid. Wally van Hall is hier een voorstander van maar anderen willen de steun strikt beperken tot de zeelieden. Daarop richten Wally van Hall en Iman van den Bosch het Nationaal Steun Fonds (NSF) op, dat zich ten doel stelt om door financiële steun het verzet en de onderduik in Nederland in brede zin te bevorderen. Nadat de Nederlandse regering in ballingschap begin 1944 aan het NSF een garantie heeft afgegeven dat alle leningen na de oorlog zullen worden terugbetaald bedenkt Gijs van Hall ingenieuze constructies om geld los te krijgen bij financiële instellingen en die zodanig te administreren dat de Duitsers er geen vinger achter kunnen krijgen.
Vervalst schatkistpapier
Het NSF weet in de oorlog 106 miljoen gulden in te zamelen waarvan bijna 84 miljoen gulden wordt uitgeven. Er resteert een batig saldo van 22 miljoen gulden dat wordt bestemd voor een fonds dat na de oorlog steun zal gaan verlenen aan nabestaanden van verzetsstrijders en oorlogsslachtoffers. Het tragische is dat Wally van Hall in januari 1945 wordt gearresteerd tijdens een verraden bijeenkomst van dit Fonds 1940/44 in oprichting. Hij wordt in februari 1945 gefusilleerd als represaille voor een aanslag, zonder dat de Duitsers op dat moment zijn rol in de financiering van het verzet hebben kunnen doorgronden.
Het NSF, in de volksmond de Bankier van het Verzet, is vooral bekend geworden door een aantal spectaculaire acties zoals inzamelen van geld bij financiële instellingen met waardeloos geworden aandelen als onderpand en het vervangen van schatkistpromessen uit de kluizen van De Nederlandsche Bank door vervalsingen, waarna het buitgemaakte schatkistpapier bij financiële instellingen wordt ingewisseld voor contant geld. Uit de reconstructie van de activiteiten blijkt dat veel mensen bij De Nederlandsche Bank, andere banken, verzekeringsmaatschappijen, effectenkantoren en de Belastingdienst hebben meegewerkt aan de bekostiging van het verzet en de onderduik. Gezamenlijk vormden zij het krijtstrepenverzet. De kracht van de aanpak van de broers Van Hall was hun besef dat de financiële wereld wilde meewerken, onder voorwaarde dat ze zichzelf en hun gezinnen niet in gevaar zouden brengen. Gijs bedacht constructies die het mogelijk maakten om geldstromen naar het verzet er uit te laten zien als normale handelstransacties. De reputatie van de broers en hun netwerk in de financiële wereld, in combinatie met de garantie van de regering in Londen dat alles na de oorlog zou worden terugbetaald, haalden belangrijke mensen uit de financiële wereld over om mee te werken.
Reconstructie
Willem de Bell heeft met zijn graafwerk het nodige toegevoegd aan de kennis over de bekostiging van het verzet, dat op hoofdlijnen bekend was. Hij beschrijft het genereren van inkomsten voor het verzet en het uitgeven van het geld met Amsterdam als decor. Voor de inzamelingskant is dat niet erg omdat de belangrijkste financiële instellingen zoals De Nederlandsche Bank en de Effectenbeurs zich in Amsterdam bevinden. De uitgavenkant, de ondersteuning van verzetsactiviteiten en onderduik, was een landelijke activiteit dus hier is het wat meer bezwaarlijk dat de beschrijving beperkt blijft tot Amsterdam. Voor mij is het belangrijkste onderwerp in het boek de beschrijving van de verwevenheid tussen legale en clandestiene activiteiten in de financiële wereld. Joden werden vanaf 1941 door de bezetter gedwongen om al hun geld, aandelen, verzekeringspolissen, sieraden en kunstwerken onder te brengen bij de ‘roofbank’ Lippmann, Rosenthal en Co. Via een schaduwbank, de Lirobank, werden de aandelen dan weer verhandeld op de Amsterdamse effectenbeurs. Vermoed wordt dat dit ging om een bedrag van 300 tot 400 miljoen gulden. Vele beurshandelaren waren betrokken bij het verhandelen van de Joodse aandelen en namen tegelijk deel aan de financiering van het verzet. Die verwevenheid van de bovengrondse en ondergrondse bankactiviteiten is er mede de oorzaak van dat de bankencollaboratie na de oorlog nooit tot op de bodem is uitgezocht.
Het krijtstrepen verzet en de broers van Hall, 1943 – 1945.
Willem de Bell
Walburgpers
ISBN paperback 9789462499942
ISBN e-book 9789462499959
Verschenen in november 2024
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (€ 24,99)Bestel als e-book bij bol.com (€ 12,99