Sturm und Drang tegenover ingetogen kunstenaarschap. Dubbelbiografie van de schilderbroers Willem en Pieter de Zwart, 1880-1930

Wat voor literatuurwetenschapper Margreet den Buurman begon met een blogje over haar oudooms, groeide uit tot een prachtig kunstboek met mooie heldere foto’s, de dubbelbiografie Willem en Pieter de Zwart, 1880-1930, Haagse schilderbroers op het breukvlak van een nieuwe tijd.

Willem en Pieter de Zwart

In het boek staan diverse zelfportretten afgebeeld van de kunstschilders en etsers Willem en Pieter de Zwart. Ze laten twee verschillende mannen zien, ondanks hun bloedverwantschap. Het zelfportret van Willem de Zwart (1862-1931) uit 1923 toont ons een trieste wat wanhopige man met een duistere inslag. Een introverte man die streed met zijn demonen. Een strijd waaronder hij regelmatig gebukt ging en die hem dan belemmerde te schilderen. Ernstig staart hij langs ons heen. Argwanend om zijn zielenroerselen voor ons bloot te leggen, alsof hij twijfelt of we hem wel begrijpen. In zijn schilderwerk deed hij dit wel, en hij was behoorlijk productief. Zijn favoriete kleuren waren geel en paars. Hoe contrasterend is dit schilderij met het portret uit de periode 1907/1910. Daarop heeft Willem zichzelf afgebeeld met een monnikskap. Behoedzaam en toch bijna spottend kijkt hij ons aan, alsof hij wil aangeven dat hij meer weet dan wij. Tegelijkertijd vormt de monnikskap een soort bescherming waarbinnen hij zich veilig waant.

Pieter de Zwart, (1880-1967) daarentegen, kijkt ons vanaf zijn zelfportret bijna guitig aan. Hij heeft een kalme, meer extraverte uitstraling. Hij heeft duidelijk een stabieler karakter. Zijn favoriete kleur was pastelblauw. Landschappen, plattelandstafereeltjes met een molen of een boerderij, portretten en boeketten behoorden tot zijn onderwerpen. Over de verkoop maakte hij zich niet al te druk, in tegenstelling tot zijn broer die alle mogelijke moeite deed om zijn werk te verkopen.

Beide mannen waren kunstschilders, afkomstig uit de Haagse School, een kunstbeweging die in de periode tussen 1860 en 1900 werkzaam was in Den Haag en omgeving. De kunstenaars beoogden hun onderwerpen realistisch weer te geven in plaats van de geromantiseerde weergaves van hun voorgangers. Bij de schilderijen van Willem de Zwart is goed de sterke invloed van George Hendrik Breitner, (1857-1923) te zien. Met name in de kleurstellingen, het okergeel en het typische tegelijk zo kenmerkend gebrande omber(bruin), maar ook de snelle kwastvoering waarmee de doeken geschilderd zijn. De onderwerpen zijn niet echt uitgewerkt. Opvallend is die invloed niet te noemen. Breitner en Isaac Israëls, (1865-1934) waren academiegenoten en werden goede vrienden van Willem de Zwart. Bij het werk van Pieter valt op dat zijn tekeningen gedetailleerder zijn en zijn schilderijen bezadigder. In de getekende portretten  is enigszins de stijl van Vincent van Gogh te herkennen.

Hoe kwam Margreet den Buurman op het spoor van de broers De Zwart? Het antwoord is simpel. Toen ze in 2019 werd uitgenodigd om enkele schilderijen van Pieter de Zwart in bruikleen te geven voor een reprise expositie uit 1913 in het Noord Veluws museum in Nunspeet, bedacht ze dat ze eigenlijk zo weinig wist van de broers. Willem en Pieter waren broers van haar overgrootmoeder.  Haar diepere interesse in het kunstenaarsleven van haar oudooms was gewekt en ze ging op onderzoek uit.

Willem De Zwart: De Wagenbrug in Den Haag (ca 1885-1895). Bron: Rijksmuseum (public domain)

Het begin van het kunstenaarschap

De zoons werden geboren in een groot arbeidersgezin dat in totaal uit acht kinderen bestond. Vader Wilhelmus Nicolaas Hendricus de Zwart (1836-1924) was stoker op stoomlocomotieven. Niet direct een omgeving waarin je kunstenaars zou verwachten. Maar dat vooroordeel is een behoorlijke vergissing, want vader De Zwart bleek een begenadigd rijtuigschilder en tekenaar te zijn. De appel viel bij nader inzien dus niet ver van de boom.

Willem begon al vroeg met tekenen. Op de leeftijd van veertien jaar ging hij naar de Haagse Kunstacademie en kreeg hij les van Jacob Maris. Pieter waagde zich pas op twintigjarige leeftijd aan de kunst. Na eerst les te hebben gehad van zijn broer, ging hij in de leer bij Cornelis Koppenol, (1865-1946). Het leven van de broers verliep niet gemakkelijk. Willem de Zwart kreeg een contract bij kunsthandelaar Van Wisselingh, die gevestigd was in Amsterdam. Een voorwaarde in het contract was dat hij tafereeltjes moest schilderen waar vraag naar was. Een andere nog explicietere voorwaarde hield in dat hij niet met andere kunsthandelaren en – kopers mocht onderhandelen over zijn werk. Dergelijke beperkingen opleggen aan een kunstenaar is echter funest voor diens creativiteit. Een kunstenaar heeft immers vrijheid nodig. Willem brak daarom na achttien jaar met Van Wisselingh, maar zijn leven werd er niet makkelijker op. Hij had namelijk nog een ander ernstig probleem. De kunstenaar ging gebukt onder periodes van geestelijke instortingen die afgewisseld werden door zeer productieve periodes. Door zijn rusteloze ziel hield hij het nergens lang uit, vandaar de vele verhuizingen. Vaak ook nog eens naar steeds goedkopere woningen wegens geldgebrek. Vreemd genoeg leed zijn werk daar niet onder. Hij bleef een stabiele schilder met een helder kleurgebruik, waar hij vaak om geroemd werd.

