Het blijft verbijsterend dat er tachtig jaar na de Tweede Wereldoorlog nog altijd onbekende personen en hun verhalen opduiken die er daadwerkelijk toe doen.
‘Waarom heeft niemand dit ooit opgeraapt?’ was mijn reactie toen ik tijdens onderzoek naar een Joodse schrijver op een andere auteur stuitte – die nota bene in het concentratiekamp Bergen-Belsen een dichtbundel daarover bleek te hebben geschreven. Het uit tien gedichten bestaande boekje was in 1946 uitgegeven, maar vervolgens in de mist van de tijd verdwenen. Toen ik met opgetrokken wenkbrauwen ging uitzoeken waarom dat was, bleek ik niet de enige te zijn die er tegenaan was gelopen. Sterker: de eerdere confrontatie van auteurs Paul Janssen en Lilian Kars met dit onderwerp was net uitgemond in een boek erover van hun hand.
Janssen en Kars hadden de niet genoeg te prijzen gedachte opgevat die bundel uit 1946 opnieuw uit te geven. Minstens zo prijzenswaardig, en volkomen logisch, was hun idee dat daar dan ook de nodige toelichting en verhalen omheen moesten staan. Het resultaat is de combinatie-uitgave De dromer. Het onverwoestbare woord – een titel waarin de naam van die hoofdfiguur niet voorkomt, net als in de eerste alinea’s van deze bespreking. Is dat handig? De lezer oordele zelf.
Of die naam veel zou uitmaken in de titel is de vraag, want als gezegd gaat het hier om een vergeten dichtwerk en een zo goed als onbekende schepper. Sallie Pinkhof, zoals hij heette, wordt in De dromer omringd door slechts enkele bekendere figuren: zijn zus, de kinderboekenschrijfster Clara Asscher-Pinkhof, Joodse Raad-voorzitter Abraham Asscher (zijn werkgever) en Abel Herzberg (mederedacteur bij Het Joodsche Weekblad en medegevangene in Bergen-Belsen).
Kampbrieven
Sallie Pinkhof (1893-1945) debuteerde als twintiger met een gedicht in De Gids en publiceerde daarna enkele bundels, vertalingen en ook proza. Hij boog zich daarin onder meer over het vraagstuk van de Joodse eenheid en mogelijke Joodse staat. Het bezorgde hem geen grote bekendheid, tenzij in de ‘eigen’ Joodse kringen. Daar oordeelden sommigen niet zachtzinnig over zijn pragmatische visie. Die reacties vertolkten precies zijn motivatie: het Joodse volk moest zijn tweedracht eerst overwinnen voor het op zichzelf zou kunnen staan. Noem het een boemerangopvatting.
Pinkhofs talent leverde hem een werkkring op bij Abraham Asscher, diamantair en tijdens de Duitse bezetting voorzitter van de Joodse Raad samen met David Cohen. Als Asschers persoonlijk assistent maakte Pinkhof van dichtbij mee hoe de Joodse Raad zijn onmogelijke en later zo verketterde taak probeerde uit te oefenen. In enkele gevallen leverde Asschers tussenkomst iets op, zoals het ‘ontslag’ uit kamp Westerbork van Sallies oudste broer Meijer en diens echtgenote in september 1942. Het was allemaal betrekkelijk. Meijer belandde er eind mei 1943 opnieuw. Vier weken later verschenen daar ook Sallie, zijn echtgenote Rosalie, twee van hun kinderen, zijn ouders en twee andere broers met hun gezinnen na een razzia. Van Westerbork werd Sallie in januari 1944 naar Bergen-Belsen gedeporteerd, en de volgende halte, Sachsenhausen, zou hij niet levend halen.
De dromer ontvouwt dit leven en Pinkhofs persoonlijkheid in twee alternerende teksten: brieven uit Westerbork aan zijn zoon Menachem, waarin hij zijn leven en bijzondere, cultuurrijke familie uiteenzet en overdenkt, en dagboekfragmenten uit Bergen-Belsen over de toestand daar.
