Bij de ingang van het Vondelpark aan de Van Eeghenstraat staat nog steeds een van de grootste en duurste particuliere stadspaleizen van de hoofdstad. Het werd in 1899 gebouwd door de architect, spoorwegingenieur en ondernemer Theodor Sanders. Het imposante gebouw met torentjes en sierbalkons, waarin Sanders zelf met zijn vrouw en drie verwanten ging wonen, was met meer dan 450 vierkante meter oppervlakte āerg ruimā, zoals zijn biograaf Arjan den Boer met enige understatement opmerkt. Opvallend element was de āAutomobiel Bergplaatsā met openslaande deuren aan de achterzijde, gebouwd in een tijd waarin er nog maar zoān 250 automobilisten in Nederland waren.
De dubbele villa, inmiddels een gemeentelijk monument, werd in 2020 voor 8,8 miljoen euro verkocht. Het is een van de laatste ontwerpen van Sanders en tevens een van de weinige bouwwerken van zijn hand die nu nog resteren. Veel van zijn gebouwen zijn afgebroken of geheel vernieuwd. Dat is niet de enige verklaring voor het feit dat hij, zeker als architect, vrijwel vergeten is. Ook als belangrijke spoorwegondernemer uit de begintijd van het spoor is hij nagenoeg onbekend. Geheel anders dan zijn jongere compagnon H.P. Berlage raakte hij al snel na zijn dood in 1927 in vergetelheid. Met zijn mooi geĆÆllustreerde en dikke boek brengt Den Boer op een gedetailleerde wijze het leven en werk van de veelzijdige Sanders weer tot leven. Daarmee gaat hij uitvoerig in op de betekenis van Sanders voor de opbloei van Amsterdam aan het einde van de negentiende eeuw.
Indeling in āgeografischeā hoofdstukken
Om het levensverhaal van Sanders te vertellen kiest Den Boer voor een originele compositie: elk hoofdstuk is opgehangen aan een locatie en periode waarin een zakenpartner, medestander, tegenstrever, vriend of familielid van Sanders wordt geplaatst. Dat geeft hem de ruimte om uitvoerig in te gaan op de context waarin het leven van Sanders zich afspeelde. Zo begint de biografie niet in Amsterdam, waar Sanders in 1847 op de chique Herengracht geboren werd, maar in het Gelderse dorp Oosterbeek. Daar had de vader van Theodor, een rijke Amsterdamse makelaar, een buitenverblijf laten bouwen. Het dorp was toentertijd zeer geliefd onder rijke bankiers, oud-politici en renteniers uit het westen. Zij bouwden er grote villaās met fraaie parken. Het dorp was ook de bakermat van de eerste kunstenaarskolonie van ons land. In die deftige en tegelijkertijd kunstzinnige omgeving bracht Sanders ās zomers zijn tienerjaren door. Daar maakte de jonge Sanders ook kennis met een van de zoons van de rijke Amsterdamse bankier Van Eeghen, die er eveneens een buiten had. Die kennismaking groeide uit tot een langdurige vriendschap, met als gevolg dat de iets jongere Jan Herman van Eeghen later veelvuldig en ruimhartig zou investeren in de projecten van Sanders.
Deze aanpak in geografisch gesitueerde hoofdstukken heeft als voordeel dat telkens een mooie inkijk wordt gegeven in het reilen en zeilen van de Amsterdamse elite aan het einde van de negentiende eeuw. Het maakt duidelijk hoe vriendschappen, maar ook afgunst en concurrentie de totstandkoming van grote projecten in de hoofdstad beĆÆnvloed hebben. Een nadeel van deze aanpak is dat sommige ontwikkelingen in de levensloop van Sanders verspreid zijn over verschillende hoofdstukken.
Opleiding tot ingenieur
Na zijn middelbareschooltijd in Amsterdam studeerde Sanders bouwkunde in Delft en vervolgens in Wenen. In Delft haalde hij ook het diploma van civiel ingenieur en op dat vlak bleek later toch zijn roeping te liggen. Hoewel hij aanvankelijk in het land verschillende villaās had gebouwd, was toch zijn meest opvallende bijdrage aan de Nederlandse bouwkunst dat hij in 1881 Hein Berlage als jonge bouwkundig tekenaar in dienst nam. Berlage werd al drie jaar later zijn compagnon. Ze deden een aantal interessante projecten samen, maar gingen in 1889 in vriendschap uit elkaar. Daarna legde Sanders zich meer toe op zijn grootste passie: de aanleg van tram- en lokaalspoorwegen.
