De biografie als roman, Thomas Mann volgens Colm Tóibín

Telt een biografie als roman ook als biografie? Puristen zullen vermoeid het hoofd schudden, liefhebbers van een goed biografisch verhaal zullen genieten. Persoonlijk ben ik een fan van de biografie als verhaal. Maar al te vaak komt een persoon beter uit de verf als een begenadigd schrijver in staat is zich in het hoofd van de gebiografeerde te wurmen. Historical fiction noemen ze het.

Een beeld waarin je kunt leven

Natuurlijk stellen beide vormen van biografie andere eisen. In een ‘echte’ biografie moet alles te checken zijn en is een innerlijke monoloog dus niet mogelijk. Het vervangingsmiddel ‘Lincoln moet gedacht hebben …’ is natuurlijk een zwaktebod. Ik denk aan Lincoln omdat Gore Vidal, een man die deze vorm van fictie in zijn vingertoppen had, in zijn boek Lincoln veel ophangt aan een vermeende syfilis die de 16e president zou hebben opgelopen – een aantoonbare fictie van Vidal, terwijl hij toch een mooi portret schetst. Mijn favoriet in Vidals oeuvre is Burr, een wonderbaarlijk meeslepend biografisch portret van Jeffersons vicepresident, een man van epische complexiteit.

De boeken van Hillary Mantel geven een beter beeld, dat wil zeggen, een beeld waarin je je kunt inleven, van een complexe periode in de Engelse geschiedenis dan welk historisch boek dan ook. Thomas Mallon leefde zich in Henry and Clara in in majoor Henry Rathbone en Clara Harris die Lincoln vergezelden naar zijn fatale toneelvoorstelling. Wat is dat toch met Lincoln? Ik moet ook denken aan Lincoln in the bardo, een meesterlijk boek van George Saunders over de treurende president na de dood van zijn zoontje in een periode dat in de burgeroorlog Amerikanen met tienduizenden tegelijk sneuvelden. In dit geval lijdt het geen twijfel dat we met fictie van doen hebben.

The Magician

Er valt nog veel meer over te zeggen, maar ik moest aan dit alles denken bij het lezen van The Magician, een roman over het leven van Thomas Mann, de schrijver van onder meer Dood in Venetië en De Toverberg. Bovenal was Mann een belichaming van Duitsland en het raadsel dat dat land oplevert. Het keurige, stijve Duitsland dat zich in de Eerste Wereldoorlog mee liet slepen in nationalisme, in het interbellum worstelde met wat Duitsland was en werd, en, ten slotte, het Duitsland dat de Tweede Wereldoorlog op zijn geweten had en daar maar half mee afrekende. Mann kreeg in 1929 de Nobelprijs voor zijn werk. Hij was, met Albert Einstein, de meest invloedrijke ‘goede’ Duitser toen beiden in Princeton opdoken nadat je ze door de Nazi’s verjaagd waren.

Colm Tóibín is de werkelijke magiër in dit boek. Hij schept, vooral op basis van Manns dagboeken, zo lijkt het, een hoofdpersoon die tot leven komt. Iemand die in zijn levensverhaal Duitsland belichaamt. Tóibín vertelt zijn verhaal in de derde persoon en chronologisch. De mensen om Mann heen, zijn ouders, zijn broer Heinrich, zijn vrouw Katia en de zes kinderen bieden mogelijkheden om via hen Mann te observeren. Hij kreeg de bijnaam ‘de tovenaar’ vanwege de trucs waarmee hij zijn kinderen bezighield – een soort compensatie voor de afstand die hij tot hen hield. Een liefhebbende vader die niettemin onverstoorbaar was toegewijd aan zijn werk. Mann was bij uitstek gedisciplineerd op een manier waarop schrijvers dat moeten zijn. De ochtend in zijn studeerkamer mocht hij onder geen beding gestoord worden. Zelfs het bericht van de zelfmoord van zijn zoon Klaus kon daar niets aan veranderen.

Voer voor Manns fictie

Voor de meeste lezers is Dood in Venetië het verhaal van een componist die geobsedeerd raakt door een mooie jongen – waarbij overigens de meeste mensen de film als referentiepunt zullen gebruiken. Maar het is natuurlijk het verhaal van Mann en zijn worsteling met seksualiteit en aantrekkingskracht. Mann zette zijn eigen erotische dagdromen en obsessies met mannen en mooie jongens, inclusief zijn eigen zoon, om in karakters in zijn boeken. De aantrekkelijke Franz Westermeier, een ober die Mann in 1950 in zijn hotel in Zürich ontmoette, werd Felix Krull in The Confessions of Felix Krull. Tóibín maakt van Mann eenzelfde soort hoofdpersoon in zijn roman.

