Léon Degrelle, de führer uit Bouillon

In Léon Degrelle. De führer uit Bouillon schetst Bruno Cheyns het leven van een man die steeds extremer werd in zijn opvattingen. Degrelle was de leider van de rexisten, een beweging die in de jaren dertig de gevestigde politieke orde in België aan het wankelen bracht en tijdens de oorlog met de Duitse bezetter collaboreerde. Bij Degrelle ging die collaboratie zo ver dat hij in 1941 actief deelnam aan de strijd aan het Oostfront. In mei 1945 wist hij naar Spanje te vluchten, waar Franco hem politiek asiel verleende. Vanuit zijn riante villa in Constantina – een omgebouwd klooster – bestookte hij de publieke opinie met zijn extreemrechtse ideeën en bedenkelijke visies op de recente geschiedenis. Tijdens het pausbezoek aan Auschwitz in 1979 schreef hij de Heilige Vader een open brief waarin hij hem opriep de omvang van de industriële massavernietiging in het vernietigingskamp niet serieus te nemen. Degrelle ontkende weliswaar niet het bestaan van de gaskamers, maar wel de schaal waarop de shoah heeft plaatsgevonden. Hij vond een platform voor zijn negationisme bij het Institute for Historical Review, een in Californië gevestigde neonazistische en antisemitische organisatie. Degrelle overleed op 87-jarige leeftijd in een ziekenhuis in Malaga, in de armen van zijn tweede vrouw Jeanne Brevet.

Koekoeksjong

Cheyns schetst een buitengewoon genuanceerd beeld van de aantrekkingskracht van het fascisme op bepaalde groeperingen in Wallonië. Léon Degrelle groeide op in een aartsconservatief katholiek milieu, waarin de jezuïeten van zijn kostschool in Namen hem onderwezen in de ‘verworvenheden’ van het intellectuele fascisme. De broeders waren gecharmeerd van de Action Française en het ducismo van Benito Mussolini. De leergierige jongeling gooide hoge ogen bij Louis Picard, provoost van de Association Catholique de la Jeunesse Belge (ACJB) en een bewonderaar van Mussolini. Picard haalde Degrelle eind jaren twintig naar Rex, een zieltogende uitgeverij van conservatief-katholieke geschriften, die een alternatief moesten bieden voor de socialistische brochures. Degrelle had een neus voor de ‘publieke opinie’. Hij bouwde Rex uit tot een politieke beweging die ageerde tegen de corrumpering van de Belgische politiek, met name haar vervlechting met het bankwezen. De corruptieschandalen waren, aldus Cheyns, “gefundenes Fressen” voor Degrelle om het electoraat van de gevestigde partijen los te weken. Vooral bij de middenstanders vond hij vanwege zijn strijd tegen de grote warenhuizen een gewillig gehoor.

Degrelle was het koekoeksjong aan de boezem van het Belgische episcopaat. Hij voer een volstrekt eigenzinnige koers en ondermijnde met zijn agitaties tegen het politieke establishment ook de Katholieke Partij. De eclatante verkiezingsoverwinning van de rexisten in 1936 verenigde niet alleen de gevestigde partijen in een gemeenschappelijk front tegen het rechts populisme, maar moedigde ook de bisschoppen aan hun handen af te trekken van ‘beau Léon’. Daarbij maakte Degrelle de strategische fout een alliantie aan te gaan met de Vlaams Nationaal Verbond (VNV). Dat was tegen het zere been van de traditionele achterban. De beweging begon scheuren te vertonen.

Degrelle
Degrelle met zijn Waals Legioen in Charleroi

De bezetting

Léon Degrelle was toen nog kritisch over de opkomst van het nationaalsocialisme in Duitsland. Hij vergeleek Hitler met Nero en veroordeelde de agressieve buitenlandse politiek van de nationaalsocialisten. Het Molotov-Ribbentroppact staafden de rexisten in de overtuiging dat van nazi-Duitsland weinig goeds te verwachten was. Ook in de eerste maanden tijdens de Bezetting handhaafde Degrelle aanvankelijk zijn kritische houding. Zijn idee om het Bourgondische rijk nieuw leven in te blazen, dat een buffer moest vormen tegen Frankrijk en Engeland, was volstrekt irreëel en ook niet in lijn met de Flamenpolitik die het Militair Bestuur in de bezette gebieden voerde. Hitler wilde de Walen ‘generlei gunsten’ toekennen, het VNV was zijn vehikel naar een Groot-Germaans rijk. Wilde Degrelle met zijn bekering tot het nationaalsocialisme in de winter van 1940 de achterstelling van de Walen een halt toeroepen? Of kwam die uit rancune voort, nadat hij als vermeend lid van de ‘vijfde colonne’ in de meidagen van 1940 werd gearresteerd en hij zijn detentie in het concentratiekamp Le Vernet in het zuiden van Frankrijk ternauwernood had overleefd? In ieder geval keek hij ‘reikhalzend uit naar de dag dat Hitler de laatste plutocraat in het Kanaal verdrinkt,’ zoals hij in de partijkrant Le Pays Réel schreef. Degrelle was om. ‘Door Europa te redden, zal hij ons redden! Heil Hitler!’

