Er is waarschijnlijk geen andere moderne filosoof tijdens zijn leven zo verguisd als de Algerijns-Franse denker Jacques Derrida: door behoudende professoren in Cambridge, Michiko Kakutani, liberal literatuurcritica bij de New York Times, en de rechts-extreme massamoordenaar Anders Breivik. Biograaf Peter Salmon laat enkele hoogtepunten uit de hetze tegen Derrida en tegen ‘obscure’ 20e-eeuwse Franse filosofen in het algemeen voorbijkomen, vergeet nooit te vermelden dat hordes critici niet de moeite namen om zijn meest spraakmakende werken te lezen, en hij durft ook op te schrijven dat Derrida zelf tot aan zijn dood de angst koesterde ontmaskerd te worden als een ‘charlatan’, niet omdat hij daar veel aanwijzingen voor had, maar omdat, denk ik, revolutionairen vaak niet helemaal weten wat zij doen en Derrida zich daarvan bewust was.
Bagdad 2003, in een copyshop
Dat ik deze biografie zo graag wilde bespreken, kwam door wat in Derrida’s filosofie een gebeurtenis (incident, an event) wordt genoemd, iets wat rationeel of logisch gezien nogal afwijkt van het zogenaamd voorspelbare. Het is de zomer van 2003, de Amerikanen hebben Irak bezet, ik heb door een bureaucratisch foutje honderdduizend dollar op zak van hun State Department om grass roots groepen in Irak te ondersteunen (lang verhaal, is voor een andere keer). Ik ben dankzij de intellectuele familie van mijn Iraakse echtgenoot op een van de tientallen leesclubs in Bagdad gestoot. In die clubs werden ook ten tijde van Saddam Husseins dictatuur literaire en filosofische boeken besproken. Leden hadden me verteld dat ze heus wel beseften dat er altijd een of andere verklikker in de club zat, maar dat die meestal te dom of onderontwikkeld was om te beseffen waar de discussie over het boek eigenlijk over ging. Geruststellend, niemand is daadwerkelijk ooit gearresteerd, hoor ik. Ik spreek met de voorzitter van zo’n leesclub die een enorme winkel met fotokopieermachines blijkt te hebben. Ik snap het, zo kon je ook onder Saddam alles lezen. We babbelen wat, ik vraag hem wat ik met mijn Amerikaanse budget voor hem en zijn club kan doen, hij zegt ‘niets, we hebben genoeg geld’ maar ‘zou je een lezing willen geven over Jacques Derrida?’
Ik stond paf. Ik moest hem teleurstellen, wilde geen belofte doen met tig slagen om de arm. Ik wist alleen heel vaag iets over deze filosoof door mijn jeugdige belangstelling voor nihilisme en relativisme. Maar de ontmoeting bleef iets onvergetelijks, een schuld die ik nog eens moest inlossen.
Problematische tweedelingen
Wie zoals ik nu in 2022 via deze populair-filosofische intellectuele biografie van Peter Salmon eindelijk zou willen begrijpen waaruit Derrida’s ondermijning van de traditionele westerse filosofie bestond, die tot zoveel ongenoegen in bepaalde kringen leidde, wordt heel behoorlijk bediend.
Je weet bijvoorbeeld voortaan dat Derrida de vader is van het idee dat al die dichotomieĆ«n in de filosofie ā goed/kwaad, man/vrouw, positief/negatief, zijn/niet-zijn, recht/onrecht, object/subject, geest/lichaam ā het sociale of politieke waardeoordeel verborgen dat eraan ten grondslag lag. De twee termen waren ook niet gelijkwaardig, de eerste bepaalde autoritair hoe gedacht moest worden over de tweede. Ook gingen die tweedelingen de onmetelijke werkelijkheid uit de weg van fenomenen die bijvoorbeeld beide zijn (niet-bestaande maar gevoelde spoken), of niet helemaal een van de twee (sympathieke misdadigers), of nog volop in ontwikkeling, met een onzekere toekomst (democratie, rechtvaardigheid).
