Een jaar of 20 geleden werkte schrijver Willem van Toorn mee aan het scenario voor een televisiefilm over de landschappen van Jac. P. Thijsse. De bedoeling van regisseur Jan Bosdriesz was om te laten zien hoe deze landschappen er inmiddels bij lagen en te onderzoeken hoe ze door bewoners en passanten werden ervaren. Omdat daarvoor een subsidie noodzakelijk was, mochten schrijver en filmmaker hun opzet komen toelichten voor een commissie. Men was namelijk verbaasd dat de filmer de realiteit van het landschap van dat moment afzette tegen de werkelijkheid van toen. Waarom die geïdealiseerde ‘fantasielandschappen’ van Thijsse uit boeken voor de jeugd, zo vroeg men zich af. Met een schok drong tot Van Toorn door dat de eveneens uit jonge mensen bestaande commissie dacht dat Thijsse zijn Verkade-albums destijds ‘voor kinderen’ had gemaakt. Waarschijnlijk omdat het ‘plakplaatjes’ betrof. Behoedzaam legden Van Toorn en Bosdriesz uit dat Thijsse, evenals zijn vriend Eli Heimans, uit de periode stamden dat het landschap en de natuur werd ontdekt als zijnde belangrijk voor het leven. Na die uitzetting bleef het stil. Twee dagen later werd de subsidie toegekend.

Veranderingen in het landschap
Dat de natuur in Nederland er sindsdien niet op vooruit is gegaan mag duidelijk zijn. Sterker: het gaat slecht. Aan die indruk kan ook Dik van der Meulen zich niet onttrekken als hij voor zijn Thijsse-biografie Meester in het paradijs het levenspad van de natuurvorser een jaar of wat lang volgt:
‘Je ziet immers niet alleen de veranderingen die het landschap sinds zijn dagen heeft ondergaan, maar ook de ontwikkelingen tijdens je eigen leven. Korenvelden zijn maisakkers geworden, snelwegen doorsnijden bossen en heidevelden, tuinen zijn betegeld en waar weilanden waren, bevinden zich nu woonwijken en bedrijventerreinen.’
En eigenlijk nog erger:
‘De beschermde natuurgebieden staan er nauwelijks beter voor.’
Het is een constatering die natuurlijk niemand die met onze landschappen begaan is zal verbazen, maar hij moet wel getrokken worden. Twintig jaar na de Thijsse-biografie van de journalist Sietzo Dijkhuizen, waaraan aan feitelijke informatie niet veel meer was toe te voegen, koos Van der Meulen ervoor om een dubbel-biografie te schrijven over Jac. P. Thijsse en het landschap. En deze zelfgekozen opdracht – een vondst! – is hem ook op het lijf geschreven. Niet alleen schreef Van der Meulen al succesvolle biografieën over onder anderen Multatuli (waarvoor hij in 2003 de AKO Literatuurprijs ontving) en Koning Willem III (2013), ook in Het bedwongen bos (2009) bekommerde hij zich al om de Nederlanders en hun natuur, wat nog eens werd onderstreept in het pamflet Is natuur links? (2019).
Maar het geluk viel de biograaf ook een beetje toe. Want wat is er mooier dan wanneer je onderwerp je niet alleen op deze terreinen is voorgegaan, maar ook nog eens een levenspad heeft afgelegd dat je al observerend en beschrijvend van Maastricht via Grave, Woerden, Amsterdam en Texel uiteindelijk naar Bloemendaal voert? Van der Meulen besloot Thijsse dan ook achterna te reizen: per trein op de fiets en te voet, zoals Thijsse zelf ook door Nederland trok. Onderweg nam hij de huidige stand van de landschappen in zich op, zich bij herhaling afvragend hoe Thijsse daar pakweg een eeuw geleden naar gekeken zou hebben.
De Thorbecke van het landschap
Hoe vertel je Generatie Z wie en wat Thijsse was? ‘De Thorbecke van het landschap’, zo legt Van der Meulen graag uit aan jonge mensen die nog nooit van hem hebben gehoord. ‘Zoals Thorbecke aan de basis stond van de parlementaire democratie in Nederland (…) zo heeft Thijsse hier de natuurbescherming uitgevonden.’
