Titus Brandsma. Een man en zijn mystiek

Hij is bekend vanwege zijn verzet tegen het nationaalsocialisme in de jaren dertig en veertig, zijn dood in concentratiekamp Dachau in 1942 en zijn heiligverklaring door paus Franciscus op 15 mei 2022. In deze biografie krijgen we een beeld van hem als rusteloze, ongrijpbare, kwikzilveren denker, doener en mysticus.

Het is bepaald niet de eerste biografie van Titus Brandsma (1881-1942).  Na onverholen bewondering, soms grenzend aan verering, werd de toon van de biografieĆ«n gaandeweg nuchterder en realistischer. Het laatste geldt zeker voor de biografie van de hand van Ton Crijnen, Titus Brandsma. De man achter de mythe (2008).
Inigo Bocken zet Brandsma in een ander licht. Hij gaat diep in op zijn denken en beschrijft hem als koorddanser op de grens van mystiek en maatschappij.  

Titus Brandsma rond 1905 en in 1920 (public domain)

Van Oegeklooster naar Nijmegen

In 1881 werd hij, als vijfde van zes kinderen, geboren in een boerengezin in het Friese Oegeklooster bij Bolsward. Anno Sjoerd Brandsma was zijn naam. Als elfjarige ging hij naar het gymnasium van de Franciscanen in Megen. Toen hij in 1898 koos voor het klooster van de Karmelieten in Boxmeer, nam hij de naam van zijn vader, Titus, aan.
Wat hem in de orde van de Karmelieten aantrok was een leven van gebed en dienstbaarheid, van contemplatie en actie. De mystica Teresa van Ɓvila (1515-1582) werd zijn grote voorbeeld en inspiratiebron ā€“ en dat zou ze zijn leven lang blijven.

Titus studeerde filosofie en theologie in Boxmeer, Zenderen en Oss (1900-1906). In die periode werd hij ook tot priester gewijd (1905). Vervolgens studeerde hij in Rome, waar hij zich vooral verdiepte in het katholieke sociale denken. Hij promoveerde daar ook.
Terug in Nederland werkte hij als docent in Oss en was hoogleraar in filosofie en mystiek aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (1923-1942), van 1932 tot 1933 was hij hier bovendien rector magnificus.
Voor collegaā€™s was hij een tikje te beweeglijk en ongrijpbaar: ā€˜dom en gevaarlijk bezig met alles tegelijk te willen zijn: hoogleraar, apostel van Friesland, journalist, architect, ziekenverpleger, pastoor en kosterā€™. ā€˜Meer zielzorger dan geleerdeā€™ en ā€˜kinderlijk vroomā€™. Maar voor Brandsma was de universiteit vooral het milieu om zijn ideaal van verheffing te realiseren.

Onnavolgbaar en onvermoeibaar

De beweeglijkheid van Titus Brandsma maakte hem onnavolgbaar. Hij was denker en doener, en begaf zich onvermoeibaar op vele terreinen. Hij gaf les en college, kwam op voor de Friese taal, maakte zich sterk voor kunstwerken, stichtte een school, zette zich in voor bibliotheken, richtte een krant op en werd er zelf hoofdredacteur van, schreef artikelen voor religieuze en wetenschappelijke tijdschriften, verzorgde lemmaā€™s voor een encyclopedie, verzamelde oude handschriften, zat in besturen en comitĆ©s, nam deel aan de katholieke vredesbeweging, hield spreekbeurten bij allerlei gelegenheden en schreef ontelbare brieven.
Dit alles onder het motto: de karmelspiritualiteit moet overal werkzaam zijn en de karmelitaanse contemplatie moet alle segmenten van de samenleving doordringen. Intussen zocht hij altijd naar de balans tussen contemplatie en actie, met Teresa van Ɓvila als vertrouwde gids.

Godsbegrip en godsbeelden

Ongeveer in het midden van deze biografie is de kern van het intellectuele leven van Titus Brandsma te vinden. Deze komt tot uitdrukking in zijn diesrede voor de universiteit op 17 oktober 1932. ā€˜Godsbegripā€™ staat erboven en Brandsma opent met de woorden:

ā€˜Onder de vele vragen, welke ik mijzelven stel, houdt wel geen mij meer bezig dan het raadsel, dat de zich ontwikkelende mensch, prat en fier op zijn vooruitgang, zich in zoo grooten getale afkeert van God.ā€™
Deze vraag verbindt hij met de crisis waarin de samenleving verkeert. Voor Brandsma is het godsbegrip de sluitsteen van iedere filosofie. Achter de politiek-maatschappelijke crisis schuilt volgens hem dan ook een meer fundamentele crisis, die alles te maken heeft met de wijze waarop de mens zich verhoudt tot God en de werkelijkheid.

Brandsma maakt onderscheid tussen godsbegrip en godsbeeld. GeĆÆnspireerd door Teresa van Ɓvila beschrijft hij het godsbegrip als een ā€˜hemelse diamant met oneindig veel facettenā€™. Hij toont aan hoe godsbeelden elkaar afwisselen in de geschiedenis en zo telkens een ander facet van het godsbegrip laten zien. Daarmee verandert ook telkens de verhouding tussen God en mens. Godsontkenning hoef je op zich niet te weerleggen, het gaat om het zoeken naar een godsbeeld dat bij de eigen tijd past, want nieuwe tijden vragen nieuwe vormen.
Het godsbegrip is de verborgen realiteit achter de godsbeelden, en hoe ernstig de crisis ook is, dan zijn er altijd uitwegen. Er is daarom ook geen reden voor fatalisme. Dat leert de geschiedenis van de mystiek.