Waarom om-en-om, en dus steeds omschakelen als lezer? Een reden hiervoor vermelden de samenstellers niet in hun proloog. In elk geval wilden zij de twee verzamelingen niet als twee aparte tekstblokken aanbieden, en daar is wel iets voor te zeggen. Op den duur went de afwisseling en grijpen de twee segmenten ook langzaam in elkaar. De brieven beginnen naast de terugblikken ook meer en meer kampbeschrijvingen en -details te bevatten. De laatste zes hoofdstukken zijn overigens allemaal uit Bergen-Belsen, omdat er uiteindelijk geen brieven meer te schrijven vielen: Menachem belandde daar in augustus 1944 zelf ook. De lezer gaat dan onwillekeurig nog eens terug naar het begin van het boek, als zijn vader Sallie pas in Bergen-Belsen is. Uit zoiets moge blijken dat het geheel organisch is.
Het is bij dit alles wel plezierig dat het tweede deel van het boek een reeks biografische schetsen van familieleden en relaties bevat en een praktische stamboom. De familie Pinkhof was omvangrijk, en de teksten bevatten bijgevolg veel namen en verhoudingen. Het gegeven van Sallies tweede huwelijk, na het vroege overlijden van zijn echtgenote Sophie, kruipt bijvoorbeeld al door zijn brieven aan Menacham (‘je stiefmoeder’), maar wordt pas halverwege daadwerkelijk ontvouwd. In Sallie Pinkhofs biografische schets achterin is dit samen met vele andere gegevens op overzichtelijke wijze gepresenteerd.
Die feitenbiografieën van zijn familieleden en relaties zijn sowieso zeer waardevol. Het boek bevat ook talloze foto’s van en uit de familie en ander beeldmateriaal. Tekeningen uit Bergen-Belsen van Sallies vriend en collega Louis Asscher vormen een perfecte, letterlijk naadloos passende illustratie van Sallies woorden.
Roman van een leven
Bij dat laatste moet nog een belangrijke kanttekening worden gemaakt. Sallies woorden, in de brieven en autobiografische teksten, zijn namelijk niet Sallies eigen woorden.
De samenstellers hebben gekozen voor ‘gefingeerde’ brieven en overpeinzingen. Een precieze verantwoording van die opzet ontbreekt. De teksten worden ‘geschraagd door historische feiten en vele familiebronnen’, en het lijdt alleen al door het aanhangsel geen twijfel dat ze meters aan bronnen, literatuur en getuigenissen hebben gebruikt. Maar waarom die in de vorm zijn gegoten van wat ze op de achterflap een ‘historische roman’ noemen blijft onduidelijk.
Het is voor de lezer van biografieën en historische teksten wat onbestemd en enigszins verwarrend. Daar komt bij dat de beknoptere en feitelijke biografieën achterin uitstekend zijn. Zo ontstaat weliswaar een soort mozaïek, maar die ‘roman’ oogt daarbinnen wat arbitrair. Het duurt even voor de bedoeling doordringt.
In de eerste plaats komen er vooral in de autobiografisch bedoelde teksten elementen voorbij die voorbij móéten blijven komen, waarvan we er nooit te veel kunnen lezen. Via deze omweg kijken we met Sallie Pinkhof mee naar het kampleven in Bergen-Belsen. Dat zijn historische waarheden, zoals in de passages over het appél, de kapo’s, de dwangarbeid, de lichamelijke achteruitgang, en over de eindeloze maar ook uitzichtloze worsteling met de situatie:
‘Ik ben geen man van opstand, ik geloof met dank aan ma, dat God ons de weg wijst en dat we het heft niet in eigen hand mogen nemen. Is dat berusting? Angst? Het is waar dat angst als een zware mist over de hele groep hing toen we aan het einde van weer zo’n verloren dag met veel pijn en veel minder soepel dan in de ochtend naar de appèlplaats marcheerden. We liepen wel extra netjes in rijen van drie. En één rij van twee.’
