“Hard rijden is nu eenmaal mijn vak,” zegt motorcoureur en kassenbouwer Jack Middelburg (1952-1984) tegen de rechter als hij eind jaren 70 moet voorkomen wegens te hard rijden. Na twee weken in de gevangenis (het was zacht gezegd niet de eerste keer dat hij was aangehouden) spreekt een journalist hem bij de poort aan. Middelburg prefereert de gevangenis boven het ziekenhuis: een instelling die hij ook te vaak van binnen ziet. En hij stelt zijn fans gerust: “Ik rij geen 185 meer, misschien nog weleens ’s nachts, als de weg schoon is. Maar het ergste is eraf.” De biografie Jumpin’ Jack, herinneringen aan Jack Middelburg van Natascha Keyzer staat vol met dit soort anekdotes. Het is een licht onsamenhangend maar fascinerend verhaal over ’s lands meest legendarische motorcoureur.
Eind jaren 70, begin jaren 80. Nederland is in de ban van de motorraces. Dat komt vooral door De Grote Drie. Nederlandse motorcoureurs met klinkende namen als Den Boet en de Witte Reus die internationaal meedraaien in de top. En Jumpin’ Jack Middelburg natuurlijk: de populairste van de drie. Oorzaak? Jack is een gewone jongen gebleven. Middelburg heeft tijd voor een praatje, werkt naast de racerij nog in de kassenbeglazing, is voor journalisten een wandelende quote-machine én heeft voor de fans een zeer aantrekkelijke racestijl: de dood of de gladiolen. Veilig rondrijden op een derde plek om een podiumplaats vast te houden? Niks voor Middelburg. Hij zet het liefst het hele veld op een ronde, koste wat kost.
Kosten
En kosten doet ’t hem wat. De bijnaam Jumpin’ Jack is er niet voor niets: het gaat over gas geven en ervan uitgaan dat alles wel goed komt, maar zijdelings ook over de vele valpartijen in zijn carrière. Middelburg rijdt te hard voor het materiaal dat onder hem zit; vaak racet hij boven zijn macht. Daarnaast rijdt Middelburg vooral op talent en gevoel, minder op verstand. Rustig een race uitrijden zit er bij Middelburg niet in. “Jack kon races verknallen die hij allang gewonnen had, ” zegt een sponsor van hem in deze biografie. In 1979 valt hij in Engeland zo hard dat hij een been breekt. Een arts in België draait er een plaat in en vijf weken later rijdt Middelburg zowaar een 750 cc-race op het stratencircuit in het Groningse Tolbert. Daar gaat het weer mis. “Het achterwiel trekt weg en ik vlieg in een boom. Ik brak hetzelfde been, alle schroeven waren uit het bot getrokken.” Normaal lopen is er voor Middelburg vanaf die dag niet meer bij. Hij racet nog vijf jaar lang met een open wond van z’n enkel tot z’n knie.
Hard rijden zit er al vroeg in bij Middelburg, die geboren wordt in Naaldwijk in 1952. Soms staan er wel vier van zijn brommers tegelijk op het politiebureau. Middelburg werkt in het bedrijf van zijn vader. Die moet niks van motoren weten. Van collega’s, die in de weekenden allemaal naar de races in de omgeving kijken, hoort hij van het talent van zijn zoon. De fanclub van Middelburg koopt voor hem zijn eerste racemotor: een 350cc-Yamaha. En als er onderdelen nodig zijn gaat men onder kassenbouwers in het Westland met de pet rond. De motorsport staat op dat moment in Nederland nog in de kinderschoenen: er zijn twee concurrerende bonden, er is chronisch geldgebrek en er wordt vooral geracet op stratencircuits die qua veiligheid veel te wensen overlaten. Met snelheden boven de 200 km/h vlak langs een vangrail rijden of zwerfkeien afdekken met een baal stro is eerder regel dan uitzondering. Voor Middelburg blijkt zijn talent niet genoeg: hij moet keihard werken om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Niet alleen op de motor (op soms ronduit ondeugdelijk materiaal) maar ook ’s ochtends in de kassenbouw, waar hij urenlang zware glasplaten moet leggen. Alles om maar aan het racen te blijven.
Koningsklasse
Desondanks slaagt Middelburg erin een fraaie erelijst op te bouwen. Hij is drievoudig Nederlands kampioen en wint twee Grand Prix in de 500cc: de koningsklasse van het motorracen. De eerste en meest bekende is de TT in Assen in 1980. Een jaar later behaalt hij zijn mooiste overwinning (naar eigen zeggen) op het Britse circuit Silverstone. Daarna breken onzekere tijden aan: hij rijdt onder de vlag van motorbond KNMB op krakkemikkige motoren, resultaten blijven uit, zijn huwelijk loopt op de klippen en iedere dag loopt Middelburg rond met pijn. Pijn en zorgen. Zijn gemoed lijdt er echter nauwelijks onder.
Zijn overlijden komt op een moment waarop naar eigen zeggen zijn hoogtepunt allang achter hem ligt, maar Middelburg wil racen. Het zit in hem, hij kan niet anders. En dus reist hij op een koude voorjaarsmorgen weer af naar Tolbert: het krakkemikkige stratencircuit dat hem eerder ook al ongunstig gezind is. Het is een race om niks, enkel om ritme op te doen. De fatale val is nu nog terug te zien op Youtube en is oprecht misselijkmakend. Twee dagen later overlijdt Middelburg in het ziekenhuis, net geen 32 jaar oud. Rijen dik staan de mensen voor zijn uitvaart in Naaldwijk, waar hij door bevriende coureurs naar de begraafplaats wordt gebracht. In de biografie komt ook de moeder van Middelburg aan het woord: “Ik was altijd blij als het geld weer eens op was. Dan hoopte ik dat Jack wel moest stoppen. Maar hij heeft geleefd voor drie.”
Jumping Jack. Herinneringen aan Jack Middelburg
Natascha Kayzer
Uitgeverij Q
ISBN 9789021409474
Verschenen in augustus 2018
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij Athenaeum Boekhandel (€ 20,00)
Bestel als paperback bij bol.com (€ 20,00)
Bestel als ebook bij bol.com (€ 7,19)