Bij de 36 portretten in hun Erflaters der Nederlandse beschaving (1939) hebben de vermaarde historici Jan en Annie Romein wel Gijsbert Karel van Hogendorp, maar niet Pieter Vreede opgenomen. Pas in de vijfde druk (1973) van hun standaardwerk De lage landen bij de zee heeft Annie Romein opgemerkt, dat toch Pieter Vreede meer dan Gijsbert Karel van Hogendorp als stichter van het moderne Nederland moet worden aangemerkt. En zij voegde daaraan toe dat “wie zijn historische verdienste erkende ook moest toegeven, dat zomin zijn eigen tijd als de latere jaren hem naar die verdienste gehuldigd heeft”. Het geeft de ambivalente positie van Pieter Vreede weer in de Nederlandse historiografie.
Al vaak werd vastgesteld, dat een goede biografie van hem ontbrak. Maar nu is er dan eindelijk een mooie en interessante levensbeschrijving van deze patriotse activist en Bataafse politicus, geschreven door Dirk Alkemade, als historicus verbonden aan de Leidse Universiteit. Hoewel persoonlijke documentatie over Vreede slechts beperkt beschikbaar is, heeft Alkemade niettemin bewust gekozen voor de biografische methode. Deze geeft zijn historische verhandeling over de geschiedenis van democratische ideeën en politieke processen veel scherpte. De auteur is onlangs in Leiden gepromoveerd op deze studie.
Radicale patriotse leider
Biograaf Alkemade schetst uitvoerig dat Pieter Vreede – geboren in een zeer welgestelde Leidse familie van doopsgezinde textielfabrikanten – al vroeg lid werd van talrijke genootschappen. Aanvankelijk waren deze apolitiek van aard en vooral gericht op literatuur en wetenschap. Vanaf 1780 kwamen ze voor een deel steeds meer in politiek vaarwater terecht.
Via de uitgever Leendert Herdingh, een medelid van de Leidse doopsgezinde gemeente, kwamen dominee François van der Kemp en Pieter Vreede in contact met de Overijsselse baron Joan Derk van der Capellen tot den Pol. Gezamenlijk zouden deze drie de basis leggen voor de democratische vleugel van de patriottenbeweging, die zich afzette tegen stadhouder Willem V en de met hem verbonden regenten. Pieter Vreede schreef in de jaren 1778-1779 drie gedichten ter ondersteuning van het streven van Van der Capellen om de drostendiensten, de gedwongen arbeid van landbouwers, af te schaffen. In een vierde gedicht kwam hij regelrecht in het geweer tegen de stadhouder en zijn pro-Engelse politiek.
De Vierde Engelse Oorlog die in 1780 uitbrak, leidde tot een verheviging van de kritiek op de stadhouder. Het pamflet Aan het Volk van Nederland, geschreven door Van der Capellen, inspireerde Vreede opnieuw tot twee fel anti-orangistische gedichten. Zijn daaropvolgende politieke gedichten met een kritische inhoud werden steeds radicaler van toon.
Alkemade laat zien dat Vreede in 1783 ook fundamentele politieke ideeën begon te ontwikkelen. Hij gebruikte als een van de eersten de term volksregering bij representatie, een term die ook haar weg zou vinden in het Leids Ontwerp, een zeer invloedrijk politiek document, waaraan Vreede meewerkte. Het lag ter tafel in de eerste Hollandse Vergadering van Gewapende Burgerkorpsen die in oktober 1785 in Leiden werd gehouden. Deze vrijkorpsen werden opgericht om de patriotse beweging te ondersteunen, waarbij Vreede een van de leidende krachten was. Alkemade meent, dat de nationale en provinciale vergaderingen van vrijkorpsen meer bestudering vragen.
Toespitsing van de politieke tegenstellingen
De auteur schetst vervolgens hoe in het najaar van 1785 de politieke tegenstellingen zich toespitsen, doordat de Staten van Holland het vertrouwen in stadhouder Willem V opzegden. Deze verliet daarop Den Haag en nam de wijk naar Apeldoorn. In november 1786 verplaatste hij zijn hof naar Nijmegen.
Bij onderhandelingen tussen vertegenwoordigers van de Hollandse Vergadering van Burgerkorpsen en de stadhouder over een herstel van diens positie speelde ook Vreede een rol. Later in 1820 zou Vreede verklaren, dat als de stadhouder was ingegaan op de voorwaarden van zijn delegatie er toen al een soort constitutionele monarchie zou zijn ontstaan. Alkemade memoreert ook het weinig bekende gegeven dat Vreede als lid van burgercommissie van de Hollandse Vergadering eind juni 1787 een rol speelde bij de aanhouding van de echtgenoot van Willem V, Wilhelmina van Pruisen, bij Goejanverwellesluis. Vreede drong toen aan op het in gijzeling houden van de prinses in slot Loevestein. Mochten de Pruisen aanvallen “dan zou haar hoofd vliegen”. Tegen zijn zin werd echter besloten haar terug te laten keren naar Nijmegen. Vreede concludeerde later dat men zo “een gewonnen zaak uit vrijen wil verloren gaf”.
