De biografie houdt van Sylvia Plath

Vijftig jaar na het verschijnen van The Bell Jar (in het Nederlands vertaald als: De glazen stolp) en haar zelfgekozen dood houdt Sylvia Plath de gemoederen nog steeds bezig. ‘Biography loves Sylvia Plath,’ schrijft Jacqueline Rose, auteur van The Haunting of Sylvia Plath. Dat blijkt. Afgelopen maand verschenen maar liefst twee nieuwe biografieën, American Isis van Carl Rollyson en Mad Girl’s Love Song van Andrew Wilson.

Sylvia Plath werd op 27 oktober 1932 geboren in Boston, Massachusettes. Haar vader, Otto Plath, stierf toen ze acht was, haar moeder Aurelia Plath voedde haar op tot een modelkind.  Ze studeerde cum laude af aan het prestigieuze Smith College in Northampton en vervolgde haar academische opleiding aan de Universiteit van Cambridge, waar ze in 1956 de Engelse dichter Ted Hughes leerde kennen. Het stel trouwde nog hetzelfde jaar. Plath volgde een schrijverscursus bij Robert Lowell, die van grote invloed zou zijn op haar werk. In zijn klasje maakte ze kennis met Anne Sexton en George Starbuck. In 1960 debuteerde ze met de dichtbundel Colossus. Hughes en Plath verhuisden met hun twee kinderen Frieda en Nicolas naar het Engelse platteland en verhuurden hun flat in Primrose Hill aan de Canadese dichter David Wevill en zijn vrouw Assia Wevill-Gutmann. In de zomer van 1962 kreeg Hughes een verhouding met Assia, die door intimi werd omschreven als een ‘feral beauty’. Plath keerde met de kinderen terug naar London en schreef die winter furieus aan een serie van veertig gedichten, die postuum zouden verschijnen in Ariel, haar meest zwartgallige bundel. (‘Dying / Is an art, like everything else./ I do it exceptionally well’). Onder het pseudoniem Victoria Lucas verscheen in januari 1963 haar semi-autobiografische roman The Bell Jar. Twee weken later, op 11 februari 1963, werd Sylvia Plath dood aangetroffen in haar Londense woning. Plath had zichzelf vergast, nadat ze de kieren van de keukendeur zorgvuldig met natte handdoeken had afgedekt. Het ontbijt voor haar kinderen, die in de naastgelegen ruimte sliepen, had ze nog klaargezet

Grosso modo kent de Plath-biografie twee scholen: vóór of tegen Ted Hughes. Edward Butscher opende in 1976 de reeks met Sylvia Plath. Method and Madness en is opvallend mild voor de overspelige echtgenoot (Aurial Plath, de moeder, moest het meer ontgelden. Zij was ‘an almost malevolent agent of patriarchal bourgeois repressivity and conventionality’).  In 1987 publiceerde Linda Wagner-Martin Sylvia Plath. A Biography, een feministische interpretatie van leven en werk van Sylvia Plath. Wagner-Martin stelde Plath voor als een slachtoffer van het patriarchale huwelijk, voor wie de ontrouw van Hughes de doodsteek was. Twee jaar later kreeg Anne Stevenson voor haar Bitter fame. A life of Sylvia Plath de volledige medewerking van de Erven, wat haar op de nodige kritiek kwam te staan, want de invloed van Olwyn Hughes, de zus van Ted die tot op de dag van vandaag de nalatenschap van Plath beheert, is evident. Stevenson onderschrijft de lezing van Ted Hughes, dat de zelfdoding van Sylvia Plath onontkoombaar was, volledig en heeft weinig boodschap aan de slachtofferol van Plath. ‘Feminists who adopt this view find in Plath’s tragic suicide an apologia for their own survival,’ schrijft ze in haar weerwoord op de kritiek van Al Alvarez. ‘My object in writing Bitter Fame was to reveal in plain language a Sylvia Plath many of her friends attest to recognizing: a protected, middle-class, American girl of the 1950s.’ In 1991 verschenen er twee biografieën, The Death and Life of Sylvia Plath van Ronald Hayman en Rough Magic. A Biography of Sylvia Plath van Paul Alexander. Elizabeth Frank, literair critica van The New York Times, vat in haar recensie beide boeken samen als ‘a crusade against (surprise!) Mr. Hughes and his sister’ en doen haar verzuchten: ‘It’s time to close the Plath dossier for at least the next 50 years.’

Carl Rollyson en Andrew Wilson hadden lak aan die oproep. Wilson concentreert zich in Mad Girl’s Love Song op het leven van Sylvia Plath voordat ze Ted Hughes ontmoette. Dat stond al in het teken van de nodige psychische problemen. In 1953, na een traumatiserende electroshocktherapie, ondernam Plath haar eerste zelfmoordpoging. Carl Rollyson presenteert Plath in American Isis als ‘the Marilyn Monroe of modern literature.’ Die vergelijking is minder krom dan die op het eerste gezicht lijkt. Volgens een dagboekaantekening van Plath verscheen Monroe haar in een droom. Op 4 oktober 1959 noteert ze: ‘I spoke, almost in tears, of how much she and Arthur Miller meant to us.’

Arthur Miller had na de zelfmoord van Marilyn Monroe op 5 augustus 1962 zijn eigen schuldvraag te beantwoorden. Dat deed hij gedeeltelijk in After the Fall. ‘A suicide kills two people, Maggie, that’s what it’s for.’

In het geval van Ted Hughes een understatement. Op 23 maart 1969 beroofde Assia Wevill zich van het leven, nadat ze eerst Alexandria, hun vierjarige dochtertje, had gedood.

De zelfmoord van zijn zoon Nicolas op 16 maart 2009 hoefde Ted Hughes niet meer mee te maken.

Mad Girl’s Love Song. Sylvia Plath and Life before Ted
Andrew Wilson
Uitgeverij Simon & Schuster Ltd
ISBN 9780857205889
Verschenen januari 2013

Koop bij bol.com

Bestelinformatie

Bestel hier als hardcover bij bol.com (€ 25,99)

American Isis. The Lifde and Art of Sylvia Plath
Carl Rollyson
Uitgeverij St. Martins Press
ISBN 9780312640248
Verschenen januari 2013

Bestelinformatie

Bestel hier als paperback bij bol.com (€ 16,76)
Bestel hier als ebook bij bol.com (€ 12,33)
Bestel hier als hardcover bij bol.com (€ 74,82)

Koop bij bol.com

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in