Als een arts de eed van Hippocrates aflegt, belooft hij of zij zich te houden aan diverse ethische regels. De belangrijkste daarvan is de verplichting naar eer en beste weten medische hulp te verlenen aan zieken en gewonden en enkel en alleen in hun belang te handelen. Hoe kon de Amersfoortse chirurg Nico van Nieuwenhuysen (1889–1967) – die in de Tweede Wereldoorlog tussen september 1941 en maart 1942 als kamparts in Kamp Amersfoort diende en aansluitend tot eind van de oorlog als chef-chirurg namens de Nederlandse Ambulance als Hauptsturmführer voor het SS-Vrijwilligerslegioen aan het Oostfront actief was – dan toch zo de fout ingaan?
Die vraag was voor huisarts Adriaan van Es en journalist Arjeh Kalmann, voormalig hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad en de Amersfoortse Courant, uitgangspunt om samen in het leven ‘van die Van Nieuwenhuysen’ te duiken. Dat besluit namen de twee heren, die elkaar al jaren kennen, langs de kant van een voetbalveld van de Amersfoortse voetbalclub Quick. Kalmann had reeds het nodige geschreven over Kamp Amersfoort. Van Es, tevens huisarts van Kalmann, had een deel van zijn medische opleiding in De Lichtenberg genoten. Aan dat Amersfoortse ziekenhuis is Van Nieuwenhuysen meer dan twintig jaar verbonden geweest. Diens naam had Van Es daar evenwel nooit voorbij horen komen, wel hoorde hij ooit van een tante ‘dat dokter van Nieuwenhuysen, die in de oorlog fout was geweest, zachte handen had gehad toen hij in de jaren dertig haar enkelfractuur behandelde’.
Kalmann en Van Es zijn van dezelfde leeftijd en stonden daar op dat voetbalveld aan de vooravond van hun pensionering. Gezien de verschijning, begin van dit jaar, van hun kloeke biografie hebben ze een uitstekend besluit genomen.
Kleinzoon
Om zijn levensverhaal op te tekenen raadpleegden Van Es en Kalmann het omvangrijke dossier van Van Nieuwenhuysen in het Nationaal Archief in Den Haag. Ook ploegden ze ‘dozen vol raadsbesluiten’ door, daar ze er al snel achter kwamen dat hun studieobject twaalf jaar, tot 1935, namens de Christelijk-Historische Unie (CHU) in de Amersfoortse gemeenteraad had gezeten.
Hun biografie heeft echt meerwaarde gekregen doordat ze in contact kwamen met Nicolaas-John van Nieuwenhuysen, psychiater in Californië. Hij bleek de kleinzoon van de beruchte kamparts te zijn en wilde vanwege de vele vragen die hij zelf had graag meewerken. Alsof hij aan de andere kant van de oceaan op hun bericht had zitten wachten, schrijven Van Es en Kalmann in hun voorwoord. De kleinzoon beschikte bovendien over het hele familiearchief van de Van Nieuwenhuysens; de delen ervan over zijn grootvader heeft hij voor het onderzoek ontsloten. Mede daardoor is ‘Maar ik ben geen schooier’ een mooie mengeling van een feitelijke en persoonlijke biografie geworden.
Berlijn
Nico van Nieuwenhuysen groeit op in Utrecht in een zeer gelovig en tamelijk welgesteld gezin. Na het gymnasium schrijft hij zich in september 1909 aan de Universiteit Utrecht in voor een studie medicijnen. Na zijn artsexamen, zes jaar later, kiest hij voor de specialisatie chirurgie. Die volgt hij deels in Berlijn, aan de Charité-universiteitskliniek, waar de dan wereldberoemde professor August Bier lesgaf en ooit de eerste ruggenprik toepaste.
Duitsland was destijds verwikkeld in de Eerste Wereldoorlog, en Bier werd als Ober-Generalarzt naar het westfront gestuurd. Daar verzorgde hij met assistenten, onder wie naar alle waarschijnlijkheid Van Nieuwenhuysen, gewonde Duitse soldaten. Die kampten vaak met ernstig hoofdletsel door granaatsplinters; Bier ontwierp daarop de welbekende Duitse Stahlhelm.
Van Nieuwenhuysen moet een groot bewonderaar zijn geweest van Bier, die aanhanger was van Hitler. Mogelijk dat zijn leermeester zijn sympathie voor het nazisme heeft aangewakkerd, concluderen Van Es en Kalmann voorzichtig.
Notabele
Na zijn specialisatie vestigt Van Nieuwenhuysen zich eind 1919 als chirurg in Amersfoort. Hij trouwt op 2 mei 1923 met Catherina Houck. Het echtpaar krijgt drie zonen: Jan (1926), Maurits (1928) en Klaas (1930). Van Nieuwenhuysen ontwikkelt zich in die jaren tot een zeer gerespecteerd vakman met veel aanzien. Hij werkt hard en veel in het ziekenhuis en bouwt tevens een bloeiende eigen praktijk op. Hij verdient geld als water en koopt na tien jaar de markante Villa Meerwegen, hetgeen zijn status als notabele van Amersfoort ten goede komt.