Onderschatting
Alkemade meent in overeenstemming met de militair historicus Olaf van Nimwegen, dat in de literatuur de macht van de patriotse burgerkorpsen onderschat is. Vreede trok in de maanden augustus-september 1787 met een Vliegend Legertje langs verschillende Hollandse steden om te zorgen dat de stadsbesturen werden gezuiverd van orangisten. De macht van de Hollandse Vergadering kon pas doorbroken worden, toen het Pruisische leger in september 1787 de Republiek binnenviel en rigoureus een einde maakte aan alle patriotse hervormingspogingen. Voor Alkemade symboliseert de Pruisische inval niet de zwakte van de patriotse burgerbewapening, maar juist het tegendeel. Zonder krachtige hulp van buitenaf was noch de stadhouder noch enige andere partij in staat de politieke macht van de burgerpatriotten te doorbreken.
De eerste Bataafse jaren
Alkemade beschrijft vervolgens dat Vreede na de Pruisische inval en de uiteindelijke overgave van Amsterdam in oktober 1787 naar Lier en daarna naar Tilburg in Staats-Brabant vluchtte. Vreede leidde daar het grootste deel van de tijd een weinig opzienbarend bestaan als fabrikant. Wel speelde hij na de Bataafse revolutie van januari 1795 nog een essentiële rol bij het bezorgen van zelfbestuur aan Brabant.
Bij de verkiezingen voor de nieuwe Nationale Vergadering, het eerste gekozen Nederlandse parlement, werd Vreede in februari 1796 in het kiesdistrict Bergen op Zoom verkozen als afgevaardigde. Alkemade signaleert dat in deze tijd een kentering optrad in het politieke denken van Vreede. Deze meende dat hij in Brabant het verkiezingsproces mocht frustreren en er met manipulaties voor mocht zorgen dat de juiste kandidaten werden gekozen, aangezien volgens hem vele conservatieve kiezers “verkeerde opvattingen” hadden.
De Nationale Vergadering stelde zich als belangrijkste taak om de eerste grondwet voor de Bataafse Republiek tot stand te brengen. Alkemade stelt vast dat Vreede in zijn bijdragen aan de discussie daarover veel bezieling toonde. Hij was erg welsprekend, maar hij maakte zich door zijn openlijke driftbuien niet bij iedereen geliefd. Hij kon bovendien erg slecht tegen kritiek.
Door zijn zeer actieve optreden werd Vreede de leider van de Republikeinse partij, die gaandeweg ontstond. De fractie van radicale hervormingsgezinde afgevaardigden zette zich in voor een centrale eenheidsstaat, die de federatie van zelfstandige provincies zou vervangen, en pleitte tevens voor een verregaande mate van volksinvloed. Ook toonde Vreede zich in een zeer emotioneel betoog voorstander van de afschaffing van de slavernij. Hij was daarmee zijn tijd ver vooruit. Zijn voorstel om deze afschaffing in de grondwet op te nemen, werd met grote meerderheid verworpen. En ondanks zijn zeer bezielende betoog kwam Vreede er later niet op terug. Overigens kende zijn gelijkheidsstreven ook zijn grenzen, zo was hij geen voorstander van het vrouwenkiesrecht.
In de zomer van 1797 kwam een eerste grondwetsontwerp gereed. Dat werd in een referendum voorgelegd aan de bevolking. Er was veel kritiek op het ontwerp, het zogeheten “Dikke Boek”. Mede door het verzet van Vreede en zijn Republikeinen werd het ontwerp verworpen. Toen na de verkiezingen van september 1797 de radicale hervormingszinden weliswaar versterkt uit de bus kwamen maar het streven naar een radicale staatregeling in een impasse kwam te verkeren, gingen Vreede en de zijnen een staatsgreep voorbereiden om deze te doorbreken.
Radicalen aan de macht
Vreede leidde de staatsgreep, waarmee de radicale hervormingsgezinden in januari 1798 aan de macht kwamen. Een aantal afgevaardigden verdween uit de in september 1797 gekozen Nationale vergadering, die zich nu Constituerende Vergadering ging noemen. Er werd een voorlopig Uitvoerend Bewind van vijf leden gevormd, waarvan Vreede deel ging uitmaken. Het was wel ironisch dat Vreede in eerdere discussies zijn vrees had uitgesproken dat de leden van het uitvoerende bewind teveel macht zouden krijgen. Vreede omschreef de leden van deze staatsraad toen als “vijf koningen” of “oostersche despoten” die meer macht en invloed kregen dan de stadhouders ooit hadden gehad. Maar zelf ging hij nu deel uitmaken van een uitvoerend bewind, dat felle kritiek kreeg vanwege zijn willekeurige daden en despotisch karakter. Overigens constateert Alkemade, dat Vreede minder daadkrachtig was dan voor de staatsgreep. Zo waren vooral zijn collega’s betrokken bij het aantrekken van acht agenten, die de vakdepartementen gingen leiden. Het redigeren van een nieuwe constitutie werd overgelaten aan een zevenkoppige commissie onder leiding van Willem Ockerse.
