Rinus Pelgrom (1902-1970) was het type mens dat onvermoeibaar telkens weer in actie kwam voor een beperkt links goed doel en ondertussen honderden keren vergaderde en debatteerde over de broodnodige wereldrevolutie die almaar niet kwam.
Hij was een moedige, op en top fatsoenlijke man, die als leider van de Groep Nico, zijn eigen verzetsgroep, vermoedelijk rond de vijfhonderd Joodse en linkse onderduikers tijdens de Duitse bezetting bij zich in huis haalde, te eten gaf, voorzag van vervalste persoonsbewijzen en hielp ontsnappen naar veiliger oorden. Verklaard tegenstander van politieke partijen die zichzelf uitriepen tot noodzakelijke voorhoede van domme arbeiders, was deze beroepsrevolutionair eeuwig lid van vooral antistalinistische partijtjes, actiecomiteetjes, bondjes en beweginkjes die zelden de geschiedschrijving haalden, organisaties ook die na de oorlog vaak weer de activisten leverden voor protesten tegen de politionele acties in Indonesië, tegen de Franse koloniale terreur in Algerije, tegen het Griekse kolonelsregime, tegen de worgpalen in Spanje voor tegenstanders van het Franco-regime.
Zijn biograaf Bart de Cort, lange tijd werkzaam bij het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), heeft naam gemaakt als geschiedschrijver van linkse organisaties en als biograaf van personen die niet tot de communistische eenpartijsystemen of grotere socialistische en sociaaldemocratische parlementaire partijen behoorden. Niet-ingewijden zouden de biografie van Pelgrom kunnen lezen als een onthutsend tableau van de enorme verdeeldheid die het linkse volksdeel altijd lijkt te moeten kenmerken – met gedenkwaardige uitzonderingen zoals het massale protest in Nederland in 1923 tegen de Vlootwet en de afschaffing van de 48-urige werkweek of de Februaristaking van 1941 tegen de deportatie van de Joden in Nederland.
Niet wachten op de avant-garde
Pelgrom was achtereenvolgens lid van of werkte samen met onder andere de CJB, CPH, PAS, NAS, KAP, GIC, LAO, LPG, CRM, VGA, RCP. Hij wordt nu tot de radencommunisten gerekend. Maar hoe te ijveren voor arbeiderszelfbestuur in de fabrieken als de arbeiders daar zelf niet naar streven? In feite zijn er maar weinig voorbeelden van terug te vinden in de 20e eeuw (wel kwamen in enkele landen ondernemingsraden van de grond, die het verlangen naar medezeggenschap een beetje bevredigden). Zijn radencommunisme lijkt toch vooral ingegeven door bittere ervaringen van arbeiders met stalinistische partijen in Europa en het idee dat ‘de revolutie geen zaak van de partij is’. De radencommunisten waren de eersten die zich afscheidden van de Kommunistische Internationale (Komintern), tot woede van Lenin. Pelgrom kon goed organiseren en was meer een man van directe actie, ook voor politieke doeleinden, zoals de uitvoerig door De Cort beschreven mars in Antwerpen in 1968 tegen het verlenen van amnestie aan Vlaamse collaborateurs en een ander protest in de haven tegen een galabal ter ere van het Griekse kolonelsbewind, georganiseerd door de uitgesproken antisemitische burgemeester Craeybeckx. Pelgrom ging niet wachten op een voorhoedepartij en ook niet op andere partijen die beweerden zijn klasse te vertegenwoordigen in het parlement. Ik denk niet dat hij ooit is gaan stemmen.
Popster en steuntrekker
Pelgrom, geboren in 1902, maakte dankzij gedrukte media – radio en televisie bestonden nog niet – de geboorte mee van de eerste communistische regeringspartij, de partij van Lenin in de Sovjet-Unie. Hij was korte tijd lid van de Communistische Jeugdbond De Zaaier en de Communistische Partij van Holland (CPH). Hij was de eerste Nederlander die de nieuwe heilstaat bezocht, in 1923, als matroos op een Russisch schip dat naar Odessa toog om voedselhulp te brengen. Bij thuiskomst werd hij gefêteerd en ‘moet toen een popsterachtige status hebben gehad’. Hij trouwde daarna met één van zijn groupies, de vier jaar jongere Greet Koeten, actief lid van de Communistische Jeugdbond (CJB), opvolger van De Zaaier.