Deconstructie
Derrida is de vader van een methode om ideeƫn en uitspraken, religie, kunstuitingen en literatuur te analyseren: deconstructie. Die bestond al veel langer in het dagelijks leven, zonder filosofisch etiket, namelijk wanneer mensen zich afvroegen, bij boude beweringen, klaarblijkelijke sprookjes, slogans, wetteksten, religieuze voorschriften, romans, medische diagnoses en nog veel meer: wie zegt dit eigenlijk, en waarom? Wat zit erachter?
Deconstructie bleek vrijwel eindeloos toepasbaar op veel terreinen en thema’s. Geen wonder dus dat deconstructie wereldwijd snel en gemakkelijk een van de populairste en vruchtbaarste methodes werd om te ontdekken waarom bepaalde dingen, verschijnselen, gebeurtenissen en mensen sommige levenden zo irriteerden en anderen juist begeesterd te hebben. Geen sociaal of politiek fenomeen, geen tak van wetenschap lijkt eraan te ontkomen.
Honderden eerst gedachteloos gebruikte termen zijn op de pijnbank gelegd, bevraagd naar hun oorsprong en bedoelingen: soevereiniteit, immigrant, gelijkheid, waarheid, vrouwelijk, krankzinnigheid, mathematisch, alternatief, cynisme, duurzaam, vriendschap, cadeau, vergeving, you name it, hele voorheen ondergrondse geschiedenissen van termen en beelden zijn wereldwijd blootgelegd. Ga naar Arabische landen en ontdek dat elke Arabische intellectueel het boek Orientalism van Edward SaĆÆd kent, een schoolvoorbeeld van toegepaste deconstructie over de westerse blik op Arabische buren.
Zelfs de CIA was ten tijde van de Koude Oorlog zo enthousiast over deconstructie ā als middel om communistische ideologieĆ«n te ontmaskeren en twijfel te zaaien over linkse ‘objectieve waarheden’ ā dat men in het geheim culturele tijdschriften, zelfs poĆ«zieblaadjes subsidieerde die Deconstructie hoog in het vaandel hadden staan. (1)
Maar Derrida heeft de filosofische wereld nog zoveel meer nagelaten, laat ook Salmon zien, zo veel dat hij moet gelden als la montagne Derrida zoals de Duitse filosoof Peter Sloterdijk hem noemt, een absoluut hoogtepunt in de westerse filosofie. (2)
Moeilijk en duister
Ik ben geen filosoof, heb geen filosofie gestudeerd, maar Derrida’s benadering van tweedelingen en de deconstructie-methode hebben mij mijn hele professionele leven als journaliste en schrijfster geholpen de vinger aan de pols van de werkelijkheid te houden, qua ideeĆ«n over verleden, heden, toekomst, zonder dat ik zijn rol daarin kende.
Derrida was een enorm productieve schrijver en ik heb het grootste deel van zijn boeken nooit in handen gehad, zelfs niet in een Parijse boekhandel, laat staan gelezen. Ik vond de weinige boeken die ik wel inzag, ondanks mijn redelijke kennis van het Frans, duister, doorspekt met woordgrappen, aforismen en verwijzingen die ik niet begreep. Ik werd altijd herinnerd aan die pijnlijke dag waarop een Franse tante mij op 16-jarige leeftijd Sartre’s L’Ćtre et le NĆ©ant cadeau deed. Een jaar lang stuurde ik haar uit schaamte over mijn onbegrip geen brieven meer. Derrida was voor mij de Franse Heidegger met zijn neologismen, woordenbrijen, toverspreuken, kortom, een kwelling. Sorry, echt geen tijd voor.