Jacobus Pieter Thijsse werd in 1865 in Maastricht geboren als derde zoon van Catharina Johanna Priester en beroepsmilitair Jacobus Thijsse. Drie jaar later verhuisde het gezin Thijsse naar het Brabantse stadje Grave. Als jongen was Kootje altijd buiten te vinden. Al gauw zwierf hij te voet door heel het land, dat hij het ‘beste en het schoonste land ter wereld’ noemde. Vooral de reizen vanuit Grave via het Land van Maas en Waal richting zijn grootmoeder in Middelburg beleefde hij heel intens. Toen zijn vader in 1873 de dienst verliet, verhuisde het gezin naar Woerden, waar vader Thijsse een burgerfunctie aanvaardde en Ko voor het eerst naar school ging. Omdat hij al had leren lezen en schrijven, kon hij meteen in de derde klas beginnen. Hij spijbelde regelmatig om zijn lange wandelingen in de omgeving van Woerden te kunnen maken. In die jaren leed Thijsse, zoals hij later zelf zou schrijven, ‘een heerlijk leventje’. Toen in 1877 de vesting Woerden werd opgeheven, solliciteerde vader Thijsse naar een baan in Amsterdam. Voor Ko was ondertussen een carrière als onderwijzer uitgestippeld. Na de kweekschool kwam hij op de Fransche School in Den Burg op Texel te werken. Omdat zijn aanstaande vrouw niet op het afgelegen Waddeneiland wilde gaan wonen, besloot hij in 1892 weer te vertrekken. Toch zou Thijsse ‘Texelaar […] blijven tot het eind’. Daarbij was hij niet slechts een wandelaar, maar een ‘aartswandelaar’. Als onderwijzer in Amsterdam en later als biologieleraar aan het Kennemer Lyceum, organiseerde Thijsse schoolwandelingen en -kampen met zijn leerlingen, waarin de natuur centraal stond. Dat fenomeen was uniek voor zijn tijd. Zijn biologielessen hadden grote invloed op zijn studenten: in groten getale meldden zij zich aan voor de biologieopleiding aan de universiteit. Evenals zijn vriend Eli Heimans, die wat zijn liefde voor de natuur betreft al net zo bevlogen was, bracht Thijsse een denkproces op gang dat de maatschappij blijvend zal beïnvloeden. Samen schreven zij de serie ‘Van vlinders, bloemen en vogels’, waarvan onder andere In sloot en plas (1895), Hei en dennen (1897) en In het Bosch (1901) deel uit maakten. Daarnaast verschenen van hen beiden de Geïllustreerde Flora van Nederland (1899) en het Wandelboekje voor Natuurvrienden (1900). Naast zijn full-time baan als onderwijzer, de productie van de Verkade-albums en het schrijven vele andere boeken was Thijsse, aanvankelijk met Eli Heimans, de gangmaker van het tijdschrift De levende natuur. Daarnaast schreef hij columns voor Het Handelsblad en De Groene Amsterdammer.

Schrijven voor Verkade
‘Neem dit album mee op uw zwerftochten door het land ter vermeerdering van uw welbehagen en uw vaderlandsliefde’, schreef Thijsse in 1937 in het voorwoord van Onze groote rivieren, zijn achttiende Verkade-album. Hij speelde daarbij in op de sterke nationalistische gevoelens in die tijd. Door de slechte economische omstandigheden wilde men de eigen Nederlandse cultuur beschermen. Ook dit thema lijkt actueler dan ooit. Sterker maakte Thijsse zich echter voor natuurbehoud. Daaraan heeft hij een grote bijdrage geleverd, onder andere door de oprichting van de Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten. Vele Nederlanders heeft hij de liefde voor de natuur bijgebracht. Dat was ook zijn doel toen hij vanaf 1906 in opdracht van de Zaanse firma Verkade de teksten over de natuur en de landschappen ging schrijven.