Vader Koeten had liever gezien dat zijn dochter trouwde met een man met een vaste baan maar vastigheid was niet iets wat Pelgrom ambieerde. Hij leefde soms principieel van de steun en zag er geen been in dat zijn vrouw als serveerster buitenshuis ging werken of als naaister hoeden maakte wanneer hij maandenlang werkloos was. Zij zat er niet mee, zoals ze later in 1974 in een lang interview met de NRC liet weten. Dat bevatte voor toen al verwend Nederland de ongelooflijke zin : ‘Ach er is zo weinig in mijn leven geweest dat echt naar is geweest. Alle dingen zijn wel fijn geweest op de een of andere manier’. Oké, Pelgrom werd bijvoorbeeld gearresteerd toen hij ludiek een uitgebreide luxe maaltijd had besteld en vervolgens niet betaalde en hij was wel vaker een afwezige kostwinner, maar hij is allesbehalve een chagrijnige en klagerige tobber geweest.
Tijdens het interbellum en de oorlog liet zij zich ‘niet gek maken’ door de armoe maar naaide zelf kleding voor de kinderen, liet de eindeloze stroom gasten in huize Pelgrom zelf een schepje koffie meenemen. Huize Pelgrom moet een zoete inval zijn geweest, niet alleen voor kameraden en zielsverwanten zoals Jef Last, maar ook kunstenaars zoals Karel Appel en Lucebert en joodse emigrés en hun kinderen. Arme mensen eten niet buitenhuis. Zijn zoon Jan mag het ook wel gezellig gevonden hebben maar:
‘Bij ons thuis was altijd een mensenmassa aanwezig, ’s morgens koffiedrinken was vaak met twintig man. Voor anderen is dat fascinerend, het nadeel was dat wij nooit enige aandacht kregen.’
Overigens denk ik dat bij elkaar binnenvallen zonder afspraak toen even gewoon was als nu whatsappen.
Deserterende zoons
Vader Pelgrom stond pal voor zijn zoon Daan, die was weggevoerd nadat de Duitsers het onderduikhuis van Pelgrom dankzij Jodenjagers op het spoor waren gekomen en een inval hadden gedaan. De Nederlandse regering bestond het om Daan, die kapot was teruggekomen uit het nazi-kamp Oranienburg, op te roepen voor militaire dienst in Indië – dit nadat de Nederlandse Spoorwegen hem hadden gevraagd alsnog voor zijn treinkaartje richting de dood te betalen (Joodse huiseigenaren die de vernietigingskampen hadden overleefd, kregen aanslagen voor niet betaalde onroerendgoedbelasting). Hij deserteerde en Rinus hielp daarbij. Heel anders ging het eraan toe toen zijn zoon Karl voor militaire dienst werd opgeroepen. Aanvankelijk deserteerde ook hij en dook hij met steun van zijn vader onder in Parijs. Maar hij liet zich later overhalen toch te dienen, vanuit het tot ver de in jaren 70 bestaande wishful thinking (o.a. bij de naoorlogse Bond voor Dienstplichtigen) dat gewone soldaten een repressief leger van binnenuit kunnen ondermijnen.
Graafwerk
Dat Pelgroms werkloosheid een principiële keuze was, mag wel een beetje betwijfeld worden. Zeker is dat hij niets voelde voor de gedwongen tewerkstelling van werklozen in het grondverzet, allerlei graafwerken die de overheid tijdens de depressiejaren ondernam om werklozen te laten ploeteren voor een uitkering. Mijn Dordtse antipapistische grootvader heeft nog geholpen het Wilhelminakanaal met een schep te graven – Chinese toestanden, voor een hongerloontje – en moest daarvoor zijn hele gezin mee verkassen naar het rooms-katholieke Tilburg. Maar Pelgrom liet zich niet naar het verre Overijssel sturen en moest dat bekopen met stopzetting van zijn uitkering wegens werkweigering (zo ging het er later ook aan toe met steuntrekkers die niet in fabrieken in nazi-Duitsland wilden werken).
Eigen bedrijven
Pelgrom kreeg wellicht niet eens de kans zijn lagere school af te maken, schrijft De Cort, en heeft niet geleerd voor welk beroep ook, behalve voor dat van matroos. Wel zette de autodidact, hoezeer ook verstoken van zakelijk instinct, eigen bedrijfjes op, zoals tijdens de oorlog een brikettenfabriekje (met de bekende schrijver Sal Santen als een van de bezorgers). Hij heeft voilestoffen geïmporteerd, postzegels uit Frankrijk gesmokkeld, antiek uit Spanje (samen met schrijver Anne de Vries, bekend van de streekroman Bartje), liet in Duitsland vals geld drukken voor het Algerijnse Nationaal Bevrijdingsfront (FLN), runde een exportboekhandel, verdiende enige tijd samen met een zoon in Noorwegen zijn brood als vertaler.