Wat ik dan zo sympathiek vind aan deze biografie is dat zelfs Salmon erkent dat Derrida zich gedraagt als een docent die vindt dat je eerst de hele westerse filosofie aan de universiteit bestudeerd moet hebben voordat je zijn filosofische werk begint te lezen. In tegenstelling tot wat sommige conservatieven beweerden, is Derrida niet tegen filosofie zoals die academisch bedreven wordt. ‘Ik houd van instellingen’ zei hij in dat verband. De lezer ontkomt er echter niet aan Aristoteles, Plato, Hegel, Marx, Kant, Nietzsche, Husserl, Freud, Heidegger, Sartre, LĆ©vinas en LĆ©vi-Strauss te lezen ter voorbereiding van enkele boeken van Derrida (vaak bundels van essays, teksten waarin dus ook Derrida zijn weg zoekt; geduld is een schone zaak).
Autobio
Biograaf Salmon bekent ook dat sommige teksten van Derrida, ondanks zoān scholing, soms duister en moeilijk blijven, terwijl hij prima voor leken te volgen is in zijn autobiografische geschriften. Die zijn ook van een enorme zeggingskracht. Over wat het was om in de 20e eeuw geboren te worden, in 1930, in nog koloniaal Algerije, als Algerijns-Arabisch sprekend kind van Sefardische joden en als pied-noir (beladen Franse term voor iemand uit de Algerijnse petit bourgeoisie, iemand met schoenen), met een ontluikende liefde voor de Franse taal en literatuur, met overleden broertjes, met joodse ouders die hem een geheime voornaam (Eli) gaven naast zijn officiĆ«le voornaam Jackie (naar Jackie Coogan, het jongetje dat in Charlie Chaplins film The Kid speelde). Op zijn graf staat de naam Jackie gebeiteld, niet Jacques, zag Salmon.
Derrida’s leven kon niet ontkomen aan het Vichy-bewind in de kolonie, aan de bloedige onafhankelijkheidsstrijd in zijn geboorteland en door wat er aan ups en downs de revue moest passeren (een vreselijk Parijs lycĆ©e, examens, aanstellingen) om zich als outsider definitief in Parijs thuis te voelen, mede dankzij filosofische vrienden als Louis Althusser, die ook in Algerije hadden geleefd en Frans-Algerijnse geestverwanten als Albert Camus.
En tot slotgeeft Salmon geregeld toe dat zelfs Derrida’s veel gebruikte ‘sleutelbegrippen’ zoals diffĆ©rance niet gemakkelijk uit te leggen zijn, wat niet verwondert bij een man die nou juist zo veel kritiek had op ‘sleutelbegrippen’ in de filosofie. Salmon probeert het wel, hij geeft niet op, maar hij moet de lezer af en toe teleurstellen, mist ook soms kansen om het beter te doen.
De revolutionair
Salmon is een bewonderaar van Derrida: om zijn originaliteit als denker, om zijn harde werken, zijn vele publicaties, zijn trouw aan vrienden, zijn relaties met vrouwelijke intellectuelen, zijn moed om op zijn critici en filosofische concurrenten zoals J.R. Searle te reageren. En om als public intellectual actuele catastrofes niet te mijden zoals 9/11, de intellectuele plicht die hij voelde om zijn eigen werk te deconstrueren (kom daar eens om bij onze auteurs als Rutger Bregman). De biograaf beschouwt hem als een revolutionair, dankzij een lezing van een half uur die hij in 1966 op een conferentie van structuralistische denkers in Baltimore hield, als volslagen onbekende Parijse docent filosofie, niet uitgenodigd om zijn opmerkelijke ideeĆ«n maar puur om iemand te vervangen die moest afzeggen. ‘But by the time he was finished, the entire structuralist project was in doubt, if not dead. An event had occurred: the birth of deconstruction.’
Ik meen dat Derrida’s deconstructie-methode zowel revolutionair als het einde van een tijdperk is, namelijk dat van de tijd na de linguistic turn, in de eerste helft van de 20e eeuw, toen de academische filosofie meer aandacht kreeg voor haar eigen taal en die van het dagelijks leven van gewone mensen, zowel spreek- als schrijftaal ā met een andere eerst marginale buitenstaander als nieuwe held: Ludwig Wittgenstein. Waarom zou een tijdperk niet revolutionair kunnen eindigen, met een grote meester? Zeker wanneer deze man niet de filosofie de hoofdrol in ons reflecterende leven toebedeelt maar de literatuur, die van alle markten thuis is: ‘Literatuur is het interessantste fenomeen in de wereld, misschien interessanter dan de wereld.’
