“Wespen!” noemde Juliana het journaille dat haar het leven zuur maakte. Tijdens haar afscheidsrede op 29 april 1980, een dag voor haar abdicatie, herhaalde ze de klacht. Het koningschap is een mooi vak, maar hoge bomen vangen veel wind. “Dit maakt dat wat er in of rondom onze familie voorvalt dan ook vele malen vergroot in de samenleving overkomt. Dit feit beheerst dus evenzovele malen ons doen en laten. Het legt ons voortdurend zelfbeperkingen op en kan allerlei offers vergen.” Jolande Withuis kreeg bij de publicatie van haar biografie Juliana, vorstin in een mannenwereld soortgelijke verwijten te horen. Prinses Irene is “diep gekwetst” door het beeld dat van haar ouders in het boek wordt geschetst. Ze doet een beroep op de privésfeer, die volgens haar geschonden is. “Ieder gezin heeft het recht op een eigen leven achter gesloten deuren, ook deze familie.” Er schuilt enige ironie in dat verwijt. Juliana, vorstin in een mannenwereld is niet alleen een chronique scandaleuse over het gebrek aan offergezindheid en zelfbeperkingen van de Oranjes tijdens het regentschap van Juliana, maar schetst ook de veelal omslachtige wijze waarop pers en politiek met hun gedragingen zijn omgegaan. De mantel der liefde is nogal sleets geraakt in de tweede helft van de twintigste eeuw.
Zoals het een klassiek koningsdrama betaamt, bestaat de biografie uit vijf delen: de opvoeding van Juliana, haar huwelijk met Bernhard en de oorlogsjaren, het eerste decennium van haar regentschap en de Soestdijkaffaire, de jaren zestig en zeventig waarin Juliana uitgroeide tot de moederlijke, “gewone” vorstin op de fiets, die intussen wel het hoofd moest bieden aan het Lockheedschandaal van de prins-gemaal, en de periode na haar abdicatie.
Gouden kooi
Toen Juliana op 30 april 1909 geboren werd, waren de gevoelens nogal ambivalent. De natie verblijdde zich met een troonopvolger, maar het was wel een meisje. Menigeen had gehoopt op een man als staatshoofd. Het kostwinnersgezin gold immers als norm: vader werkt, moeder wijdt zich vol overgave aan het huishouden, de spruiten gehoorzamen. Voor alles wilde Wilhelmina haar oogappel het lot besparen dat ze zelf had moeten ondergaan: opgroeien in een gouden kooi is fnuikend voor een gezonde ontwikkeling. Dus moest Juliana sparen voor haar kleurkrijtjes, zodat ze ondervond hoe fijn het is “een langgekoesterde wens in vervulling te zien gaan.” Pedagoog Jan Ligthart richtte op Huis Den Bosch een klasje rondom de kroonprinses in, met heuse schooluren, rapporten en proefwerken. Het was net echt, met dien verstande dat er alleen adellijke meisjes in de schoolbanken zaten, drie in getal. Ook werd ze door haar moeder opgevoed met het idee dat ze als toekomstig staatshoofd haar mannetje moest staan. Tijdens de novemberrevolutie van 1918, toen Troelstra de “leidende factor” voor de “strijdende arbeidersklasse” opeiste, liet de negenjarige zich de massale steunbetuiging aan de koninklijke familie op het Malieveld in Den Haag welgevallen, hoewel men oprecht vreesde voor een minder koningsgezinde schutter onder de enthousiaste menigte. Zowel Wilhelmina als Hendrik waren spirituele mensen, dat was wellicht het enige wat ze met elkaar gemeen hadden. Hendrik bekeerde zich tot de Zwitserse goeroe Bô Yin Râ, Wilhelmina werd geïnspireerd door – wat Jan Romein noemde – de “kleine geloven” die rond de eeuwwisseling als paddenstoelen uit de grond schoten. De traditionele kerken waren door de sociale, technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen van de negentiende eeuw in zwaar weer geraakt. Daardoor kwam er ruimte voor de oosterse filosofieën en theosofische stromingen. Persoonlijke bezieling telde meer dan kerkelijke gezindte. Juliana bleek over eenzelfde geloofsbeleving als haar ouders te beschikken. Wellicht werd die aangewakkerd door het verlangen naar een thuisfront waar het wel pais en vree was. “Door de uiteenlopende en zelfs schurende geloofsovertuigingen van haar ouders op te vatten als een gezamenlijke zoektocht en spirituele belangstelling, kon ze de illusie handhaven dat ze nog in een ongebroken gezin leefde.”
