Lentz. De man achter het persoonsbewijs – Een filosofische biografie

De Nederlandse bevolkingsadministratie, die voor de Tweede Wereldoorlog zorgvuldig is opgebouwd onder leiding van de hoofdinspecteur Jacques ‘Sjaak’ Lentz, was voor de Duitse bezetters een geschenk uit de hemel. Deze kon tijdens de bezetting, ook weer met steun van Lentz, uitgebouwd worden als een volmaakt opsporingsnetwerk ten dienste van de moorddadige plannen van de nazi’s. Dat was volgens vooraanstaande historici een van de oorzaken voor het opvallend hoge percentage uit Nederland deporteerde joden.

De man achter dit perfect geordende systeem is lange tijd slechts gezien als een ‘dienstklopper in optima forma’. Een ‘techneut’ die zich weinig bewust was van het onmetelijke kwaad dat hij aanrichtte. Jurriaan Rood rekent in deze ‘filosofische biografie’ genadeloos af met dit beeld. Hij duikt uitvoerig in het historisch materiaal en reconstrueert de voorgeschiedenis van het bevolkingssysteem en de rol van Lentz in de vorm die het kreeg. Vervolgens gaat Rood uitvoerig in op de bezigheden van Lentz in de oorlog, met als belangrijke thema’s: de rol van Nederlandse ambtenaren en het gebruik van persoonsgegevens bij de Jodenvervolging. Tot slot snijdt hij een nog groter thema aan: de vraag naar de mogelijke opzettelijkheid van het kwaad. Vooral dit thema maakt dit boek zeer de moeite waard, ook voor diegenen die misschien denken dat het vooral over de ambtelijke loopbaan van een simpele ‘meeloper’ gaat.

Rood begint zijn boek met een anekdote waarin Lentz tijdens de oorlog een bezoek brengt aan Sint-Michielsgestel waar honderden vooraanstaande Nederlanders in gijzeling worden gehouden. Daar houdt Lentz een lezing over het grote belang van een ‘goede’ bevolkingsregistratie voor elke overheid. Hij wordt verrast door een aanvankelijk zeer kritisch gestemd publiek, maar weet hen toch te overtuigen en hij krijgt zelfs lof toegezwaaid. Deze anekdote heeft Rood gelicht uit de Ambtelijke Herinneringen die Lentz heeft geschreven in het laatste oorlogsjaar, toen de bevrijding nabij leek. Aan het einde van de anekdote onthult Rood dat het om een vervalsing van de werkelijkheid, of beter gezegd om een leugen gaat. Lentz heeft zijn Herinneringen geschreven om zichzelf af te schilderen als iemand die een op zich ‘goed’ systeem had ontwikkeld, maar met tegenzin in opdracht van de Duitsers werkte. Volgens Rood zijn deze vervalsing en leugen typerend voor Lentz. Hij was beslist geen typisch voorbeeld van ‘onnadenkend kwaad’ (wat Hannah Arendt het ‘banale kwaad’ noemt) waarmee veel collaborateurs na de oorlog trachtten weg te komen. Met deze scene zet Rood meteen de toon van zijn boek: de ontrafeling van de mythe van het ‘banale kwaad’ van de ambtenaar die deed wat hem werd opgedragen.

Sjaak Lentz, ooit een schoffie uit een Haagse volksbuurt, had een bescheiden loopbaan als ambtenaar bij het Haagse bevolkingsregister achter de rug, toen professor Henri Methorst, directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek, hem in 1928 naar voren schoof als de ijverige en kundige figuur om de invoering te bevorderen van de persoonskaart, waarop alle gegevens van één persoon werden bijgehouden. Beide mannen wilden op die manier de volkstelling vereenvoudigen en in één klap heel veel statistische gegevens verzamelen over alle inwoners van Nederland. Dat laatste was nodig voor de doelen van bevolkingsplanning en -verbetering waar Methorst intensief voor ijverde. Dankzij de enorme vasthoudendheid en ook het soms grove optreden van Lentz lukte dat. Zij werkten daarbij samen met de zakenman en ex-ambtenaar Jo Bergsma, die producten voor de gemeenteadministratie produceerde. Zo pikten de heren door de invoering van dit nieuwe systeem en passant ook een aardig zakcentje mee. Naast het inzamelen van zo veel mogelijk persoonsgegevens was de invoering van een persoonskaart volgens Lentz een uitstekend controle- en opsporingsmiddel voor de overheid, zeker als er ook nog eens een identiteits- of persoonsbewijs aan gekoppeld werd, dat ieder verplicht bij zich moest dragen. Die opsporingsmogelijkheid grepen de Duitsers aan het begin van de bezetting met beide handen aan. Zij zagen in Lentz de ideale persoon om dat ten uitvoer te brengen.