Salmon ziet die kwestie van begin- en eindpunt duidelijk anders, zijn hele boek is er min of meer aan opgehangen. Voor hem is Derrida sinds die conferentie in 1966 de onbetwiste doodgraver van het structuralisme, het isme dat allerlei menselijke uitingen in grotere, vaak eeuwige verbanden plaatst, vooral beoefend door sociologen en antropologen, die vervolgens vaak niet konden verklaren waar dan in hemelsnaam grote maatschappelijke veranderingen vandaan komen. Later schijnt Derrida toch nog enkele verdiensten van structuralistisch denken ontdekt te hebben (terecht lijkt mij, denk aan Karl Marx en Sigmund Freud), hoewel hij nooit gehoord lijkt te hebben van bijvoorbeeld Niklas Luhman, de socioloog van de opsplitsing van moderne maatschappijen in sociale subsystemen met hun eigen logica, moraal en ethiek, noch van de Italiaanse socioloog Francesco Alberoni, die in GenesĆs volgens mij de beste theorie schreef over de oorsprong van revolutionaire veranderingen, nieuwe religies, sociale bewegingen (zoals van ons vrouwen) en de geboorte van heel andere politieke regimes (democratie).(3) Tja, ook een Derrida kan op een planeet met meer dan zeven miljard mensen niet alles lezen wat enkelen van hen aan revolutionairs schrijven.
Peter who?
Ik vermoed dat Salmons eigen biografie nogal heeft bijgedragen aan zijn enthousiasme voor deze rol van Derrida als rebel in de sociale wetenschappen maar dat is niet vast te stellen. Salmon schrijft zelf over zijn ouders die hem tijdens zijn ‘baffling life’ steunden. De uitgever wenst geen persoonlijke informatie over Salmon te verstrekken. Heel mondjesmaat vond ik wat informatie, maar geen echt persoonlijke. Hij doceert vooral creative writing.
Is niet erg. Maar waar bij Derrida de vele verbanden tussen zijn ideeĆ«n en zijn leven werkelijk voor het opscheppen liggen, kunnen we bij de selectie en analyse van Derrida’s geschriften door Salmon slechts een beetje gissen. Zeker lijkt wel dat hij Derrida’s hele werk kent (geen geringe prestatie) en breed georiĆ«nteerd is (filosofie, wiskunde, antropologie, psychologie, literatuur). Dus vermoedelijk een bonafide auteur.
Maar bij een licht hagiografische biografie als deze wil ik toch wel weten: wie zit hierachter?
Noten
(1) Zie Frances Stonor Saunders, Who Paid the Piper? The CIA and Cultural Cold War.
(2) Peter Sloterdijk, Derrida ein Ćgypter ā Ćber das Problem der jĆ¼dische Pyramide
(3) Francesco Alberoni heeft zijn theorie in de loop der jaren herschreven. Hij schreef na zijn ervaringen met ‘1968’ in ItaliĆ« eerst Statu nascenti. Studi sui processi collettivi. Tien jaar later produceerde hij het al bijna perfecte Movimento e Istituzione. Ten slotte schreef hij GenesĆ, de laatste update van zijn theorie. Ik ben nog op zoek naar een vertaler hiervoor maar de kwestie van het auteursrecht blijft volkomen duister.
An Event, Perhaps. A Biography of Jacques Derrida
Peter Salmon
Verso Books
ISBN 978-1788732819 (paperback) 21,15 ā¬
Verschenen in oktober 2021
ISBN 9781788732802 (gebonden) 22,60 ā¬
Verschenen in september 2020
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (ā¬ 11,69)Bestel als hardcover bij bol.com (ā¬ 17,89)
Bestel als ebook bij bol.com (ā¬ 12,99)
Koop bij Athenaeum Boekhandel Bestel als paperback bij Athenaeum Boekhandel (ā¬ 15,99)
Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (ā¬ 22,99)