In 1903 had Verkade een voor Nederland nieuwe promotiecampagne gelanceerd. In de verpakking van beschuit en biscuit zaten plaatjes die je kon verzamelen en in een album kon plakken. Het idee was om door het spaarsysteem kinderen en volwassenen te leren over de flora en fauna in Nederland. Toch voelde Thijsse aanvankelijk niet zo heel veel voor het plan. Pas toen hij begreep dat er een groot aantal in kleurendruk uitgevoerde plaatjes in zouden komen, draaide hij bij. ‘Via koek en beschuit de natuur in’, was het motto dat Thijsse bedacht. Een succesvolle samenwerking was het gevolg. Na Lente (1906) volgden over een periode van ruim dertig jaar nog negentien albums, waaronder Blonde duinen (1910), Het Naardermeer (1912), Langs de Zuiderzee (1914), De IJsel (1916), Texel (1927) en Onze groote rivieren (1938). Daarbij bleef Verkade hoge eisen stellen aan de kwaliteit van het vormgeving en de educatieve inhoud van de albums. Een hele generatie groeide er mee op. Van de Verkade-directie kreeg Thijsse alle gelegenheid om zijn kenmerkende enthousiasme en liefde voor de natuur uit te dragen. Zoals zijn in ex-libris verwerkte lijfspreuk aangaf: ‘Onbekommerd’.
Instituut
Honderdduizenden Nederlanders raakten in de eerste helft van de vorige eeuw door het werk van Thijsse enthousiast voor de schoonheid van de natuur. En nog altijd worden de albums gekoesterd, al zijn ze vaak ook voor een paar euro te vinden op een boekenmarkt. Hoewel vaak wordt gedacht dat Thijsse de Verkade-albums zelf illustreerde, tekenden daarvoor acht natuurschilders, onder anderen Jan Voerman jr., Willem Wenckebach en vader en zoon Rol maakten ruim 4400 afbeeldingen. Dat deze in vier kleuren gedrukt konden worden was nog een bijzonderheid. De Verkade-albums groeiden uit tot zowel een rage als een ‘instituut’. En nog altijd geldt de reeks Verkade-albums als een niet te overtreffen hoogtepunt in de geschiedenis van de Nederlandse reclame. Ze droegen ertoe bij dat het natuurbewustzijn in Nederland tot leven kwam. Tienduizenden mensen hebben er hun blijvende belangstelling voor de natuur aan te danken. Natuurlijk: het was geen gat in de markt, er bestond begin vorige eeuw immers een grote behoefte aan voorlichting over natuur en landschap, planten en dieren. De snelle ontwikkeling van de techniek, waar Thijsse evenzeer bewondering voor had, en de daarmee gepaard gaan toenemende industrialisatie bracht ook een tegenbeweging op gang: terug naar de natuur. Zo stimuleerde de groeiende belangstelling voor flora en fauna de albumverkoop, en omgekeerd.
Ondertussen leidde Thijsse een ongelooflijk productief leven. Maar wat zou er zijn gebeurd als hij zijn latere vriend Eli Heimans niet zou hebben ontmoet? Was er dan wel sprake geweest van een Biologisch Reveil, zoals het plotselinge opkomen van belangstelling voor de natuur in die tijd wordt genoemd? Was het Naardermeer dan door de gemeente Amsterdam volgestort met afval? En zou Natuurmonumenten, evenals de andere particuliere natuurclubs, wel hebben bestaan? Feit is dat Heimans en Thijsse elkaar wèl hebben ontmoet en dat ze na het schrijven van een lesboekje dat schoolwandelingen door Amsterdamse parken beschreef, besloten ook de èchte natuur te beschrijven. Beiden Heimans raakten rond 1900 betrokken bij de oprichting van Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, de Nederlandsche Natuurhistorische Vereeniging en de Nederlandse Ornithologische Vereniging. In oktober 1922 ontving Thijsse een eredoctoraat van de gemeentelijke Universiteit van Amsterdam.