Tenminste, tijdelijk. Op vrijdagmorgen 10 mei 1940, de Duitsers zijn net Nederland binnengevallen, kan Van Nieuwenhuysen als enige dokter in Amersfoort bellen noch gebeld worden, schrijven zijn biografen. Twee dagen wordt hij door twee agenten gearresteerd. Waarom wordt hem niet meegedeeld, maar in die dagen worden duizenden (vermeende) leden van de NSB als potentiële volksvijanden vastgezet. Van Nieuwenhuysen ontkent lid te zijn en eist later vergeefs rehabilitatie en smartengeld. Naar eigen zeggen is hij pas in september 1941 NSB-lid geworden, vertelt hij na de oorlog bij zijn proces.
Uiteindelijk zit Van Nieuwenhuysen bijna drie dagen vast. Hij houdt kwaadwillende collega’s van het ziekenhuis voor zijn arrestatie verantwoordelijk. Van Es en Kalmann hebben dat niet kunnen achterhalen; mogelijk heeft die vernedering wel zijn radicalisering richting nazisme versneld. Ze stellen ook de vragen die je als lezer hebt: zou hij zonder dit incident ook kamparts, chef-chirurg bij de Nederlandse Ambulance en SS’er zijn geworden? Mogelijk is wraak zijn motief geweest, hoewel ook economische motieven zullen hebben meegespeeld daar het met zijn chirurgische praktijk snel bergafwaarts ging.
Sadist
Na de oorlog doen ex-gevangenen van kamp Amersfoort gezamenlijk aangifte tegen Van Nieuwenhuysen. Hij zou zijn beroep onwaardig zijn, als huisarts medisch incompetent zijn, de artseneed schenden door onder meer besmettelijke ziekten en ernstige ondervoeding te miskennen en negeren. Gevangenen die vanwege de honger niet konden werken, noemt hij simulanten.
Het onderzoek naar de oorlogsmisdaden van Van Nieuwenhuysen bestaat uiteindelijk uit een dossier met getuigenissen van 38 voormalige gevangenen. Dat hij onmenselijk en sadistisch kon zijn, illustreert onder meer dit citaat uit een van de opgenomen getuigenverklaringen: ‘(…) Zo heb ik gezien dat Van Nieuwenhuysen een gevangene die kort tevoren uit Scheveningen was binnen gebracht en die niet in staat was te lopen – hij liep namelijk met krukken – uit zijn bed sleurde en vervolgens opzettelijk en met kracht met een kachelpoot afranselde. Hij sloeg hem voornamelijk tegen de benen, net zolang tot de gevangene, zich slepend van krib tot krib, de gehele ziekenzaal was rond geweest. Dit heeft zich nog enige dagen herhaald, alleen maakte hij dan gebruik van een paardenzweep (…).’
‘De “Beul van Amersfoort” in arrest’, berichten alle kranten op 12 en 13 juni 1945. Voor zijn collaboratie met de Duitsers wordt Van Nieuwenhuysen uiteindelijk tot een gevangenisstraf van twintig jaar veroordeeld. Ook krijgt hij een levenslang beroepsverbod opgelegd. Het is, zo stellen zijn biografen, ‘met afstand de zwaarste straf die aan een Nederlandse arts is opgelegd’.
Bij het uitspreken van de veroordeling geeft Van Nieuwenhuysen geen blijk van reflectie of spijt. ‘De procureur-generaal heeft een zeer somber beeld gegeven, maar ik ben geen schooier. Als medicus heb ik mijn best gedaan. Ik heb mijn tekortkomingen gehad. Ik ben altijd een hard man geweest. Maar mijn chirurgische kant, dat kon ik en heb ik ook goed gedaan.’
Vrijlating
Als Van Nieuwenhuysen na twaalf jaar vrijkomt, wordt hij herenigd met zijn zonen Jan (die economie heeft gestudeerd) en Maurits (inmiddels arts). Zijn zoon Klaas is dan al geëmigreerd, eerst naar Canada en later naar Zuid-Afrika, alwaar hij zijn geluk beproeft als zakenman. Alle drie hebben ze door de verguizing om hun lidmaatschap als minderjarigen van de aan de NSB gelieerde Nationale Jeugdstorm en verblijf na de oorlog in strafkampen hun eigen trauma’s opgelopen.
Zijn vrouw is bij zijn vrijlating al geruime tijd overleden. Tijdens zijn gevangenschap krijgt Van Nieuwenhuysen de keuze die je als lezer hoe dan ook door merg en been gaat: zijn zieke vrouw bezoeken terwijl ze nog leeft of haar crematie bijwonen. Hij kiest voor het eerste.