Als (internationaal) ondernemer waagde hij zich al eerder aan een rage die overal in Europa woedde, namelijk panoramaās en panoptica, die bedoeld waren als leerzaam vermaak voor een breed publiek. Het leidde ertoe dat hij met Amsterdams geld een panoramagebouw realiseerde in Kopenhagen tegenover het bekende pretpark Tivoli. In Amsterdam bouwde hij een Panopticum in de Amstelstraat. Dat werd later theater Centraal en een bioscoop. Nog later werd het afgebroken voor de uitbreiding van de Amro-bank op het Rembrandtplein. Van de panoramakoorts bleef ook weinig over. In Nederland bleef alleen het Panorama Mesdag bestaan, omdat de bemiddelde schilder Mesdag het zelf overnam.
Trammagnaat/fanaat
Sanders was eigenlijk meer een stedenbouwkundige. Zijn nalatenschap lag vooral op het vlak van het āopenbaar vervoerā, dat in zijn tijd vooral in particuliere handen was. Amsterdam zou er heel anders hebben uitgezien als hij er zich niet mee bemoeid had. Veel van Sandersā āsporenā zijn ondertussen in zowel letterlijke als figuurlijke zin verdwenen, maar het resultaat van zijn plan voor een āgrote verkeersdoorbraakā in Amsterdam is er nog. Dat is de Raadhuisstraat. In verschillende pamfletten en brochures had Sanders de vele voordelen van deze zware ingreep (er moest nogal wat voor worden gesloopt) bepleit. De Raadhuisstraat was vooral voor de tram een belangrijke doorbraak. Sanders heeft er zelf weinig van geprofiteerd, want zijn aanvraag voor een tramconcessie in de stad werd afgewezen.
Hij slaagde er wel in om in de omgeving van de hoofdstad veel tramsporen aan te leggen. Zo lanceerde hij in 1880 een plan voor een tramnet dat Amsterdam met de omringende plaatsen zou verbinden. Daarvoor richtte hij de Noordhollandsche Tramweg-Maatschappij op, die begon met een stoomtram Amsterdam-Edam. Vanaf de halte bij het Tolhuis reed de tram in anderhalf uur naar Edam. Later kwam hij met een verbinding vanuit Noord naar Purmerend. Dat zijn allemaal lijnen die niet meer bestaan.
De politiek
Anders dan zijn behoudende en diepreligieuze vader was Sanders vooruitstrevend en vrijdenker. Hij was bijvoorbeeld aanhanger van de Nieuw-Malthusiaanse Bond (voorloper van de NVSH) en dientengevolge voorstander van geboortebeperking. Ook op andere maatschappelijke vlakken roerde hij zich, zoals het kiesrecht en goede sociale wetgeving. Hij was bestuurslid van de internationale Moral Education League, die karaktervorming als belangrijkste doel van het onderwijs beschouwde. Hij was ook samen met zijn vrouw Cateau gecharmeerd van verschillende onderwijsvernieuwers, zoals Cornelis Vrij (wiens school nog steeds bestaat) en Johan Kleefstra. Van 1898 tot 1904 was hij lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. In 1905 verhuisde hij naar Amersfoort, waar hij weer de politiek inging. Als kortstondig wethouder kreeg hij echter weinig voor elkaar.
In 1920 kreeg hij een beroerte. Hij stierf op 23 juni 1927 in Lyme Grove, Engeland, waar hij zijn levensavond sleet in het gezin van zijn zoon. Aan zijn dood werd, in tegenstelling tot zijn vroegere compagnon Berlage, nauwelijks aandacht besteed. Nu ligt er een mooie en uitvoerige biografie, die hem eindelijk meer recht doet.
Theodor Sanders. De vergeten compagnon van Berlage 1847-1927
Arjan den Boer,
Zwolle WBOOKS
ISBN 9789462586604
Verschenen in september 2024
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (ā¬ 39,95)