Een van de moeilijkste vragen over de geschiedenis van de afgelopen halve eeuw is waarom het sommige vroegere koloniën na hun onafhankelijkheid goed is vergaan en andere slecht. Beschuldigingen van neokolonialisme kloppen wel maar het ligt ook voor de hand te vragen wat de ideeën van hun nationalistische politieke leiders waren in een tijd dat er nog helemaal geen ervaring was met economische en politieke ontwikkeling na dekolonisatie.
In Suriname was het Frank Essed die onder meer als minister van Opbouw en directeur van het Planbureau vanaf de jaren 50 grote stukken van de Surinaamse ontwikkelingspuzzel probeerde te leggen. De forse biografie van oud-journalist Roy Khemradj, De Mobilisatie van het Eigene, heeft als ondertitel: ‘Biografie van een Surinaamse visionair’. Een gedetailleerde biografie als deze is niet alleen uitzonderlijk voor Surinamers, zelfs bekende voormannen van de dekolonisatie in Afrika of Azië hebben niet altijd die aandacht gekregen.
Suriname was een kleine kolonie, niet qua oppervlak, want het is vier keer zo groot als Nederland, maar door zijn geringe bevolking, veelal afstammelingen van slaafgemaakten en contractarbeiders uit Ghana, India en Indonesië. Nog geen kwart miljoen mensen telde het land in 1945. Daaronder waren enkele duizenden inheemse indianen en marrons (nakomelingen van ontsnapte Afrikaanse tot slaafgemaakten). Er woonden en werkten enkele duizenden Nederlanders, al of niet expats. Zo’n kleine koloniale bevolking maakt het extra moeilijk ontwikkelingen te plannen: te weinig arbeidskrachten, te weinig hoogopgeleiden, te weinig mensen met geld en andere investeerders – en dan pikt Den Haag in 1945 ook nog 40 miljoen dollar aan Surinaamse financiële reserves in (nu het equivalent van ruim $ 600 miljoen). Daar kwamen nog de soms problematische etnische verschillen bij tussen Hindoestanen, Creolen en Javanen, die zich onder meer zouden uiten bij de vorming van politieke partijen in de aanloop naar de onafhankelijkheid, waaraan Khemradj vele memorabele pagina’s wijdt.
Late erkenning
Franklin Edgar Essed werd in 1919 geboren als kind van Cornelia Catharina Werners, een vrouw die als 17-jarige van een plantage in Upper Nickerie in het westen van Suriname naar Paramaribo was getrokken om daar modiste te worden, met toestemming van haar moeder Carline. Deze oma was aanwezig bij de geboorte van Frank en bleef jarenlang haar dochter door dik en dun steunen.
De vader van Frank was weliswaar bekend, maar deze man zou hem pas officieel erkennen toen Frank 18 jaar was geworden. De biograaf vermoedt dat Frederik Samuel Essed, een man van aanzien als inspecteur van politie, pas tot deze daad wilde overgaan nadat zoontje Frank zich bewezen had als een doortastende, intelligente student. Eerder al mocht Frank bij zijn vader op gezette tijden thuis langskomen. Essed was weliswaar een donker gekleurde Creool, maar hij had dankzij zijn positie als inspecteur van de politie toch blijkbaar weinig last van de Surinaamse samenleving die mensen indeelde naar kleur – hoe witter, hoe hoger het aanzien.
Mooi dat Khemradj uitlegt waar de achternaam Essed vandaan komt: tijdens de manumissie, de tijd van de vrijlating van de slaven, kregen bijvrouwen van plantage-eigenaren en hun kinderen de achternaam van hun biologische papa, maar van achteren naar voren gespeld. Dus Dessé werd Essed, er kwamen zelfs achternamen als Van Madretsma, Van Amsterdam. Preutsheid, moeilijk doen over buitenechtelijke kinderen, is nooit het sterke punt van Suriname geweest.
Cornelia Werners, een hardwerkende, mooie jonge vrouw, kreeg na Frank nog drie kinderen met ene Johan Nassy, een in Paramaribo geliefde, reeds getrouwde huisarts die vlakbij woonde en nog per koets met koetsier de huisbezoeken aan zijn patiënten aflegde. Hij kwam als vader vrijwel dagelijks even langs bij zijn tweede gezin. Die drie kinderen zijn geboren in 1925, 1929 en 1934. Het doet vermoeden dat Cornelia – naar Ghanese gewoonte? – haar kinderen zo lang mogelijk de borst gaf, omdat – zo geloofde men – een vrouw dan tot wel vier jaar lang een nieuwe zwangerschap kan vermijden.