Met steun van de Duitse bezettingsmacht zette Lentz zich aan de opdracht om een persoonlijk identiteitsbewijs in te voeren dat iedereen verplicht bij zich moest dragen. Bovendien zorgde hij ervoor dat er een centrale opslag kwam van alle kopieën van dit bewijs (een centraal register dat nog nergens ter wereld bestond). Bovendien regelde hij dat alle Joodse burgers bij de uitgifte van hun persoonsbewijs verplicht werden hun exemplaar af te laten stempelen met een grote diepzwarte J. Daarmee werden de centrale registratie (met een apart Jodenregister) en het persoonsbewijs hét middel om de deportatie van Joden naar de vernietigingskampen te vergemakkelijken.

Daarbij bleef het niet. Lentz’ registers werden ook gebruikt voor de opsporing van verzetsmensen en andere ‘verdachte’ groepen, woonwagenbewoners (vooral Roma en Sinti), onderduikers. Nog omvangrijker was de groep jonge mannen die gezocht werden voor de Arbeitseinsatz: het verplicht werken in de Duitse industrie en landbouw om de economie van het Derde Rijk draaiende te houden. De opgave van mannen tussen 23 en 28 jaar vanuit zijn centrale register was zijn volgende medewerking aan het vervolgingsbeleid van de bezetter. Aanvankelijk was er flink wat verzet in het land tegen deze Arbeitseinsatz, maar Lentz zorgde ervoor dat de verkrijging van een distributiekaart voor kleding en voedsel strikt gekoppeld was aan het bevolkingsregister. Dan kwam vanzelf naar voren wie er gezocht werd. Vooral door dit project als rijksinspecteur van het bevolkingssysteem kwam hij steeds duidelijker in beeld van het verzet. Hij kreeg persoonsbescherming en een pistool van de Duitsers en dook zelfs onder. In zijn schuilplaats schreef hij de eerdergenoemde Herinneringen om zichzelf te wassen in onschuld. Met dit geschrift oefende hij een grote invloed uit op zijn naoorlogse beoordeling. Eigenlijk een tekst, volgens Rood die diep in de archieven dook, vol met verdraaiingen, vervalsingen en hele en halve leugens.

Na de oorlog werd Lentz niet bestraft voor zijn rol in de Jodenregistratie en -vervolging. Wel kreeg hij een lichte straf voor zijn aandeel in de vervolging van (vooral) niet-joodse Nederlanders. Het kwaad dat hij had aangericht werd weliswaar erkend door een aantal belangrijke historici, zoals Lou de Jong, maar die zagen hem toch vooral als een ‘gezagsgetrouwe ambtenaar’, een radertje in een grote machine. Daar neemt Rood geen genoegen mee: hij voert in stappen een ‘filosofisch proces’ tegen Lentz. Daarbij gaat het niet alleen om de daden, maar ook de ideeën die deze hoge ambtenaar (overigens niet de hoogste) zich eigen maakte. Hij toont op overtuigende wijze dat Lentz en ook anderen beslist niet ‘gedachteloos’ als simpele uitvoerder handelden. Tegenover Arendts idee van het ‘banale kwaad’ stelt Rood de ‘opzettelijkheid van het kwaad’. Dit kwaad werd bij Lentz mogelijk gemaakt door een mengsel van egoïsme (ambitie en zelfverrijking) en onverschilligheid tegenover het lot van de medemens die hij als inferieur zag.

Rood heeft met zijn ‘filosofische biografie’ een bijzonder boek geschreven, dat spannend leest en veel stof tot nadenken geeft. In zijn nawoord wijst Rood erop dat de geschiedenis zich kan herhalen. Maar hij waarschuwt dat het niet alleen om kwesties van privacy gaat (waar het in de huidige discussie vooral om draait), maar zeker ook van mensbeeld. Met de huidige schandalen in ons achterhoofd is dat goed om te beseffen.

Lentz. De man achter het persoonsbewijs. Een filosofische biografie
Jurriën Rood
Uitgeverij Noordboek
ISBN paperback 9789056158200
Verschenen in maart 2022

Bestelinformatie

Bestel als paperback bij bol.com (€ 32,50)

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel als paperback bij Athenaeum Boekhandel (€ 32,50)
Sjoerd Karsten
Sjoerd Karsten
Sjoerd Karsten is emeritus-hoogleraar Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn proefschrift, Op het breukvlak van opvoeding en politiek. Een studie naar socialistische volksonderwijzers rond de eeuwwisseling verscheen in 1996. Hij publiceerde een biografie over de 'rode bovenmeester' Adriaan Gerhard. Sjoerd is een fervent wandelaar, getuige zijn trektocht door Nederland vanaf het najaar van 2012.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in