Paul van Ostaijen, vernieuwer en compromisloos modernist

Het is onmogelijk om het belang van de Antwerpse dichter en prozaïst Paul van Ostaijen te onderschatten. Matthijs de Ridder trok twintig jaar uit om het leven van deze literaire grootheid op te tekenen. Zijn monumentale biografie Paul van Ostaijen, de dichter die de wereld wilde veranderen is behalve een biografie, ook een liefdesverhaal, een familiekroniek en een belangwekkend hoofdstuk in de geschiedenis van Antwerpen.

Bijna aan het einde van dit 850 pagina’s tellende relaas, stemt de schrijver, hij is dan 32 jaar oud, eindelijk in om rust te nemen. Alleen weg van het drukke Antwerpen zou hij, in een bescheiden sanatorium, kunnen herstellen van tuberculose. Hij wordt door een klein aantal vrienden bij een treinperron uitgezwaaid. De lezer weet wat de dichter te wachten staat, zijn entourage niet; die heeft nog hoop op een goede afloop. Het is een hartverscheurende scène die het einde van het leven van de dichter inleidt. De Ridder, die hier zowel als biograaf als een soort auctoriele verteller optreedt: “Op de momenten dat ik het voor het verhaal nodig achtte om de geschiedenis tot leven te wekken, heb ik de feiten daarom aangevuld met een kleine dosis verbeelding.”

Verboden literatuur

Het verleden van de dichter begint aan het einde van de 19e eeuw. De Ridder beschrijft hoe Pauls vader van Steenbegen naar Antwerpen verhuist omdat daar meer kansen zijn. Hij komt terecht in een land dat verscheurd wordt door een taalstrijd en waar godsdienst het dagelijkse leven en het onderwijs beheerst.

Paul van Ostaijen in 1914 Bron: Nederlands Letterkundig Museum (public domain)

De jonge Paul doet het matig op het atheneum, vooral met Grieks en Latijn blijft hij achter. Wel heeft hij meer dan gemiddelde belangstelling voor de letteren en leest hij alles wat hij voorhanden krijgt, vooral literatuur die op school verboden is.  Het verdriet in de familie is groot als zijn oudere broer Pieter-Floris het aflegt tegen tuberculose, de ziekte die ook zijn zus Hubertine opeist.

Music Hall

Uiterst gedetailleerd komt, als in een historische roman, de stad Antwerpen van einde 19e en begin 20ste eeuw tot leven en worden we meegenomen door de straatjes van de Scheldestad die op 27 september 1914 bruut wordt aangevallen. Zot Polleken, zoals hij door zijn schoolvrienden werd genoemd, ziet hoe zijn stad belegerd wordt, dreigende zeppelins hoog in de lucht en hoe duizenden stadgenoten in paniek op de vlucht slaan. Als jongvolwassene voelt hij de oorlog in zijn lijf en ziet hij hoe stadgenoten in paniek Antwerpen ontvluchten. Na een poos, als het gewone leven schijnbaar is hervat, zoekt hij zijn heil in clubs. Hier vindt hij zijn inspiratie voor Music Hall, waarmee hij in 1916 op 20-jarige leeftijd debuteert.

O, m’n Music-Hall wieg m’op uw geluiden, 
Dat ik weer eens de ware wereld buiten 
Treed; dat ik weer eens wone 
In illuzie’s hogere regionen.’

Hij vestigt er zijn naam mee als modernist, in een literair klimaat waarin Guido Gezelle en Hendrik Conscience (die zijn volk leerde lezen) nog altijd als helden worden beschouwd; de auteurs die ‘de Vlaamse letteren niet alleen stem hadden gegeven, maar die Vlaanderen in hun werk ook van een oorsprongsmythe en een identiteit hadden voorzien’.

De Ridder beschrijft elke levensfase zeer uitvoerig. Zijn onderzoek is zo grondig dat je als lezer af en toe verdwaalt in de vele tientallen namen die passeren; namen van redactieleden en schrijvers van de schoolkrant, vrienden, collega’s bij de gemeente waar hij klerk was, en talloze bekende en onbekende kunstenaars en schrijvers in Antwerpen. En in Berlijn, waar hij samen met de liefde van zijn leven Emmeke een aantal jaren woonde. Een duizelingwekkende hoeveelheid details passeren de revue. Zo vertelt hij hoe Van Ostaijen Kafka las en hem vertaalde toen nauwelijks iemand van de Tsjech had gehoord. Of hoe hij in Berlijn Bezette Stad maniakaal en grotendeels gedrogeerd door cocaïne schreef. Eloquent en evocatief beschrijft hij het overlijden van zijn moeder:

“Hij twijfelde of hij Emmeke moest opzadelen met zijn verdriet. Misschien maar beter van niet, overwoog hij toen hij de vertrekhal binnenkwam en in de verte het feliene silhouet van Emmeke opmerkte tegen de achtergrond van de stoomwolken die door de ongeduldig wordende trein het station werden geblazen.”