Toen Pieter eenmaal koos voor het kunstenaarschap werd zijn leven er ook niet makkelijker op. Nadat hij opgeleid was tot timmerman verruilde hij een zeker bestaan voor een onzekere toekomst als kunstenaar. Zijn bloeiperiode ligt meer in het begin van de twintigste eeuw. Hij trok wel aandacht van verschillende kunsthandelaren, maar tot een echte doorbraak kwam het niet. Dat gebeurde pas toen kunstverzamelaar en mecenas Abraham Bredius, (1855-1946) hem financieel ondersteunde. Ook hier kwam een restrictie tevoorschijn. Pieter moest lessen volgen bij Cornelis Koppenol (1865-1946), een kunstenaar die vijftien jaar ouder was en die andere  – in de ogen van zijn pupil verouderde – kunstopvattingen had. Ook Pieter wilde liever zijn eigen stijl ontdekken en net als zijn broer slaagde hij daar later ook in. Beide broers vonden uiteindelijk hun weg in het Haagse Impressionisme.

De broers stonden midden in het leven tijdens het Interbellum, de periode tussen de beide Wereldoorlogen. Willem was 52 en Pieter was 34 toen de Grote Oorlog uitbrak. Den Buurman concludeert dat het werk van beide broers, ondanks de heftige wereldlijke spanningen, weinig daaronder geleden hebben. Zij bleven schilderen in de traditie van hun leermeesters, Willem in de trant van Jacob Maris, Pieter in die van Kees Koppenol.

Pieter de Zwart, zelfportret (ca 1918) © Margreet den Buurman (CC BY-SA 4.0)

Persoonlijke mening

Margreet den Buurman publiceerde eerder biografieën en deelstudies over Thomas Mann en de zijnen. Thans beweegt ze zich op het terrein van de schilderkunst en dat doet ze beslist niet onverdienstelijk.   Wie de boeken van deze auteur kent, weet dat zij haar hoofdpersonen objectief benadert, als een toeschouwer. Dat is in dit boek niet anders. De auteur schetst een mooi ingetogen beeld van beide broers. Met haar vlotte schrijfstijl trekt ze vanaf de eerste regel de lezer meteen in haar verhaal. Een biografie – laat staan een dubbelbiografie – laat zich dikwijls niet makkelijk schrijven uit bestaande gedrukte bronnen. Tastbare stemmen uit het verleden in de vorm van persoonlijke aanvullingen uit brieven, uit recensies en via ooggetuigenverslagen zijn dan ook belangrijk, zo ook in dit boek. Even komen de beide kunstenaars tot leven.

Maar deze dubbelbiografie is een kunstboek en bovendien een deel van de familiegeschiedenis. Dat vraagt om een zichtbare mening van de auteur. Daarom rees de vraag: hoe kijkt Den Buurman zelf tegen haar project aan? Waarom koos ze bijvoorbeeld juist voor de periode 1880-1930? Desgevraagd stelt ze dat het haar vooral ging om de relatie tussen de broers. Het jaar 1880 was het geboortejaar van Pieter, het jaar waarin de 18 jarige Willem carrière begon te maken. Voor 1930 geldt dat dit het voorlaatste levensjaar van Willem was, zijn artistieke bloeiperiode lag tussen 1880 en 1920. Het jaar 1930 markeert bovendien de bloeiperiode van nieuwe internationale avantgardistische kunststromingen, aldus de auteur.

Schrijf je over kunstenaars, dan kan het bijna niet anders of je ontwikkelt een voorkeur voor een van beiden. Op die vraag antwoordde Margreet den Buurman dat ze neigde naar Pieter vanwege zijn lichtere toets. Echter, wanneer het gaat om de portretten heeft Willem de voorkeur. Wat op Den Buurman de meeste indruk maakte tijdens haar onderzoek was de liefde die Willem de Zwart ontving van zijn familie. Ondanks zijn ziekte, zijn moeilijke karakter en zijn geldgebrek werd er altijd voor hem gezorgd. Diezelfde familieliefde was ook terug te vinden in de band die de broers hadden met hun vader.

Het merendeel van het boek is gewijd aan Willem, een Sturm und Drang persoon met kwetsbare kanten, zoals Den Buurman hem beschrijft. Doordat hij bekender werd, ook in zijn tijd, was er over hem meer terug te vinden dan over Pieter. Is er misschien toch nog een vervolg te verwachten dat meer gewijd is aan Pieter? Margreet den Buurman is daar duidelijk over. Voor haar is dit project afgesloten. Beide broers hebben een plek gekregen en dat is voldoende. Inmiddels is ze alweer bezig aan een nieuw kunsthistorische onderneming. Dat resulteert vast weer in een mooi en interessant boek. Iets om nu alvast naar uit te kijken.

Willem en Pieter de Zwart, 1880-1930. Haagse schilderbroers op het breukvlak van een nieuwe tijd
Margreet den Buurman
Uitgeverij De Nieuwe Haagsche
ISBN 9789460101106
Verschenen november 2022

Bestelinformatie


Bestel als paperback bij bol.com (€ 18,95)

Annabel Junge
Annabel Junge
Annabel Junge (1961) is schrijfster, onderzoekster en recensent. Studeerde theologie, maar haar ware passie is schrijven en researchen over de Tweede Wereldoorlog.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in