Alles was voer voor Manns fictie. Zijn echtgenote Katia was degene die in Davos in een tuberculose kliniek verbleef, het was een Russisch echtpaar dat Mann tijdens zijn verblijf daar wakker hield met hun amoureuze activiteiten. Allemaal terug te vinden in De Toverberg. De Buddenbrooks wáren Lübeck, de stad waar Mann opgroeide. Geen wonder dat menig wenkbrauw omhoog ging bij Dood in Venetië. Tóibín is meelevend en intiem in zijn portrettering van de erotisch getormenteerde Mann, die in de praktijk niet verder kwam dan een enkele kus. De gezinsleden, inclusief Katia, wisten van zijn aanvechtingen, als je dat zo mag noemen.

Thomas, Erika, Katia en Klaus Mann in 1929. Foto: Eduard Wasow (public domain)

De ultieme Duitser

Die wetenschap past in de vrije seksuele moraal die in het interbellum in Duitsland opgang maakte – Christopher Isherwood was een vriend van de Mann-kinderen, de oudste dochter trouwde met W.H. Auden om een Brits paspoort te krijgen nadat de Nazi’s haar dat hadden ontnomen. Erika was lesbisch, Klaus was homo. Zo gezien is The Magician eerder een drie generaties beslaand familieverhaal dan een eenvoudige biografie. Katia is Manns rots in de branding. Zij vrijwaarde hem van de gezinsproblemen en zij stuurde zijn persoonlijke en schrijversbeslissingen. Na de zelfmoord van Klaus, waarschijnlijk al eerder in de isolerende emigrantengemeenschap in Los Angeles, verliest ze haar intense aandacht voor het leven van Thomas en neemt Erika, de dochter, die rol over.

De ultieme Duitser, Thomas Mann, vleesgeworden cultureel symbool van een natie, verliest zijn land en krijgt het eigenlijk nooit meer terug. Anders dan zijn broer Heinrich was Thomas Mann ‘fout’ in de Eerste Wereldoorlog, en niet in staat om zijn publieke positie ook politieke kracht te geven – zoals Heinrich, die het scriptidee leverde voor De blauwe engel, dat wel deed. Ook Duitsland tormenteerde de schrijver. Mann moest overgehaald worden om de Nazi’s te veroordelen en tegelijkertijd steeds oppassen dat hij niet door de eerst isolationistische en later anti-communistische Amerikanen gebruikt werd en werd neergezet als een fellow traveler door de obsessieve onderzoekscommissies die de heksenjacht aanvuurden. Amerika als leidende natie is net zo tweeslachtig, wil Tóibín maar zeggen. Mann bezocht in 1949 Weimar, de stad van Goethe maar nu in Oost-Duitsland gelegen, tot ergernis van de Amerikanen. In Tóibíns verhaal lijken de burgers daar meer op het oude Duitsland dan de weldoorvoede Duitsers van middelbare leeftijd en met dubieuze oorlogsverledens die hij op zijn culturele exercities in West-Duitsland ontmoette.

Betovering

‘It is grubby business writing novels’, zegt Mann tegen Alma Mahler in Los Angeles, als hij de componist Arnold Schoenberg gebruikt als hoofdpersoon in zijn Doctor Faustus. En zo is dat. The Magician is een prachtig verhaal over hoe je van een leven kunst (literatuur) maakt. Je leest het boek ademloos terwijl Mann toch ietwat op afstand blijft. Aangezien Mann een schrijver was die ‘caution and control’ zijn levensverhaal maakte, is dat een mooie weergave van de hoofdpersoon. Het is inderdaad magie hoe een schrijver het dagelijks leven omzet in de magische wereld van romans.

Terug naar de beginvraag: kwalificeert een roman als The Magician (of Burr) als biografie? Formeel natuurlijk niet, maar ik durf te stellen dat je via de biografie als roman vaak een beter inzicht krijgt in de hoofdpersoon dan in een doorwrochte academisch geaccepteerde biografie mogelijk is. Ieder boek is een werk van betovering, zowel in het omzetten van de werkelijkheid in gedrukte pagina’s, als, in de spiegel daarvan, het betoveren van een lezer.

The Magician
Colm Tóibín
Penguin Paperback
ISBN 9780241970584
Verschenen in maart 2022

De Tovenaar
Colm Tóibín
De Geus
ISBN 9789044545302
Verschenen in januari 2022

Bestelinformatie

Bestel als paperback bij bol.com (€ 9,99)
Bestel als ebook bij bol.com (€ 8,99)

Frans Verhagen
Frans Verhagenhttps://www.meiguo.nl/
Mr. Dr. Frans Verhagen MIA is journalist en publicist. Hij houdt zich vooral bezig met de Verenigde Staten en met de Nederlandse politiek/sociale ordening, met een nadruk op integratie. In november 2015 promoveerde hij op een biografie van de eerste katholieke minister-president, Charles Ruijs de Beerenbrouck.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in