Van Doesburgs pseudoniem

Piet Mondriaan wist in 1918 in zijn werkplaats in Laren ‘niet wat hij meemaakte’ toen hij zijn Compositie met grijze lijnen als ruit ophing in plaats van een als vierkant; ook in Nederland zijn kunstenaars op ontdekkingstocht. Mondriaan zoekt ritme in zijn lijnenspel, Paul van Ostaijen in zijn taal.

De Ridder heeft er voor gekozen om nauwelijks naar het Noorden te kijken, tenzij daar een concrete aanleiding voor is. Die is er in de correspondentie tussen Van Ostaijen en Theo van Doesburg, oprichter van De Stijl. Die correspondentie is jammer genoeg niet bewaard is gebleven. Wel maakt De Ridder aannemelijk dat ze elkaar vonden in de opvatting dat ‘een modern kunstwerk geen getrouwe afbeelding van de werkelijkheid kon zijn’.

Vrienden werden het niet. Om een vernietigend stuk over Bezette Stad te publiceren in De Stijl haalde Van Doesburg zijn pseudoniem I. K. Bonset van stal. Volgens De Ridder omdat de Nederlander een poëticaal probleem had met Van Ostaijen: ‘Nergens in Europa had iemand zich aan een dergelijk omvangrijk en gelaagd experiment gewaagd’. En dat stak de Nederlander.

Woordkunst

En juist dat boek, waarvan een eerste druk nu onder antiquaren een klein fortuin waard is, maar bij verschijning een lauwe ontvangst kreeg, heeft nog altijd een mythische status. Niet in de laatste plaats vanwege dat iconische gedicht dat je niet kunt citeren., maar moet tonen.

Poëzie is woordkunst, een poëticale opvatting die als een rode draad door het schrijversleven van Van Ostaijen loopt. Een opvatting waarmee hij zijn tijd ver vooruit was.

“Poëzie is niet: gedachte, geest, fraaie
zinnen, is noch doctoraal, noch dada.
Zij is eenvoudig een in het metafysiese
geankerd spel met woorden.”

In ons land wordt hij misschien niet veel meer gelezen; in Vlaanderen is hij nog altijd een grootheid. En daar heeft zijn biograaf meer dan recht aan gedaan. Uiterst nauwkeurig heeft De Ridder gebruik gemaakt van de voorhanden zijnde secundaire literatuur, talloze (familie) archieven en briefwisselingen. Lezers van dit boek leren een man kennen die veel te vroeg is gestorven; een dandy, scherp kunstcriticus, avant-gardist, tafelschuimer, politiek activist, onafhankelijk en compromisloos denker met een groot rechtvaardigheidsgevoel, maar vooral de eerste moderne dichter in het Nederlandse taalgebied. En een dichter die een prachtbiografie heeft gekregen.

Paul van Ostaijen, de dichter die de wereld wilde veranderen
Matthijs de Ridder
Uitgeverij Querido Facto/Pelckmans
ISBN 9789021477718
Verschenen in april 2023

Bestelinformatie

Bestel als hardcover bij bol.com (€ 44,50)
Bestel als e-book bij bol.com (€ 19,99)

Pieter Nabbe
Pieter Nabbe
Pieter Nabbe studeerde Nederlandse Taal & Letterkunde in Nijmegen. Hij is zanger en tekstschrijver van de band Juneville, door een voormalig OOR-recensent omschreven als ‘het best bewaarde geheim uit Nijmegen, tussen Frank Boeijen en De Staat’.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

2 REACTIES

  1. Met veel plezier heb ik deze mooie en interessante recensie gelezen. Ik had het geluk om deze week een prachtige avond in boekhandel Passa Porta in Brussel door te brengen met en dankzij mijn goede vriendin Suzanne Steeman. Die avond was Matthijs De Ridder te gast in de Passa Porta. Ik was het niet van plan maar heb toch zijn prachtige boek gekocht. Als kind leerden wij in Vlaanderen het gedicht “Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem ploem ploem…” Later, in de lessen voordracht, koos ik Het Konijn van Paul van Ostayen als prozastuk voor een examen. Matthijs De Ridder heeft indruk op mij gemaakt met zijn boek. Hij spreekt bovendien het mooiste Nederlands dat ik ooit heb gehoord!

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in