Toen Johannes (Jo) Willebrands (1909-2006) in 1975 werd benoemd tot aartsbisschop van Utrecht was hij voor het Nederlandse publiek een grote onbekende. Zelfs de Nederlandse bisschoppen kenden hem nauwelijks, zoals de toenmalige Bossche bisschop Bluijssen in zijn memoires Gebroken Wit schrijft. Willebrands was al een jaar of vijftien uit Nederland weg. Hij werkte sinds 1960 in het Vaticaan als secretaris en later als voorzitter van het Secretariaat voor de Eenheid onder de Christenen, een door Paus Johannes XXIII ingestelde commissie die als taak had om de eenheid onder de christelijke kerken te bevorderen. Die baan hield hij ook aan tijdens de jaren dat hij aartsbisschop in Utrecht was. Na zijn aftreden als aartsbisschop in 1983 stortte hij zich weer full time op het voorzitterschap van wat intussen de Pauselijke Raad ter Bevordering van de Eenheid van de Christenen heette. Dat bleef hij doen tot 1989, het jaar dat de Berlijnse Muur viel. De Poolse paus Johannes Paulus II, speelde een belangrijke rol bij de ineenstorting van het communisme in Oost Europa en Willebrands was in die tijd een van zijn belangrijkste adviseurs.
Trekken aan een dood paard
De Vlaming Karim Schelkens, die als religiehistoricus werkt aan de universiteiten van Leuven en Tilburg, besteedt in zijn zeshonderd pagina’s dikke biografie van Willebrands maar enkele tientallen bladzijden aan diens werk als aartsbisschop in Nederland. Schelkens maakt duidelijk dat dit zeker niet de meest gelukkige periode in het werkzame leven van Willebrands was. Er was voor Willebrands weinig eer te behalen aan het besturen van de Nederlandse katholieke kerkprovincie. Een groot aantal gelovigen hield de katholieke kerk vanaf de jaren zestig voor gezien. Bij velen was het laatste zetje geweest dat het Vaticaan zich meende te moeten bemoeien met hun persoonlijk leven door in 1967 anticonceptie en geboorteregeling nog eens uitdrukkelijk te verbieden. Maar nog meer dan de leegloop voelden de Vaticaanse machthebbers het als een bedreiging dat vooruitstrevende katholieken in Nederland de kerk wilden gaan organiseren als een democratisch bestuurd instituut in plaats van een hiërarchische organisatie onder leiding van Rome. Conservatieve krachten in Rome vonden dat kardinaal Alfrink hier te weinig weerstand aan bood en zijn greep op de katholieke kerk in Nederland had verloren. Rome reageerde met de benoeming van de conservatieve bisschoppen Simonis en Gijsen in 1970 en 1972 en dat leidde tot een ongekende polarisatie onder de overgebleven katholieken. Willebrands werd in 1975 als opvolger van Alfrink benoemd vanwege zijn diplomatieke gaven en verbindende kwaliteiten, maar zelfs voor hem was het besturen van de Nederlandse kerkprovincie trekken aan een dood paard. Vanaf 1981 vroeg hij paus Johannes Paulus meerdere malen om hem van zijn functie te ontheffen en 1983 werd zijn zoveelste smeekbede ingewilligd. Willebrands was meer in de wieg gelegd als theoloog en diplomaat dan als bestuurder.
Beginnende oecumene
Jo Willebrands werd in 1909 geboren in Bovenkarspel in West Friesland als oudste zoon in een gezin van negen kinderen. Hij bezocht aanvankelijk het kleinseminarie van de paters redemptoristen, maar zag voor zichzelf toch geen toekomst als kloosterling. Hij studeerde af op het grootseminarie in Warmond en werd in 1934 tot priester gewijd. Willebrands vervolgde zijn studie in Rome. Hij had veel belangstelling voor de spiritualiteit van andere christelijke kerken, getuige zijn proefschrift over John Henry Newman, een Anglicaanse theoloog uit de negentiende eeuw die zich tot het katholicisme had bekeerd en zelfs kardinaal was geworden. In 1937 keerde hij terug naar Nederland, waar hij eerst als kapelaan werkte in Amsterdam en later als docent en directeur van de priesteropleiding in Warmond. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog ontstond in Nederland een politieke strijd tussen degenen die de vooroorlogse verhoudingen zo snel mogelijk wilden herstellen en anderen die de verdeeldheid en de hokjesgeest wilden doorbreken. Ook binnen de kerkelijke wereld werd op bescheiden schaal naar toenadering gezocht tussen katholieken en protestanten. Willebrands was hierbij betrokken als voorzitter van de katholieke Willebrordverenging, die zich inzette voor de dialoog met gelovigen uit andere richtingen. Dat voorzitterschap leidde in de jaren vijftig tot internationale contacten met gelijkgestemden in Europa en zo ontstond geleidelijk een netwerk van mensen die actief waren op het gebied van het bevorderen van de oecumene. Op 28 juni 1960 richtte paus Johannes XIII het Secretariaat voor de Eenheid van de Christenen op en voor de bezetting werd een beroep gedaan op het netwerk van mensen die op dit terrein al actief waren. De Duitse kardinaal Augustin Bea werd voorzitter en Willebrands secretaris. Dat veranderde zijn leven. Hij verhuisde naar Rome en werd een spilfiguur in de oecumenische beweging. Zoals Schelkens halverwege de biografie schrijft: er is een Willebrands van vóór 28 juni 1960 en een Willebrands van daarna. Hij reisde de hele wereld af om contacten te leggen met oosters orthodoxe, anglicaanse en protestantse kerken, veelal via de in 1948 in het leven geroepen Wereldraad van Kerken, waarvan de meeste christelijke kerken lid zijn maar waartoe de katholieke kerk nooit is toegetreden. Een van de gevoeligste dossiers was de verhouding met de Joodse kerk, gezien de traditionele visie van de katholieke kerk op het joodse volk als de moordenaar van Christus, de houding van de katholieke kerk tijdens de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog en de stichting van de staat Israël.
