Ik kan het voorval nog zo voor de geest halen. Bureau Sport op televisie. Verslaggever Erik Dijkstra die het Zeeuwse platteland doorkruiste op zoek naar Jan Raas (Heinkenszand, 1952). Naarmate de uitzending vorderde (āIk zie hem weleens lopen, jaā) nam de speurtocht mythische vormen aan. Raas, het zwijgende Zeeuwse orakel. Groots renner, succesvolle ploegleider. Als die nou eens zijn licht liet schijnen over het vaderlandse wielrennen? We zouden zijn woorden, hoe spaarzaam ook, gulzig in ons opnemen.
De ontmoeting met Raas vond plaats langs de lijn van een plaatselijke amateurvereniging, verscholen tussen de struiken. Daar hing hij over het hek, te midden van andere mannen met dezelfde bouw, kleding en lichaamstaal. Zijn blik bleef gericht op het spel voor hem. Nee, interviews gaf hij niet meer. Nee, nu ook niet. Nee, hij wilde niets zeggen. Dijkstra hield nog aan, met zijn sympathieke Twentse tongval, maar het mocht niet baten. De cameraploeg droop af, de oester bleef gesloten. Wie weet welke parel Raas te onthullen had?
En nu is daar RAAS. In kapitalen nog wel. Opvallend hoe sportbiografieĆ«n grossieren in titels met weinig lettergrepen. Kieft, Gijp, Rico. En nu dus RAAS, de zwijgende legende. Want waar ging het mis met Raas? Waar komt die nukkigheid toch vandaan? Biograaf Fred van Slogteren slaagde er niet in om Raas ( āIk-wil-dat-boek-niet!ā) te interviewen: de oud-wielrenner reageerde slechts in korte zinnen op de hoofdstukken die Van Slogteren hem per mail toezend. Van actieve medewerking door Raas is in RAAS geen sprake.
Zeeuw
Maar daarmee is het dus wel een biografie geworden die typerend is voor de persoon Raas. Jan Raas, geboren in een katholiek, Zeeuws gezin van tien kinderen is al vroeg een winnaarstype. In sporten moet en zal hij de beste zijn. Maar daarmee is hij ook iemand die je het bloed onder de nagels vandaan haalt. Pas op zān 15de wordt Raas door zijn zwager Cees Raas (geen familie) op een racefiets gezet. Met succes: Raas blijkt talent te hebben, bezit goede sprintcapaciteiten en, heel belangrijk, hij is uiterst geslepen. Hij spit kranten door op zoek naar informatie over zijn tegenstanders, kiest zijn wedstrijden zorgvuldig en rijdt de koers met volle overgave. Jezelf afbeulen voor een vijfde plaats? Niks ervan. De dood of de gladiolen: een tussenweg is er voor Raas niet.
Vaak zijn het de gladiolen. De erelijst van Raas blijft zeldzaam indrukwekkend. Leest u mee? Nederlands kampioen, wereldkampioen, Milaan ā San Remo, Parijs-Roubaix, tweemaal de Ronde van Vlaanderen, vijfmaal de Amstel Gold Race: Raas rijgt de overwinningen aaneen. Vooral in Ć©Ć©ndagskoersen rijdt hij de stenen uit de straat. Voor een eindoverwinning in het grotere rondewerk zoals de Giro of de Tour is Raas te onrustig. Zo lang van huis is niets voor hem. Bovendien kan hij voor dit soort wedstrijden de concentratie simpelweg niet opbrengen. Maar ook hier staan er tien gewonnen Touretappes en een gele trui (drie dagen gedragen) op het palmares. Het is de glorietijd van het Nederlandse wielrennen, eind jaren 70, begin jaren 80. Raas rijdt bij de legendarische Raleigh-wielerploeg. Peter Post, Gerrie Knetemann, Cees Priem Ć©n Jan Raas, allemaal bij elkaar: vermaard om hun erelijst, maar ook om hun gezeik, gekonkel, gevloek, de stress en het op je lazer krijgen wanneer je stalorders negeert. Echte vrienden maakt Raas niet, zowel binnen als buiten het peloton, en met ploeggenoten onderhoudt hij een strikt zakelijke relatie.
Ploegleider
Zijn tweede carriĆØre als ploegleider leek op zijn lijf geschreven: Raas wist wat nodig was om koersen te winnen, was tactisch sterk en wist een ijzeren discipline aan de dag te leggen. Renners als Jelle Nijdam, Adrie van der Poel en Frans Maassen werden groot onder Raas. Maar ook hier kon hij meedogenloos zijn. Het opnaaien vanuit de volgauto, eigen renners tegen elkaar uitspelen: alles voor de overwinning, ook al gaat dat ten koste van de sfeer aan tafel.
Na aanvankelijk succes komt in de jaren 90 het verval: de talentvolle Nederlandse doorstroom vanuit de amateurs droogt in rap tempo op, het peloton grijpt massaal naar de EPO en rijdt de renners van Raas (zelf altijd een fel tegenstander van dopinggebruik) zonder blikken of blozen voorbij en privƩ krijgt zijn gezin te maken met een gewelddadige overval die diepe sporen nalaat.
Het culmineert allemaal in een groot conflict met de Rabobank: de wielerploeg Ć©n wielercultuur die Raas als manager meehelpt opzetten maar die in de complexe wielercultuur van het nieuwe millennium (met EPO, bloedtransfusies en vooral heel veel leugens) ten onder gaat. Raas, niet gezegend met een mediagenieke, innemende persoonlijkheid, wordt kop van jut. Tussen hem en de boze buitenwereld komt het nooit meer goed.
In de grond van de zaak is Jan Raas een solist. In zijn dagen als renner komt dat duidelijk naar voren. Knechten? Kopman uit de wind houden? Bidons halen? Niets voor Raas. Hij, en hij allƩƩn regisseert zijn eigen succes: als renner, als ploegleider en ook als bestuurder. Om populariteit maalt hij niet. Raas kon uiterst intimiderend overkomen op renners en journalisten, ondanks dat brilletje, maar met die verbeten blik en zijn woede-uitbarstingen. Maar hij is wel ontegenzeggelijk ƩƩn van Nederlands meest succesvolle en invloedrijke sporters. Het weerbarstige karakter van Raas leidt in deze goed geschreven biografie tot onvergetelijke anekdotes van ploeggenoten en mensen uit zijn omgeving. Want Jan Raas zelf zwijgt. En zo wordt de mythe iedere dag een stukje groter.
Raas, de zwijgende legende
Fred van Slogteren
Just Publishers
ISBN 97890 8975 612 1
Verschenen in maart 2018
Bestelinformatie