Bernhard en de oorlog
Na haar studententijd in Leiden, lonkte de huwelijksmarkt. In hoeverre was Juliana vrij in haar partnerkeuze? De blind date met prins Karel Gustaaf van Zweden draaide in ieder geval op een faliekante mislukking uit. De Bernadotte keek de kroonprinses aan “alsof hij een lepel wonderolie moet slikken,” aldus kamerheer Dirk Georg de Graeff. Juliana liet bepaald geen goede indruk achter tijdens de “quasi-spontane ontmoeting” die door de Zweedse koning was gearrangeerd. Ook aan het Engelse hof ving ze bot. Ten einde raad schakelde Hendrik, zonder medeweten van Wilhelmina, het netwerk van Wilhelm II in, de voormalige Kaiser, die zich in Huis Doorn vooral ledig hield met het kappen van het belendende bomenpark. Juliana was smoorverliefd op Bernhard, al voldeed die in geen enkel opzicht aan de voorwaarden van een geschikte prins-gemaal. Tijdens de huwelijksreis langs de casino’s van Monte Carlo sprong de ongelijkheid van de relatie al in het oog. “Hij was voor haar een droom, zij was voor hem een uitkomst,” merkt Withuis op. De flamboyante prins groeide tijdens de bezetting uit tot het gezicht van het onverschrokken vaderland, terwijl Juliana – zo is het gangbare beeld – in Canada de prinsesjes bemoederde. Niets is minder waar. Juliana groeide uit tot een onvermoeibaar ambassadrice van het overrompelde vaderland. Elders heb ik daarover al geschreven, naar aanleiding van Juliana in de oorlog, een voorpublicatie van de biografie van Jolande Withuis.
De Soestdijkaffaire
Raakte Juliana geestelijk het spoor bijster na de geboorte van prinses Marijke? Jolande Withuis vraagt het zich serieus af. Het verhaal is al vaker verteld. Het was prins Bernhard die gebedsgenezeres Greet Hofmans naar Soestdijk haalde, in de hoop de oogkwaal van Marijke met “hulp van boven” te genezen. De prins-gemaal had zoveel fiducie in de bovennatuurlijke gaven van Hofmans dat hij haar in contact bracht met de doodzieke vrouw van François van ’t Sant in Londen. Hofmans kreeg berichten door dat Hare Majesteit voorbestemd was om een Vredeskoningin te worden, en die was hard nodig in het tijdperk van de Koude Oorlog met de nucleaire spanning tussen de grootmachten. Ook wilde “het hogere” secretaris baron Baud vervangen zien door Walraven van Heeckeren (toevallig een geestverwant van Hofmans) en behoorde het hof op zijn qui vive te zijn voor de machtswellust van de nuchtere directeur van het Kabinet der Koningin, Marie Anne van Tellegen. Bernhard verloor al snel zijn vertrouwen in Hofmans, en die weet op haar beurt het uitblijven van een wonder aan het cynisme van de promiscue prins-gemaal. Zijn maîtresse Ann Orr-Lewis kreeg in februari 1950 doodleuk de opdracht tijdens haar wintersportvakantie in Sankt Anton een oogje in het zeil te houden op de koningin en haar Baarnse vriendenkring waarmee ze de Oude-Loo conferenties organiseerde. Juliana onderging de vernedering deemoedig. Ze raakte intussen zo doordrongen van haar goddelijke missie dat ze de grenzen van de constitutionele monarchie bewust opzocht. Tijdens haar staatsbezoek aan de Verenigde Staten in 1952 wenste ze haar toespraken zelf te schrijven. Dirk Stikker, minister van Buitenlandse zaken in het tweede kabinet-Drees, gooide de kont tegen de krib. Juliana stelde zich met haar esoterische boodschappen boven de ministeriële verantwoordelijkheid. De regering deed uiteindelijk water bij de wijn om een constitutionele crisis te voorkomen. Juliana bracht op haar beurt haar missie van Vredeskoninging keurig terug binnen de kaders van het trans-Atlantische bondgenootschap. De Nederlandse pers stond erbij en keek ernaar. Alleen Frans Goedhart vroeg zich in het Parool publiekelijk af of “de geest van Savonarola of van Israels profeten wellicht in onze regering gevaren is,” al dan niet na “enige dagen in gemeenschappelijke contemplatie verzonken te zijn geweest.” Juliana wilde wel degelijk de verticale heilsboodschap van Hofmans en consorten in de Verenigde Staten uitdragen. De Apocalyps kon alleen worden afgewend als de grootmachten gods water over gods akker lieten lopen. “Een wereldregering die niet aan mensen moest worden overgelaten maar aan God.” Een theocratie dus.