Het Militair Bestuur zag Degrelles loyaliteitsverklaring met argusogen aan. Eggert Reeder, met Alexander von Falkenhausen de hoogste baas in België, vond Degrelle een charlatan, ‘die uit politieke ambitie tot alles in staat is’; Reinhard Heydrich achtte hem incapabel, vanwege ‘zijn wereldbeschouwing, zijn ijdelheid en zijn gebrek aan mensenkennis’. Heinrich Himmler was daarentegen wel gecharmeerd van de rexistenleider. In april 1941 gaf Degrelle in een persoonlijke brief aan Hitler te kennen dienst te willen nemen in het Duitse leger (enkele maanden voor operatie Barbarossa dus!). Degrelle richtte een Waals Legioen van 850 vrijwilligers op, dat deelnam aan de strijd aan het Oostfront. Hij maakte zich bij Himmler sterk zijn mannen in de waffen-ss te integreren. In de Duitse propaganda groeide Degrelle uit tot het boegbeeld van het trouwe broedervolk, dat zij aan zij stond met de Führer in zijn strijd tegen het bolsjewisme.
De gruwelijke werkelijkheid van de oorlog was niet voor allemans ogen bedoeld. Toen op 1 april 1944 de Sturmbrigade huiswaarts keerde, verwelkomde Degrelle in het bijzijn van zijn kinderen de Waalse vrijwilligers persoonlijk op het Beursplein in Brussel. Het tekort aan manschappen, want de brigade was nagenoeg uitgeroeid, moest door figuranten worden opgevangen, terwijl de militaire voertuigen van de plaatselijke Hitlerjugend werden geleend. Dat toneelstukje zette Degrelle na de oorlog in zijn mediaoptredens moeiteloos voort, onder andere in de onvolprezen serie De Nieuwe Orde van Maurice de Wilde.
Een en ander blijft speculatief en behoeft nader onderzoek, ook na dit huzarenstukje van Bruno Cheyns. Was de Belgische overheid gebaat bij de ballingschap van Degrelle en frustreerde zij daarom zijn uitlevering, zodat hij niet uit de school kon klappen over de coöperatieve opstelling van sommige politici tijdens de Bezetting?

De nuance van de geleidelijke ontwikkeling, dat is het knappe aan deze biografie. Bruno Cheyns heeft zich verdiept in het kluwen van fascistische en ultraconservatieve bewegingen in België, en legt haarfijn hun overeenkomsten en verschillen uit. We zien hoe Degrelle met zijn rexisten steeds meer naar rechts opschoof, om uiteindelijk als een onderdeel van de SS aan het Oostfront te belanden. Deze biografie legt de aantrekkingskracht van het fascisme in de eerste helft van de twintigste eeuw genadeloos bloot.
Léon Degrelle. De Führer uit Bouillon is het eerste boek van Bruno Cheyns. Een sterk debuut.

Léon Degrelle. De Führer uit Bouillon
Bruno Cheyns
Uitgeverij Vrijdag
ISBN 9789460015939
Verschenen in oktober 2017

Bestelinformatie

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel hier als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 39,95)

Koop bij bol.comBestel hier als hardcover bij bol.com (€ 39,95)

Eric Palmen
Eric Palmen
Eric Palmen is historicus en hoofdredacteur van Biografieportaal. Hij schreef onder andere Kaat Mossel, helleveeg van Rotterdam en Dwaze liefde, een familiegeschiedenis, uitgegeven bij Prometheus. Voor Historisch Nieuwsblad, de Volkskrant,Vrij Nederland, Het Parool en Elsevier Weekblad schreef hij artikelen over de biografie.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in