Recht op groot gezin
Behalve al die banen en bedrijven vallen de vele verhuizingen van Pelgrom op. In zijn jonge jaren heerste er zowaar in Nederland een woningoverschot, waardoor huisbazen hun huurhuizen eerst enkele maanden voor noppes aanboden. Zo kon Pelgrom voor zijn gezin aan huizen komen, betaalde vervolgens de huur niet, tot de volgende huisuitzetting en verhuizing. De Cort heeft niet eens al zijn adressen in Rotterdam en Amsterdam kunnen achterhalen. Hij woonde ook in Antwerpen, met zijn tweede liefde, Tineke van Crevel, met wie hij nog eens vier kinderen kreeg (hoewel je toen al voorbehoedsmiddelen kon kopen, bijvoorbeeld via de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming, die aan thuisbezorging van condooms en spermadodende crèmes deed door mannen in leren jassen op bromfietsen – zag ik als kind; Pelgrom vond echter, meldt De Cort, dat hij net zo veel recht had op een grote kinderschare als mannen uit de bourgeoisie en bovendien moesten er meer revolutionairen worden geboren, al of niet als antwoord op de campagne van de Nederlandse rooms-katholieke kerk voor stichting van grote gezinnen).
Goed en fout na de oorlog
Na de oorlog was er veel discussie wie fout en wie goed was geweest onder de Duitse bezetting. ‘Duidelijk was dat het linkse verzet achteraf te weinig erkenning heeft gekregen,’ schrijft De Cort en dat gaat hem echt aan het hart. Dat is, denk ik, zijn voornaamste motief voor het schrijven van deze biografie. Wat dat betreft, is Nederland een ander land dan bijvoorbeeld Italië of Frankrijk, waar linkse partijen en figuren vanwege hun deelname aan het verzet tegen fascisten en nazi’s tot eind jaren 80 een soort morele superioriteit genoten (hoewel het verzet ook in die landen heel breed was en niet geleid werd door links).
Pelgrom heeft nog in de gevangenis gezeten omdat hij Hitler als bevriend staatshoofd beledigd had en geen enkele naoorlogse regering heeft daarvoor, of voor soortgelijke miskleunen, ooit excuses aangeboden. Een van mijn schoonvaders heeft tevergeefs geprobeerd een dag salaris uitgekeerd te krijgen, die door de gemeente Amsterdam was ingehouden wegens zijn deelname aan de Februaristaking. De Nederlandse regering hielp ook geen burgers die hun bedrijf aan nazi-sympathisanten hadden verloren, omdat ze weigerden voor de Duitsers te werken, zoals mijn oudoom Wim, die de rest van zijn leven in diepe armoede heeft geleefd. Op latere uitkeringen aan verzetslieden en oorlogsslachtoffers werd, voor zover ik weet zonder veel discussie, gewoon inkomstenbelasting ingehouden. Sommigen verhuisden daarom naar België, zoals de vader van Carl Friedman (pseudoniem van mijn vriendin Carla Klop, dit jaar overleden auteur van het ijzersterke Tralievader).
De Cort rehabiliteert met Pelgrom een man die zijn hele leven nooit heeft voldaan aan het model van de calculerende, egoïstische burger, een complexe held die niks op had met smeerlappen van welke signatuur ook. Directe actie wilde zeggen eigen actie, zonder omwegen via Den Haag of Moskou, daar waar het nodig was en de middelen, zoals een groot huis, sociaal netwerk of het stakingswapen, eigenlijk ook aanwezig waren voor wie actie wilde. Ik heb in mijn woonkamer een foto hangen van een Deens vissersbootje dat eind 1943 meehielp joden van bezet Denemarken naar Zweden te smokkelen. Zo eenvoudig kan het zijn. Maar iemand moet het wel organiseren. Ik zou nu zeggen: whatsapp Pelgrom maar.
Rinus Pelgrom 1902-1970 – Het leven van een beroepsrevolutionair of het belang van directe actie
Bart de Cort
Lulu
ISBN 9781716588778
Verschenen in september 2020
Anne de Vries is NIET de schrijver met dezelfde naam.
Anne de Vries, geboren 1939, beeldend kunstenaar te Amsterdam, is vanaf de jaren ‘60 tot aan de dood van Rinus (1970) actief met Rinus in Antwerpen geweest.
Greet, Ma, ook voor ons kleinkinderen, was zeker geen groupie. Ik vind dat klinken als een belediging van een bijzonder mens. Zij was de sterkste vrouw die ik ooit heb gekend. Zij was het die zorgde voor tien kinderen en ik weet niet hoeveel onderduikers tijdens de oorlog. Dankzij haar kon hij doen dat wat hij deed. Veel van zijn ideeën deelde zij en ze stond waarschijnlijk ook wel achter zijn idealen. Ook daarna, na de oorlog en na het vertrek van opa, waren er nog steeds de kinderen, geldgebrek, opvoeden en hard werken. Denk dat de verhoudingen anders lagen dan hier geschetst. Greet, Ma, Dat was pas een bijzonder mens. En voor altijd gemist.