Anderzijds rijst de vraag: hoe is zulke woordkeus tot stand gekomen? Wat maakt dit tot Sallies denkwereld? Er staan bijvoorbeeld overdenkingen en bewoordingen in het boek die pas na de oorlog in zwang zijn gekomen. Dat is uiteraard onoverkomelijk bij een opzet als deze, maar is het dan wel zo gelukkig die juist in de mond (pen) van een schrijver te leggen? Soms leidt het ook tot kunstmatig aandoende fragmenten, bijvoorbeeld als Sallie en Abraham Asscher elkaar in Bergen-Belsen weer treffen. Asscher recapituleert dan nogal opzichtig de gebeurtenissen die eraan vooraf zijn gegaan.
Gaandeweg krijgt de consequente aanpak toch de overhand op de bezwaren. Want de kwestie is natuurlijk dat Sallie nooit precies zo zal hebben gedacht. Dat weten de auteurs, en dat beseft ook de lezer. Het gaat om wat er is gebeurd en om wat hij daarover zou kunnen hebben gedacht; zijn opvattingen en gevoelens, waaronder zijn twijfels. Die krijgen alle ruimte en vergroten het begrip van zijn persoonlijkheid.
Vechtende dichter
Het begrip ‘geest’ speelt in die overdenkingen een belangrijke rol, zeker de geest van hem als kunstenaar. Kunst wordt in de kampen een absolute noodzaak, veel meer dan erbuiten. Te midden van ‘de brute waan’ van ‘zinloze arbeid’, voedsel bemachtigen en ontmenselijking realiseert Sallie zich: ‘Het enige waar ik nog vrij over kan beschikken is mijn geest.’
Sallie kan daardoor ook het besef niet loslaten dat hij in wezen een kunstenaar, een dichter is. Hij is echter in een spagaat beland omdat hij eerst en vooral echtgenoot, vader, werknemer en – ook nog – Jood moest en moet zijn. In Bergen-Belsen heeft hij het schrijven helemaal gelaten voor wat het is.
Janssen en Kars proberen die dichter in hem te laten weerklinken, hem de functie van zijn poëzie te laten overdenken en daarmee te schetsen wat voorafgaat aan de totstandkoming van de bundel Bergen Belsen. Dat spitst zich toe op die identiteitscrisis, het besef dat de dichter in hem vecht met de burger, de mens.
De uitkomst van dat gevecht is dat hij uiteindelijk toch weer gaat schrijven – ondanks Bergen-Belsen, in Bergen-Belsen en ook over Bergen-Belsen. ‘Om de ervaring door te geven in de hoop dat de mens nooit meer zo diep zou zakken. […] als ik niets schrijf gebeurt er niets.’ Op vodjes papier en kartonnen verpakkingen noteert hij zijn gedichten over ‘de gekte, de absurditeit, de weerloosheid’, om de herinnering aan dit alles vast te houden en daarmee hopelijk ‘mensen wakker te schudden’. Het is heel plausibel dat zijn schrijvende zus Clara daarvoor doorslaggevend is geweest, zoals dat hier wordt opgevoerd. En het is bovenal prachtig dat dit uitmondt in de herpublicatie van Bergen Belsen uit 1946, als derde deel van dit bijzondere document.
Ten slotte: dit (met crowdfunding gerealiseerde) boek bevat, zoals meer boeken over oorlog, bezetting en holocaust, opvallende parallellen met onze tijd. Dat geldt in het bijzonder de Joodse staat die na de oorlog werd gesticht, een kwestie waarover Sallie Pinkhof had geschreven. De staat Israël heeft hij niet meegemaakt, maar, aldus de samenstellers, ‘hij voorzag alleen al onder de verdeelde Joodse bevolking grote problemen die vandaag de dag helderder dan ooit tevoren uitgekristalliseerd zijn’.
Ook die publicaties zouden blijkbaar zo onder het stof vandaan kunnen.
De dromer. Het onverwoestbare woord
Paul Janssen en Lilian Kars
Stichting Amphora Books
ISBN 9789064462085
Verschenen in april 2025
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (€ 24,50)