Niet louter naïviteit
Samen met Natuurmonumentenvoorzitter Pieter G. van Tienhoven vormde Thijsse als bestuurssecretaris een ijzersterk duo. De oorlogsjaren roepen wel twijfels op over hun beider opstelling tegenover de bezetter. Bij Frank Saris in zijn boek Rentmeester van nature (2024) roept vooral Van Tienhovens verhouding tot de bezetter vragen op. Van der Meulen houdt het erbij dat Thijsse bereid was toe te geven aan de wensen van de bezetter, iets wat hij gemeen had met veel andere natuurbeschermers. ‘Thijsse was een optimist met veel vertrouwen in de goedheid van de mens’, zo schrijft hij. ‘Maar het was niet louter naïviteit. Thijsse maakte geen geheim van zijn verwachting dat het naziregime meer aan natuurbescherming zou doen dan de oude regeringen.’ Het pakte anders uit, oorlogvoering ging voor de natuur. Ten behoeve van de aanleg van de Atlantikwall was Thijsse zelf in het laatste oorlogsjaar gedwongen zijn huis in Bloemendaal te verlaten.
Ondertussen was Thijsse blijven doorschrijven en lagen er nog ideeën voor albums over het Amsterdamse Bos, de Waddenzee en de Veluwe. Die laatste uitgaven zijn er nooit gekomen. Toch wist hij nog een boek te voltooien: Natuurbescherming en landschapsverzorging in Nederland. In het laatste oorlogsjaar ging Thijsses gezondheid snel achteruit. Hoewel Verkade nog allerlei plannen had om zijn tachtigste verjaardag luister bij te zetten, zou het daar niet meer van komen. ‘Geen mensch rept met een woord over de Verkade-albums’, had Thijsse al eens in een brief aan de schrijver Frederik van Eeden, met wie hij jarenlang vriendschap onderhield, geschreven, ‘terwijl ik zelf geloof, dat ik daar nog het meeste mee bereikt heb.’ Ook toen hij op 7 januari 1945 Verkade met een briefje bedankte voor het hem toegezonden kerstpakket, benadrukte hij nog eens dat de Verkade-albums een blijvende plaats in de beschavingsgeschiedenis van Nederland zouden innemen. Het was het laatste contact met de directie van de koekjesfabriek. De dag daarop overleed hij op 79-jarige leeftijd in Overveen, waarna Thijsses dochter de brief alsnog verstuurde.

Een nieuwe Thijsse
Ofschoon hij zelf niet tot de literaire schrijvers gerekend kan worden, wordt Thijsses werk tot op de dag van vandaag gewaardeerd door collega-auteurs met een groot hart voor de natuur. Voor Jan Wolkers stond hij op gelijke hoogte met de schrijver van de Bijbel en de jonge dichter Hans Warren herdacht zijn held kort na diens dood met een in memoriam-bundel. Vanzelfsprekend hadden we wel verwacht dat Dik van der Meulen veel boeiends over Thijsse te zeggen zou hebben, maar dat heeft hij nu ook bewezen – het woord subliem is daarbij op zijn plaats. Met Meester in het paradijs schreef hij andermaal een meer dan voortreffelijk en bovendien schitterend uitgevoerd boek dat niet alleen uitnodigt geregeld de topografische atlas open te slaan, maar ook om er zelf op uit te gaan en in navolging van wat hij met Thijsse deed, nu ook in de voetsporen van de biograaf te treden en het landschap in te gaan. Hoewel bekend is dat boswandelingen een mens gelukkiger maakt, wordt het steeds moeilijker om met een ‘onbekommerd’ gemoed de natuur tegemoet te treden. Daarvoor is die in ons land te veel in de verdrukking geraakt. Maar laten we de moed niet helemaal verliezen en ons optrekken aan Thijsse en Van der Meulen. Het paradijs mag dan in het gedrang zitten, ‘de toestand is niet hopeloos’. Het wachten is op een nieuwe Thijsse, zo stelt de biograaf, maar zelf is hij al een heel eind in de buurt gekomen.
Meester in het paradijs. Jac. P. Thijsse en het landschap
Dik van der Meulen
Querido
ISBN 9789021460284
Verschenen in november 2025
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 34,99)