De bom barstte toen in 1956 een artikel in Der Spiegel verscheen waarin de kwalijke invloed van de Hollandse Raspoetin op de koningin buitengewoon gedetailleerd uit de doeken werd gedaan. In een postuum verschenen interview erkende Bernhard dat hij uit de school had geklapt, maar dat was toen al een publiek geheim. Nieuw is dat de Ministerraad serieus een buitenstaatverklaring overwoog. Binnen de regering geloofden Johan Beyen en Marga Klompé oprecht dat Juliana geestesziek was. Wat mij betreft is dat het meest controversiële standpunt van deze biografie (meer nog dan de onthullingen over de billenknijperij van Bernhard, die nu wel genoegzaam bekend mogen worden geacht). Withuis keert zich daarmee tegen de visie van Cees Fasseur en Han van Bree, die in eerdere publicaties niet twijfelen aan de psychische gesteldheid van de koningin.
Pygmalion
Nadat de commissie-Beel verdere omgang met Hofmans en consorten verbood, bond de koningin in. Ze verbrak de banden met de gebedsgenezeres en de Baarnse vriendenkring. Bernhard liet zich aan de bevindingen van de commissie, die sowieso op zijn hand was, weinig gelegen liggen. Hij zette zijn activiteiten voor de Bilderbergconferenties voort en ontplooide zich ook niet tot de stichtelijke huisvader waarop de katholieke voorman zo had gehoopt. (In 1967 werd zijn tweede buitenechtelijke dochter geboren). Het zilveren huwelijksfeest in 1962 moest de wereld tonen dat de rust was weergekeerd op paleis Soestdijk. In de geautoriseerde biografie die dat jaar van Bernhard verscheen, beweerde hij dat hij van Juliana een vrouw van de wereld had gemaakt. “Hij wilde haar onderwijzen, haar vormen, haar geest van gevoelens van geremdheid bevrijden,” noteerde de Amerikaanse journalist Alden Hatch. Bernhard identificeerde zich met Pygmalion, die zijn ideale vrouwbeeld, Galatea, door Aphrodite tot leven zag gewekt. Het blijft pijnlijk om te lezen. Verzetsman Carel Steensma, een persoonlijke vriend, “hoorde in die vijftig jaar uit Bernhards mond nooit één aardig woord over zijn vrouw.” Tijdens de laatste jaren van haar leven, toen de schemering van haar falende geheugen had ingezet, weigerde hij haar nog langer te ontvangen in zijn privévertrek op paleis Soestdijk.
Ter gelegenheid van haar vijfentwintigjarig regeringsjubileum maakte Jan van Hillo in 1973 een documentaire over Juliana, waarin “het gevestigde imago van aanraakbare, spontane, gewone oma-koningin” niet ter discussie werd gesteld. Over Hofmans werd met geen woord gerept. Het grootste schandaal van de prins-gemaal moest toen nog aan het licht komen: de steekpenningen die hij had aangenomen van vliegtuigbouwer Lockheed. Toenmalig premier Joop den Uyl liep op hete kolen om, zonder het rechtsgevoel te bruuskeren, een koningscrisis te voorkomen. Juliana wist slechts half hoeveel ze de sociaaldemocraat te danken had, want de steekpenningen die Bernhard van Northrop had ontvangen, werden niet openbaar gemaakt. Juliana deed de affaire af als een “kwajongensstreek”. Je mantiendrai, door dik en dun.
Juliana, vorstin in een mannenwereld is een uiterst kritische koningsbiografie waarin de kool en de geit niet worden gespaard. Withuis heeft zich bepaald niet laten meeslepen door het sympathieke beeld van een ietwat klungelige koningin die vooral geroemd wil worden vanwege haar “gewoonheid”. Zo gewoon was haar regentschap niet. Het boek is ook een portret van Nederland in de twintigste eeuw, en wat er nodig is om een constitutionele monarchie te kunnen laten functioneren. Een belangwekkende biografie.
Juliana, vorstin in een mannenwereld
Jolande Withuis
De Bezige Bij
ISBN 9789023435235
Verschenen in oktober 2016
Bestelinformatie
Bestel hier als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 39,99)
Bestel hier als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 16,99)
Bestel hier als hardcover bij bol.com (€ 39,99)
Bestel hier als ebook bij bol.com (€ 16,99)