Politieke tegenstellingen
Schelkens heeft negen jaar aan de biografie gewerkt. Hij beschikte over het uitgebreide archief van Willebrands, inclusief zijn dagboeken en agenda’s. Willebrands bewaarde alles en bracht zijn persoonlijk archief onder buiten het Vaticaan waardoor het veel eerder openbaar is geworden dan bij Vaticaanse documenten gebruikelijk is. De indeling van de biografie is chronologisch. Schelkens volgt Willebrands op de voet en dat biedt inzicht maar het is ook vermoeiend. Het inzicht betreft de ontwikkeling van het denken over oecumene en het oecumenisch handelen. Schelkens maakt duidelijk hoe denken en handelen in de loop de jaren zijn geëvolueerd. Willebrands was oorspronkelijk van de school die theologische meningsverschillen probeerde te overbruggen en op basis daarvan praktische afspraken wilde maken over bijvoorbeeld gemengde huwelijken. Jongere generaties hadden daar, vooral vanaf de jaren zestig, steeds minder boodschap aan en wilden dat de kerken zich, afzonderlijk en samenwerkend, inzetten voor wereldvrede, burgerrechten en de ontwikkeling van de derde wereld. Willebrands is daar geleidelijk in meegegaan, maar altijd vanuit een stevig theologisch fundament.
Conservatieve tegenwerking
Niet iedereen zat te wachten op toenadering tussen kerken en tegenstand was er overal. Schelkens beschrijft hoe een oecumenische dienst in Liverpool waarin Willebrands voorging, werd overschreeuwd door een groep protestanten onder leiding van de Noord-Ierse dominee Ian Paisley die niets van ‘papen’ wilde weten. De politie zette Paisley uiteindelijk buiten de deur. Dat is een van de vele voorbeelden in het boek die duidelijk maken dat oecumene heel snel raakt aan politieke tegenstellingen. Vaak nog meer dan in zijn contacten met andere kerken had Willebrands met tegenstand te maken binnen het Vaticaan zelf. Hoewel het bevorderen van de oecumene sinds het Tweede Vaticaans Concilie officieel tot het beleid van de katholieke kerk hoort, ondervond Willebrands veel tegenwerking van conservatieve krachten die weinig wilden weten van toenadering tot andere kerken. Tot die conservatieve krachten hoorde kardinaal Joseph Ratzinger, de latere paus Benedictus XVI. Ratzinger was aanvankelijk een medestander maar veranderde in conservatieve richting toen hij als prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer de zuiverheid van de katholieke leer moest bewaken. Willebrands raakte steeds meer op een zijspoor, vooral tijdens de jaren dat hij tevens aartsbisschop in Nederland was, zijn aandacht moest verdelen en minder vaak in Rome kon zijn. Dat veranderde weer na het aantreden van paus Johannes Paulus II. Deze Poolse paus had zich als missie gesteld het atheïstische communisme in Oost Europa te ondermijnen of zelfs te verdrijven. De adviezen en diplomatieke contacten van Willebrands, de man met een enorme kennis van en netwerk binnen de kerken in Rusland en het Oostblok, waren daarbij voor de paus van grote waarde.
Zoals gezegd, het boek is ook vermoeiend. Namen en gebeurtenissen buitelen in hoog tempo over elkaar heen, vaak met onvoldoende aandacht voor de context. Het is geen publieksbiografie maar een wetenschappelijke biografie met een notenapparaat dat een vijfde deel van het boek beslaat. Schelkens zelf noemt de biografie een kruising tussen een klassieke levensbeschrijving en een intellectueel portret. Het boek vraagt een grondige kennis van de kerkgeschiedenis, vooral die van de verhouding tussen de Rooms katholieke kerk en de diverse Oosters katholieke en Oosters orthodoxe kerken. Voor lezers zonder theologische bagage zijn sommige paragrafen nauwelijks toegankelijk. Dat neemt niet weg dat de grote lijn, de ontwikkeling van het oecumenisch denken en handelen en de rol van Willebrands daarin, door de heldere opbouw van de hoofdstukken goed te volgen is. Schelkens stelt dat hij de biografie niet heeft geschreven om een leemte op te vullen. Alle overleden naoorlogse Nederlandse aartsbisschoppen, De Jong, Alfrink en Simonis hadden immers al een biografie en Willebrands ontbrak nog. Schelkens wil Willebrands vooral neerzetten als de bevorderaar van de oecumene en als Vaticaans diplomaat en bureaucraat. Daarin is hij geslaagd, maar het blijft een biografie die waarschijnlijk vooral zijn weg zal vinden naar historici met een grote belangstelling voor religiegeschiedenis.
Johannes Willebrands (1909-2006), een leven in gesprek
Karim Schelkens
Boom
ISBN 9789024431687
Verschenen in oktober 2020
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 39,90)Koop bij Athenaeum Boekhandel Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 39,90)