Naar de mulo
Ook deze drie kinderen hebben doorgeleerd en goed geboerd in het leven. Zeker is dat Frank Essed ook veel te danken had aan de Evangelische Broedergemeente (EBG), de christelijke denominatie waar zijn moeder en grootmoeder zich bij hadden aangesloten, oorspronkelijk zendelingen van de protestantse Hernhutters uit Duitsland, die vooral bekend zijn geworden om hun vredelievende opstelling tegenover andersgelovigen en hun nadruk op praktisch gelovig zijn.
Moeder Cornelia kon nog net de ulo voor Frank betalen maar dankzij de EBG kon hij door naar de mulo, een opleiding die dankzij “de hoge kwaliteit van het onderwijs” destijds in Suriname, aldus Khemradj, gelijkstond aan drie jaar HBS in Nederland, inclusief het onderwijs in vreemde talen waarvan Essed later veel plezier heeft gehad. Zijn kennis van het Sranan verrijkte hij door zijn grootmoeder bijna dagelijks voor het slapen gaan uit een bijbel in die taal voor te lezen.
De biograaf heeft op de eerste pagina’s dus al vier geloofwaardige elementen voor een soort Surinaams wonderkind verzameld: een hardwerkende, knappe moeder die haar mannen kon kiezen, een loyale oma, twee maatschappelijk succesvolle vaders, serieuze onderwijzers en tolerante, progressieve zendelingen. Je kon het veel slechter treffen als koloniale onderdaan.
Landmeter
Frank Essed wilde geen ambtenaar worden en het onderwijzerschap sprak hem ook niet aan. De puber met de wiskundeknobbel kreeg het advies zich te melden voor de opleiding tot landmeter, een beroep met aanzien dat toegang gaf tot de kring van notabelen van Paramaribo. De stad was bezig uit zijn voegen te groeien, er moesten stukken grond worden toegewezen voor huizenbouw. In het achterland wilden bedrijven concessies hebben voor houtkap en het delven van bauxiet en goud. Het vergde wel wat waskracht van zijn moeder, want hij werd geacht in een “kreukvrij wit pak” op de landmetersopleiding te verschijnen, een soort institutioneel pesten lijkt me. Later heeft Essed in Delft ook nog de technieken van luchtkartering bestudeerd, handig om bijvoorbeeld vanuit de lucht de verspreidingsgebieden van de vele nuttige boomsoorten in Suriname in kaart te brengen. Hij werd de geestelijke vader van Operatie Sprinkhaan om de binnenlanden toegankelijk te maken voor onderzoekers door de aanleg van kleine vliegvelden, met landingsbanen die lang genoeg waren om niet alleen propellervliegtuigjes maar ook zwaardere transportvliegtuigen te ontvangen.
Wilhelmina’s belofte
Tijdens de Tweede Wereldoorlog stuurde Washington tweeduizend militairen naar Suriname om de aanvoer van bauxiet door het Amerikaanse bedrijf Alcoa veilig te stellen tegen eventuele plannen van de Duitsers die te saboteren. Die Amerikaanse bemoeienis bracht een manna aan dollars voor de lokale economie met zich mee – en een politieke aardverschuiving. Koningin Wilhelmina, niet onbekend met de antikoloniale visie van de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt, liet eind 1942 vanuit Londen via Radio Oranje weten dat Suriname en de Antillen na de oorlog zelfstandig binnenlands bestuur zouden krijgen.
Dat lieten de Surinamers zich geen twee keer zeggen. Politieke partijen werden opgericht, zeven jaar later werden verkiezingen gehouden, er kwam een eigen parlement en een eigen kabinet, met nog wel daarnaast een College van Algemeen Bestuur benoemd door de Nederlandse gouverneur. Het was 1949. India en China werden onafhankelijk. Hoeveel hoogopgeleide Nederlanders zouden straks in Suriname willen blijven, of kunnen blijven? Het land had eigen deskundigen nodig. Essed ging alsnog studeren, aan de universiteit van Wageningen, het stadje dat tot dan toe alleen maar witte deskundigen tropische bosbouw had afgeleverd. Later zou hij zich met succes inzetten voor de ontwikkeling van een eigen universiteit in Suriname.
Cum laude
In 1950 kwam Essed met zijn eerste vrouw Mathilda Echteld aan in Amsterdam. Hij kreeg een “zuinige” beurs maar de overheid had in Wageningen ook een woning voor het koppel geregeld en na verloop van tijd verdiende hij bij als werkstudent. Waarschijnlijk was hij de eerste zwarte man aan de Wageningse universiteit. Hij viel ook op omdat hij dus tien jaar ouder was dan de meeste andere studenten, al getrouwd was, goed kon dansen en tennissen, beschikte over flux de bouche en een talent voor socializing en netwerken had.