Van Nieuwenhuysen slijt nog tien jaren in eenzaamheid en in aanzienlijk minder weelde dan voor de oorlog. Hij werkt wat als meubelmaker. Zijn lievelingszoon Maurits emigreert eveneens naar Zuid-Afrika. De reizen die hij naar hem maakt, vormen de spaarzame hoogtepunten in zijn leven. Uiteindelijk overlijdt hij op 2 juli 1967 in Johannesburg aan maagkanker.
Zijn sympathieke schoondochter Marge, van beroep verpleegster, verzorgt hem liefdevol op zijn ziekbed, geheel in de geest van de eed van Hippocrates. ‘Nee, ik heb hem nooit vragen gesteld over de oorlog,’ blikt Marge op verzoek van beide biografen terug. ‘Ik had geen reden hem uit te vragen, dat vond ik niet passelijk. Ik wist er ook niet veel van, want Maurits had me er bijna niets over verteld. (…) Mensen nemen in hun leven soms verkeerde besluiten. Zo iemand was mijn schoonvader.’
Narcisme
Het gevaar waarop elke biograaf beducht moet zijn is teveel psychologiseren. Hoe voorstelbaar en verleidelijk dat vaak ook is, mensen weten zelf doorgaans niet waarom ze doen wat ze hebben gedaan of waarom ze zich zo gedragen zoals ze zich hebben gedragen. Een biograaf moet niet de illusie hebben die motieven van zijn of haar studieobject wél te kunnen begrijpen.
Gelukkig wagen Van Es en Kalmann zich weinig aan al te psychologische speculaties. Natuurlijk stellen ze de voor hand liggende vraag aan Nicolaas-John, de zoon van Maurits, of hij als psychiater het gedrag van zijn opa, die hij nooit heeft gekend, kan verklaren. Met de nodige voorzichtigheid geeft hij toe te hebben nagedacht over welke persoonlijkheidsstoornis zijn opa waarschijnlijk gehad moet hebben.
Hij vermoedt narcisme omdat hij daarvan diverse kenmerken herkent zoals onder meer een overdreven zelfwaardering, egocentrisme en een gebrek aan empathie. Nicolaas-John wil daarmee zijn gedrag niet goedpraten: ‘Maar als je je dit realiseert, is zijn handelen wel veel beter te snappen. Iemand met een dergelijke persoonlijkheidsstoornis heeft een beperkt en zelfs voorspelbaar repertoire van emoties en gedrag.’
Reflectie
Van Es en Kalmann verdienen veel hulde voor hun degelijke, feitelijke en prudente biografie. Ze zijn beslist geslaagd in hun streven te vermijden de lezer al te zeer een oordeel op te dringen.
Hulde verdient vooral ook kleinzoon Nicolaas-John voor zijn medewerking en de kwetsbaarheid en schaamte die hij daarbij laat zien. Zelf hoorde hij pas op de middelbare school van zijn vader, die het zeer pijnlijk vond om over de oorlog te praten, dat zijn opa voor de Duitsers had gewerkt: ‘Toen ik voor het eerst de foto zag van mijn grootvader in SS-uniform, ben ik erg geschrokken. Dat vond ik heel aanstootgevend en confronterend: mijn grootvader!’
Als kleinzoon, maar vooral als psychiater, zoekt hij naar grijstinten. Mensen zitten immers nogal gecompliceerd in elkaar, merkt hij terecht op in het fascinerende slothoofdstuk. De ‘logische vraag’ die Van Es en Kalmann hem stellen of hij als medicus bezig is ‘iets goed te maken van wat zijn grootvader heeft gedaan’, had hij verwacht. Natuurlijk heeft deze familiegeschiedenis hem beïnvloed. Zo is hij door zijn medewerking aan het onderzoek naar de geschiedenis van zijn grootvader zijn eigen gedrag ten opzichte van zijn patiënten beter gaan observeren. ‘Ik denk dat ik beter ben gaan luisteren, en zelfs meer mijn best ben gaan doen voor mijn patiënten. Ik kan niet goedmaken wat mijn grootvader gedaan heeft, maar zijn misdragingen in het kamp hebben mij wel extra alert gemaakt op mijn eigen gedrag.’
Bij bezinning is uiteindelijk iedereen in het algemeen gebaat, aldus Nicolaas-John. Zijn hoop is dan ook dat het verhaal over zijn grootvader uitnodigt tot reflectie. Dat doet deze prima biografie zeker.
‘Maar ik ben geen schooier.’ Nico van Nieuwenhuysen arts in kamp Amersfoort en aan het Oostfront
Adriaan van Es en Arjeh Kalmann
Uitgeverij Verbum
ISBN 978 94 3028 630
Verschenen in december 2022
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 29,50)