Direct na de staatsgreep werden vergaande zuiveringen uitgevoerd, in de vorm van ontslag uit ambten en uitsluiting van kiesrechten. Er was sprake van een grootscheepse zuivering van nationale politici, van provinciale en lokale bestuurders, van ambtenaren en van het electoraat. Alkemade stelt met veel nadruk vast dat de zuiveringen geen bijkomstigheid waren, maar voor Vreede behoorden tot de centrale doelen van de staatsgreep van 1798. Hij was er niet op uit om tegenstanders te overtuigen, maar wel om ze weg te werken. Het staat vast dat er met nogal wat willekeur werd gezuiverd. Niet alleen federalisten en oranjegezinden, maar ook vele gematigde hervormingsgezinden waren het slachtoffer.
Alkemade geeft aan dat de zuiveringen en vooral de uitwassen tot hevige verontwaardiging leidden en te boek kwamen te staan als de Bataafse Terreur. Invloedrijke gematigd hervormingsgezinden als de bewindsman van Financiën Alexander Gogel en Samuel Wiselius waren woedend toen op 15 maart 1798 het politiek verwante stadsbestuur van Amsterdam werd afgezet, dat enkele maanden eerder verkozen was. De stad begon volgens hen te lijken op een “revolutionaire commune”. Voor Gogel was het de directe aanleiding om zelf een tegencoup te gaan voorbereiden.
Nadat op 23 april een radicaal-democratische staatsregeling bij referendum aanvaard was, besloten Vreede en de zijnen ook nog zonder nieuwe verkiezingen de zittende leden van de Constituerende Vergadering en van het Uitvoerend Bewind te handhaven. Alle bezwaren daartegen woven zij volledig weg. Een staatsgreep van de gematigd hervormingsgezinden op 12 juni was het gevolg. Na krap vijf maanden betekende dat het einde van het bestuurlijke bestaan van Pieter Vreede.
Wrok, politieke isolatie en vlucht in literatuur
Vreede raakte na de staatsgreep van 12 juni 1798 politiek geheel geïsoleerd. Dat was deels een gevolg van de wrok die hij aanvankelijk tegen de nieuwe machthebbers koesterde. Maar het was toch vooral door hun radicale en agressieve imago dat hij en zijn groep medestanders voorgoed buitenspel kwamen te staan Hij probeerde nog wel gunsten te verkrijgen van nieuwe machthebbers als koning Lodewijk Napoleon en koning Willem I. Maar dat had weinig resultaat. Schrijnend was dat hij in 1815 nog een knieval meende te moeten maken voor de nieuwe monarch. Over zijn komst van de nieuwe vorst schreef de oud-revolutionair Vreede in 1815 in een Gedenkschrift:
“Tien duizende, honderd duizende knieën buigen zich voor hem. Tien duizende, honderd duizende blijde tongen roepen hozanna hozanna, heil onzen verlosser! Geen wantoon word gehoord in het geheele vaderland – Neerlands eenparige stem huldigt Willem den Eerste als souverein vorst der Nederlanden, en zweert hem eeuwige liefde en trouwe”.
Na enige tijd werd hem nog een baantje bij de belastingdienst toegeschoven. Vreede zocht nu vooral zijn toevlucht in literair werk, hij schreef een aantal toneelstukken en romans, die destijds goede recensies kregen. Enkele economische verhandelingen kregen echter weinig respons.
Conclusie
De erfenis van de Staatsregeling van 1798 was een permanente vestiging van het bouwwerk van de eenheidsstaat met een aantal nationale instituten. Daartoe behoorde echter niet de volksregering bij representatie, die ook in de nieuwe grondwet was vastgelegd. Begrippen als volkssoevereiniteit en democratie raakten door het radicale Bataafse bewind van Vreede en de zijnen zelfs in diskrediet. Alkemade stelt vast dat toen geleidelijk een herwaardering van vergaande volksinvloed op gang kwam, nadat deze lange tijd van de baan was geweest, de nagedachtenis van Vreede daarbij geen enkele rol speelde.
Uit het rijk geïllustreerde boek van Dirk Alkemade rijst het beeld op van Pieter Vreede als een belangrijk leider van de patriottenbeweging en een groot debater in de Nationale Vergadering. Deze boeiende historische figuur kan echter zeker geen geslaagd bestuurder worden genoemd, daar verbindende aspiraties en capaciteiten hem ontbraken. Alkemade heeft een mooie en interessante studie toegevoegd aan de historiografie van de overgangsperiode 1750-1850, waar niemand omheen kan die het tijdvak nog verder wil bestuderen.
Radicale democratie. Pieter Vreede (1750-1837) en de Nederlandse revolutie
Dirk Alkemade
Boom
ISBN hardcover 9789024472444
Verschenen in juni 2025
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 39,90)