De eerste bladzijde van Louis-Ferdinand Céline. Journeys to the Extreme van Damian Catani bevat voor de lezer – zeker voor een Nederlandse – een choquerende passage. Céline, die dan nog anoniem door het leven gaat als Louis Destouches, loopt met zijn Amerikaanse vriendin Elizabeth Craig over de Wallen van Amsterdam. Ze zien er vrouwen die niet alleen hun eigen lichaam verkopen, maar ook dat van hun kinderen.
They’d walk up and down the street with their children, then hand the child to a customer, always a man […] The man would give the mother a dollar bill and both the mother and child would go in. He would do whatever he pleased with the child.
Kinderprostitutie in 1929, ik had er nog nooit van gehoord; het dollarbiljet roept vragen op over het waarheidsgehalte. In ieder geval is Céline er alles aan gelegen om zijn teerhartige vriendin de laatste illusies over de goedheid van de mens te ontnemen.
I just wanted you to know. You who think that everybody is beautiful and nice, that life is so simple, that all you have to do is have a happy attitude and life will be a beautiful journey.
Einde van de Verlichting
Wellicht had Céline die intentie ook met zijn monumentale romans. Toen hij in 1932 debuteerde met Voyage au bout de la nuit schotelde hij zijn lezers alles behalve een schitterende reis voor, maar eentje naar het einde van de nacht. Hoofdpersoon Bardamu verliest tijdens de Slag om de Marne in het najaar van 1914 zijn geloof in de mensheid. In het oeuvre van Céline, zo betoogt Catani, werd het vooruitgangsoptimisme van de Verlichting voorgoed ten grave gedragen. Céline werd de woordvoerder van een generatie voor wie het woord ‘existentieel’ na de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog een vrij boude betekenis kreeg. Humanistische waarden – patriotisme, solidariteit, naastenliefde – waren voorgoed ter discussie gesteld. Wat restte was het naakte bestaan zelf.
Catani belooft ons in zijn inleiding een biografie, maar de hoofdmoot van Journeys to the Extreme is eerder een uiteenzetting over het werk, een close-reading waarin de romans van Louis-Ferdinand Céline het leven van Louis Destouches becommentariëren. Dat Céline de ervaringen, gebeurtenissen en ontmoetingen in zijn leven ‘transponeerde’, er ging het filter van zijn verbeelding overheen, beschouwt Catani nauwelijks als een probleem in de verhouding tussen feit en fictie. Voor het biografische gedeelte van zijn boek leunt hij op voorgangers als Frédéric Vitoux en François Gibault. Het onthutsende ooggetuigenverslag van de rosse buurt door Elisabeth Craig ontleende hij aan Elizabeth and Louis van Alphonse Juilland uit 1991. Juilland interviewde Craig uitvoerig. Zij was van 1926 tot 1932 de ‘muze en minnares’ van Céline. Zij zag in die periode een meesterwerk ontstaan. Wanneer hij schreef, vond er een merkwaardige gedaanteverwisseling plaats.
‘He looked like an old man, his face looked old, everything about him looked old.’
Céline was nog een knappe man toen hij Voyage au bout de la nuit schreef. Pas na zijn terugkeer uit zijn ballingschap in 1951 was hij veranderd in de grimmige, broodmagere kluizenaar die de wereld met een dodelijk vermoeid dedain aankeek. Volgens Catani een bewust gecultiveerd imago. Vandaag de dag doet Michel Houellebeq het Céline na.
Cancelcultuur
Catani wil Céline vooral vrijwaren van de cancelcultuur die mondiaal om zich heen grijpt. De anarchistische en pacifistische antibourgeois was immers ook een notoire antisemiet, die vanaf 1937 de schuld voor de komende oorlog alvast in de schoenen schoof van het Joodse wereldconglomeraat. Céline schreef vier pamfletten. Het eerste, Bagatelle pour un massacre, kon door André Gide nog als een grap worden afgedaan. Het tweede, L’ecole des cadavres, was een onverholen pleidooi om een alliantie met Hitler aan te gaan. In het laatste, Les Beaux draps, gepubliceerd in oktober 1940, maakte hij zich sterk voor de totale uitsluiting van Joden uit alle publieke functies. Hij moest trouwens ook weinig hebben van de door het Vichyregime afgekondigde ‘revolution nationale’, de herwaardering van Werk, Familie en Vaderland (Travail, Famillie, Patrie) onder de Nieuwe Orde. De Bezetter zat enigszins in zijn maag met het enfant terrible van de Franse Letteren. Toen hij met de kopstukken van Vichy – Maréchal Philippe Pétain, Pierre Laval – naar Sigmaringen (in zijn Duitse trilogie steevast verbasterd tot Siegmaringen) was uitgeweken, kon hij het niet laten zijn medevluchters tot op het bot te ridiculiseren. Pétain weigerde nog langer met zijn landgenoot te spreken.
Céline week aan het einde van de oorlog met zijn derde vrouw Lucette uit naar Denemarken. In januari 1950 kreeg hij een veroordeling aan zijn broek op grond van handelingen die de ‘nationale eerbaarheid’ hadden aangetast. Geen halszaak, zoals landverraad, maar dat de staat zijn oorlogspensioen confisqueerde maakte hem furieus.
Het waren vooral de Amerikanen die zijn oeuvre uittilden boven het goed-foutdebat dat ook Frankrijk in de tweede helft van de twintigste eeuw in zijn greep hield. Milton Hindus – professor aan de Brandeis University in Waltham, Massachusetts – bezocht de auteur in Denemarken in 1948 en stak zijn bewondering voor het werk van Céline niet onder stoelen of banken. Philip Roth gaf toe dat zijn Portnoy’s Complaint geïnspireerd was door Mort à Crédit. ‘To tell you the truth, in France, my Proust is Céline,’ verklapte hij in 1984 aan Jean-Pierre Salgas.
Catani onderschrijft de ‘transnational, specifically American, perspective on Céline’ ten volle. Dat is de kern van zijn Journeys to the Extreme. Literatuur moet de ambigue mens kunnen blijven omarmen. Wanneer ze dat niet meer doet, houdt ze op te bestaan.
Louis-Ferdinand Céline. Journeys to the Extreme
Damian Catani
Reaktion Books
ISBN 9781789144673
Verschijnt op 4 oktober 2021
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com ( 29,99)
Vandaag de dag doet Michel Houellebeq het Céline na.
Is dat zo? Hoe kan je dat nou zeggen. Kijk svp ’s aar dit interview met MH: https://www.youtube.com/watch?v=AJI8YPopjgk
Catani wil Céline vooral vrijwaren van de cancelcultuur die mondiaal om zich heen grijpt. De anarchistische en pacifistische antibourgeois was immers ook een notoire antisemiet.
Zeker n.a.v. het bericht van de NCTV deze week over jongeren vanaf 12 jaar die zich (voorlopig) op hun zolderkamertje helemaal laten inpakken door allerlei homofoob, racistisch gelul en vrouwenhaat, vraag ik me opnieuw af: waar komt toch die behoefte vandaan om mensen die je totaal niet kent, te reduceren tot iets wat je tot prut mag stampen? Dat allerlei nazi’s of een Céline last hadden van ressentiment na WOI, dar kan ik me nog iets bij voorstellen. Maar jongetjes van 12 jaar of zo? Wat gebeurt er hier in NL?