De inwoning van God en de mystiek

In de diesrede onderstreept Brandsma het belang van de studie van de mystiek. Hij schetst eerst een aantal filosofische stromingen en hun tekortkomingen om vervolgens een nieuw, deels toekomstig godsbeeld te schetsen. Het werk van mystieke schrijvers biedt een uitweg. Zij laten zien hoe wezenlijk de relatie tussen God en mens is. Daarin onderscheidt mystiek zich van de heersende ideologieƫn en filosofische stromingen. God is de diepste grond van ons wezen.

ā€˜Wie begrijpt dat God in het diepste van zijn of haar wezen gevonden kan worden, vindt zichzelf in het geheel van alle verhoudingen en kan zich oriĆ«nteren in de ruimte en tot groei en vervolmaking komen.ā€™

Dat is het perspectief dat Titus Brandsma zijn toehoorders biedt. Je kunt God in jezelf ervaren Ć©n midden in de samenleving staan. Vanuit dat besef leefde en werkte hijzelf en vanuit dat besef nam hij zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid.  

Vleugels van verheffing

Het is onmogelijk een biografie als deze hier volledig recht te doen. Het is bovendien een biografie die een stevig beroep doet op het intellect. Wie niet enigszins ingevoerd is in theologie en filosofie, heeft er een stevige kluif aan. Brandsma gebruikt ergens een beeld dat hij ontleent aan twee van zijn favoriete mystici, Teresa van Ɓvila en Joannes van Ruusbroec (1293-1381): ā€˜dat men niet moet willen vliegen voor men vleugels heeftā€™.
Met enige regelmaat bekroop me het gevoel dat mijn geestelijke vleugels tekortschoten, bijvoorbeeld wanneer ik belandde in de diverse denkvormen van het thomisme, ik noem ā€˜de klassieke thomistische abstractietheorieā€™ of ā€˜het thomistisch hylemorfismeā€™. Maar Brandsma zou zeggen: ā€˜Wij moeten blijven worstelen om het beste, al weten we, dat we het nooit bereiken.ā€™

Zo is deze biografie een respectabele poging tot geestelijke verheffing van de lezer. Een intellectuele biografie, in meer dan Ć©Ć©n opzicht.

Tituts Brandsma in 1932, rector magnificus aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Public Domain)

Zo verborgen is God niet

Tegelijk met deze biografie verscheen een selectie van de teksten van Brandsma over maatschappij en mystiek. Peter Nissen verzorgde een bloemlezing met als titel Zo verborgen is God niet. Daarin is ook de diesrede over het Godsbegrip integraal en in hedendaags Nederlands opgenomen. Verder in deze bundel onder meer bijdragen over mystiek, kennis, dierenbescherming, nationaalsocialisme, plaats en taak van een eigen katholieke pers, over helden en heiligen.
Verheffing en vervolmaking gold voor Brandsma inderdaad op alle terreinen van het leven. Zijn gedachten over vrede en vredelievendheid zijn trouwens ook nu zeer de moeite waard om te lezen. Daar is geen woord (kerk)latijn bij.

Laatste woorden

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had Brandsma als adviseur van de katholieke dagbladjournalistiek in Nederland veel contact met  redacties en directies van katholieke kranten. Hij raadde ze aan niet mee te werken aan propaganda voor de Duitse bezetter, het nationaalsocialisme en de NSB. Deze activiteit was vooral de aanleiding voor zijn arrestatie op 19 januari 1942 in Nijmegen.

Hij werd naar Arnhem overgebracht en de volgende dag naar de gevangenis in Scheveningen. Vanuit zijn cel daar schrijft hij in een van zijn laatste brieven, op 27 januari 1942:

ā€˜Ik ben er al helemaal thuis, in dat kleine celletje. Ik heb mij er nog niet verveeld, integendeel. Ik ben er alleen, o ja, maar nooit was Onze Lieve Heer mij zo nabij. Ik kan het uitjubelen van vreugde dat Hij zich weer eens geheel door mij heeft laten vinden, zonder dat ik bij de mensen of de mensen bij mij kunnen. Hij is nu mijn enige toeverlaat ik voel me veilig en gelukkig. Ik wil hier altijd blijven als Hij het zo beschikt. Ik ben nog zelden zo gelukkig en tevreden geweest.ā€™

Hier worden zijn denken en voelen, zijn mystieke beleving, onder woorden gebracht. Hij spreekt lichtvoetig over ā€˜mijn celletje nr. 577ā€™. Gevangeniscel  wordt bijna kloostercel. Maar het zou niet zo blijven.
Van 12 maart tot 28 april verbleef hij in Kamp Amersfoort, waar hij opviel  onder zijn medegevangenen door zijn medeleven en medemenselijkheid. Een feit dat zou bijdragen aan zijn heiligverklaring.
Na nog een kort verblijf in de gevangenis van Scheveningen en in de strafgevangenis van Kleef, werd hij op 13 juni op transport gezet naar concentratiekamp Dachau. Totaal verzwakt werd hij daar op 26 juli 1942 om het leven gebracht.

Denker voor Gods aangezicht. Titus Brandsma, een intellectuele biografie
Inigo Bocken
Boom Amsterdam
ISBN 978 90 2443 945 4 / NUR 321, 681
Verschenen in mei 2024

Bestelinformatie

Bestel als hardcover bij bol.com (ā‚¬ 39,90)

Zo verborgen is God niet. Mystiek en maatschappij bij Titus Brandsma
Peter Nissen
Boom Amsterdam
ISBN 978 90 2446 479 1 / NUR 320, 708
Verschenen in mei 2024

Bestelinformatie

Bestel als paperback bij bol.com (ā‚¬ 22,90)


Yko van der Goot
Yko van der Goot
Yko van der Goot (1947) is theoloog. Hij werkte in diverse functies bij de omroep (NCRV) en was predikant van de Doopsgezinde Gemeente Zeist.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in