Essed koos zijn gezelschap met zorg. In Paramaribo, met zijn intense verenigingsleven, was hij onder meer lid geworden van een vrijmetselaarsloge, de Foresters, waar hij “in contact kwam met mensen met wie hij zich etnisch en sociaal identificeerde, volkscreolen die in broederschap volgens bepaalde rituelen werkten aan hun geestelijke en maatschappelijke verheffing”. Opvallend is dat hij in zijn latere geschriften niet de term “arbeidersklasse” maar “volksklasse” gebruikt, in feite beter geschikt om variaties van niet-rijken te omschrijven (niet alleen in Suriname maar ook in Nederland dunkt me). In Wageningen zou hij uitgroeien tot meester in deze vrijmetselaarsloge – en sociaaldemocraat in PvdA-stijl.
Van zijn bijverdiensten voor bijles geven in de wiskundige statistiek betaalde hij abonnementen op vier dagbladen en De Groene. Hij kreeg steeds meer belangstelling voor internationale ontwikkelingen. De jaren 50 waren enerverend, juist vanwege de dekolonisatie: de oorlog in Korea eindigde in 1953, de Fransen werden in 1954 verpletterend verslagen in Vietnam, in Parijs stierf door de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog de Vierde Republiek en trad Charles de Gaulle aan, de anticommunistische CIA intervenieerde al of niet met succes in Egypte, Iran, Cuba, Guatemala, Indonesië en Irak. Niet verwonderlijk dat ook in Suriname twee kampen ontstonden, die van voorstanders van een geleidelijke onafhankelijkheid zoals Essed en van een zo snel mogelijk doorknippen van alle politieke banden met het “moederland”. Onafhankelijkheid was voor Essed heel wat anders dan echte zelfstandigheid. Hoe dan ook, hij vond dat Suriname al vóór zijn onafhankelijkheid zijn eigen boontjes moest doppen als het op buitenlandse zaken aankwam. Dat gebeurde maar mondjesmaat, bijvoorbeeld bij organisaties als de Verenigde Naties, want in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden uit 1954 bleven buitenlandse zaken en defensie Haags jachtterrein.
Essed slaagde cum laude voor het examen van Bosbouwkundig Ingenieur. Dat was in 1955 nog reden voor het Parool om dit in een nieuwsberichtje te melden. Zwarte man uit ons Suriname… zoiets moet de redactie trots gedacht hebben (in 1966 verschenen de stukjes in het Parool van, ik meen, een student uit een Afrikaans land, later gebundeld onder de titel De eenzaamheid van Zwarte Piet; nog steeds hadden de meeste Nederlanders toen nog nooit in levende lijve een neger ontmoet).
Promotie
Zijn scriptie over het tellen van bepaalde bomen in de jungle bood aanknopingspunten voor een promotie, vonden zijn Wageningse docenten. Kon hij niet blijven? De Surinaamse overheid ging akkoord. Helaas is er blijkbaar weinig bekend over de drie maanden die hij tijdens zijn promotie-onderzoek doorbracht bij het Forestry Institute of Dehra Dun in India, onder de vleugels van de FAO (de Food and Agriculture Organisation van de VN). Ik had Esseds onvermijdelijke cultuurschok met een al gedekoloniseerde oude beschaving die drieduizend keer de bevolking van Suriname had, graag willen meemaken via brieven en dagboeken.
In krap twee jaar was Essed klaar met zijn onderzoek en promoveerde weer cum laude op zijn proefschrift, gewijd aan Estimation of Standing Timber. Mocht een lezer nu de associatie hebben met ongebreidelde houtkap in het Amazonegebied, zoals in Brazilië, niets is minder waar. Of het aan de aanwezigheid van de firma Bruynzeel in Suriname lag (fabrikant van onze moderne houten keukenkastjes) of aan realistische idealisten in Wageningen of aan beide, ook zonder wetenschappelijke onheilstijdingen over de klimaatcrisis waren bosbouwspecialisten toen al overtuigd van de noodzaak van duurzaam beheer van de bomenrijkdom in Suriname. Pas onder het regime Bouterse zou dit helemaal niet zo moeilijke principe (tijdelijk?) verlaten worden.
Eva
In 1951 leerde Essed tijdens een tramrit in Amsterdam Eva Fruin kennen, toen nog studente. Uit de biografie komt zij naar voren als een ondernemende vrouw met belangstelling voor het onderwijs en de gesproken talen in Suriname, ook al als studente. Wat waarschijnlijk ook hielp de vonk bij Essed te laten overslaan, was dat zij was opgegroeid in wat toen nog Batavia heette, ze was een anak Betawi. Ze was de dochter van een sociaal ingestelde advocaat, Thomas Fruin, die niet zo gelukkig was in Nederlands-Indië en die later betrokken was bij de oprichting van een volkskredietbank aldaar – een in de ontwikkelingsliteratuur onderbelicht maar zeer noodzakelijk instituut voor boeren en kleine ondernemers.
Er is een heerlijk hoofdstuk gewijd aan het dagelijks leven thuis rond Eva – hoeveel biografen doen zoiets? Het is echt vintage Khemradj als chroniqueur van het leven in Paramaribo (hij schreef eerder de biografieën van de Surinaamse accountant Ram Hiralal en de psychiater Otmar Buyne). Eva werd nooit moeder maar nam in 1972 Ingrid Romeo in huis, een meisje dat na een leven in een rooms-katholiek internaat niet goed wist hoe ze verder moest. Zo werd Essed ook “oom Frank”. In dit hoofdstuk komt opeens ook een buitenechtelijke zoon uit de lucht vallen, Kenneth, die Essed dertien jaar voor Eva verborgen had weten te houden. Dat ging niet meer toen deze Kenneth zijn bekende vader in zijn eigen huis wilde bezoeken. Het kwam allemaal goed. Eva Fruin zou tot op hoge leeftijd naar Suriname blijven reizen. Tijdens haar gesprekken met Khemradj in Nederland bleek ze op 90-jarige leeftijd nog steeds het dagelijkse nieuws uit haar derde vaderland te volgen.
Astrid
In 1956 zou Essed van zijn echtgenote Mathilde Echteld scheiden (eerst van tafel en bed, Mathilde zette pas haar handtekening onder de definitieve scheiding in 1970). Hij was met haar getrouwd in 1943 en in 1951 hadden ze een dochter gekregen, Astrid. Origineel van Essed is dat hij in 1967 zijn boek Frank en Vrij, gewijd aan de noodzaak van verjonging en vernieuwing van de Surinaamse politieke partijen, vooraf liet gaan door een lange brief aan kritische puber Astrid. Het is een onthullend relaas over onder meer politiek opportunisme en autocratische neigingen in Paramaribo.
Die zorg om politieke hervorming is overigens een constante in Esseds carrière. Je kunt wel visionair zijn maar wie gaat de plannen uitvoeren? Deze voorstander van het zoveel mogelijk betrekken van de bevolking bij alle ontwikkelingsplannen bepleitte bijvoorbeeld met succes een campagne om de duizenden marrons en indianen in het achterland als kiezers te registreren, want die hadden aanvankelijk alleen in theorie actief en passief kiesrecht. Hoeveel pas onafhankelijke landen hebben in de vorige eeuw bij gebrek aan eigen ideeën niet simpelweg het parlementaire systeem van de vroegere kolonisator gekopieerd, met soms dramatische gevolgen (zoals de Biafra-oorlog in Nigeria)? Zo niet Suriname, vooral dankzij Essed, die onder meer bijdroeg aan hervormingen van de kieswet, het parlementair systeem en de grondwet.
Spoorlijn
De biografie reproduceert teksten van Essed om te laten zien hoe hij dacht over de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen (waterkracht, bossen) van Suriname, haar grondstoffen (onder andere bauxiet), de noodzaak van spreiding van economische activiteiten (niet alles concentreren in de hoofdstad) en, in zijn tijd nog, het enorme arbeidsethos en de ondernemingszin van de beroepsbevolking waar men op kon rekenen.
De gestage uitbreiding van het ambtenarenapparaat door politieke partijen, die zichzelf zo van loyale kiezers probeerden te verzekeren, zal Essed met lede ogen hebben aangezien. Het is echt niet zo, zoals een hoge pief van de Wereldbank mij ooit uitlegde, dat een loodzware bureaucratie vaak een ander systeem is om een sociaal vangnet te creëren voor werklozen en andere behoeftigen; arme landen kunnen niet meteen efficiënte organisaties voor bijstandsuitkeringen en dergelijke uit de grond stampen, zei hij. De werkelijkheid is dat vitale mensen dan liever lui dan moe worden, de bedrijvigheid ver achter blijft bij de mogelijkheden en er amper geld is voor investeringen in collectieve voorzieningen zoals de gezondheidszorg.
Er kleeft aan Esseds naam wel een onaangenaam verhaal. Zijn plannen voor West-Suriname zouden “megalomaan” zijn geweest en het bewijs daarvoor is telkens weer de beroemde nooit afgemaakte “spoorlijn van ergens naar nergens” in de buurt van Nickerie. Zelfs Anil Ramdas, die als intellectueel en journalist beter had kunnen weten, droeg dit verhaal uit. Khemradj weet deze mythe vakkundig te ontmantelen. Het verhaal laat wel zien met welke praktijkproblemen de uitvoering over vele jaren van rationele ontwikkelingsideeën te maken kunnen krijgen: de internationale marktprijs voor een grondstof of exportproduct stort in; onderzoek wijst uit dat de omvang van de winbare grondstof op een bepaalde plek toch tegenvalt; een principe-overeenkomst met een buitenlands bedrijf gaat van tafel omdat deze investeerder in een heel ander buitenland goedkoper te winnen reserves van hogere kwaliteit heeft ontdekt; de investeerder krijgt in een buurland te maken met nationalisatie en vreest dat dit voorbeeld navolging krijgt.
Of er komt een staatsgreep.
Gevangenschap
Essed is door vrienden van Desi Bouterse in 1980 en 1981 negen maanden gevangen gezet, officieel op verdenking van zelfverrijking met Nederlands ontwikkelingsgeld. Uiteindelijk is hij toch relatief snel – voor een militair regime althans – vrijgelaten, zonder excuses voor de abominabele behandeling en vernederingen die deze patriot ten deel waren gevallen en zonder financiële compensatie, bij voorlopig gebrek aan bewijs zoals het heette. De reactie vanuit Den Haag op zijn arrestatie liet te wensen over, maar gelukkig lieten individuele politici zich van hun beste kant zien door hem in gevangenschap op te zoeken, zoals D66-voorman Hans van Mierlo. Esseds huis was altijd in Paramaribo de zoete inval geweest voor Nederlandse politici.
Aangezien hij, denk ik, wel de helft van de Surinamers kende die zogenaamd vanwege een linkse couppoging na marteling eind 1982 doodgeschoten werden, kun je je afvragen waarom hij toen niet nog eens werd opgepakt en ook de dood werd ingejaagd. Khemradj heeft dan al in geuren en kleuren beschreven hoezeer Essed begaan was met de culturele verheffing van de Surinamers. Hij had zitting in zo veel besturen van verenigingen dat Eva Fruin later in het archief soms vooral briefjes vond waarin hij liet weten helaas niet aanwezig te kunnen zijn bij de bestuursvergaderingen.
Eén activiteit, waarvan ook Nederland later de vruchten ging plukken, was zijn inzet voor de professionalisering van het Surinaamse voetbal. Dat is nog niet doorgedrongen tot Wikipedia
maar deze biografie helpt dat corrigeren mag ik hopen. Misschien was Bouterse zich bewust van de bekendheid die Essed ook daarom genoot.
Überhaupt denk ik: had het militair regime in Suriname onder Bouterse van 1980-1988 zo kort overleefd zonder de politiek-culturele invloed van figuren als Essed? Bouterse mag dan jaren later nog van 2010 tot 2020 president van Suriname zijn geweest als sterke man van de Nationale Democratische (!) Partij, er is blijkbaar ooit in Suriname een basis gelegd voor een democratische omgang met elkaar. Vergeleken met militaire regimes elders in pas onafhankelijke landen, heeft die van Bouterse heel kort geduurd (in Irak bleef Saddam Hussein 35 jaar aan de macht, Mobutu in de Congo 32 jaar). Hoewel Essed na zijn vrijlating de kans had om uit Suriname te ontsnappen, deed hij dit niet. Hij kwam om het leven bij een alledaags verkeersongeluk, in 1988.
Ook voor wie zich wil inlezen in de geschiedenis van Suriname van de laatste honderd jaar, is dit boek een absolute aanrader, alleen al om alle details van de geschiedenis van de politieke partijen en het leven in Paramaribo. Wat nog bruikbaar is van Esseds visie, valt voor een lezer die buitenstaander is, moeilijk te beoordelen. Hijzelf verzamelde altijd deskundige en bevlogen mensen om zich heen. Die moeten er toch nog steeds zijn in Suriname.
Frank Essed – De Mobilisatie van het Eigene – Biografie van een Surinaamse visionair
Roy Khemradj
LM Publishers
ISBN 9789460229824
Verschenen in 2025
Bestelinformatie