Toen Lea Dasberg in mei 1946 na acht jaar terugkeerde van het kindersanatorium in Zwitserland, bestond de Amsterdamse Jodenbuurt niet meer. Zij groeide op in het sjieke deel van de buurt, de Nieuwe Herengracht, waar haar vader Ies een praktijk voerde. Hij was huisarts. In 1933, het jaar waarin Hitler aan de macht kwam, werd Lea Dasberg getroffen door jeugdreuma. Ies groeide in die periode uit tot “een soort god”, schrijft Marion de Ras in haar biografie van Lea Dasberg: “Een aardige, zachtaardige, vrolijke man die haar troostte, haar voorhield dat het beter zou worden, dat het overging, dat ze zou genezen.” Maar ze genas niet. De ouders dachten eerst aan de modderbaden in Tiberias, Palestina. Ze waren aanhangers van het religieus zionisme, de Mizrachie. Simon Dasberg, een jongere broer van Ies, was opperrabbijn in Dordrecht en een vooraanstaand woordvoerder van de beweging. De ouders van Lea Dasberg behoorden in hun jonge jaren tot de Zichron Ja’akov, de jeugdbeweging van de Mizrachie. Orthodox, maar verlicht – zo typeert De Ras het milieu waarin Dasberg is opgegroeid.
Vanwege de groeiende onlusten tussen Joden en Arabieren in Galilea kozen de bezorgde ouders uiteindelijk voor een kuuroord in Zwitserland. In het universiteitsziekenhuis Balgrist ging Richard Scherb de strijd aan met “de dictatuur van de pijn”. Het zwaar gehandicapte kind werd negen maanden in het gips gezet. De fixatie onderbrak haar groei. Slechts één houding koste haar na de behandeling geen moeite: stijf rechtop staan. Om te kunnen zitten of liggen had Lea Dasberg voor de rest van haar leven assistentie nodig. In 1943 wisten Ies en Bets Dasberg nog een kaartje te sturen naar hun dochter. Ze gingen met “vakantie” – in de onderduik dus – verdere correspondentie zat er even niet in. Haar zusjes Dina en Rosette werden elders ondergebracht.
Lea Dasberg als pedagoog van de hoop
Het kost weinig moeite om het werk van Lea Dasberg te verklaren vanuit dit biografisch uitgangspunt, al heeft ze een broertje dood aan een dergelijke psychologie van de koude grond, laat staan dat ze gelooft “aan het verlossende van het benoemen”. Dasberg groeide in de jaren zeventig uit tot de “pedagoog van de hoop”. Toen een anti-autoritaire opvoeding garant leek te staan voor een gezonde kinderziel en jeugdliteratuur vooral moest aansluiten op de “leefwereld” van het kind, was daar opeens een een pedagoge die het tegendeel beweerde. Het is helemaal niet erg om jongeren normbesef bij te brengen, daar hebben ze juist behoefte aan, en kinderboeken moesten de nieuwsgierigheid prikkelen, wat betekent dat ze voorbij de leefwereld van het kind behoren te gaan. In haar klassieker Grootbrengen door kleinhouden (1975) vertaalt Lea Dasberg de lessen van Philippe Ariès naar de praktijk van alledag. Ariès beweert in L’enfant et la vie familiale sous l’Ancien Régime dat de kindertijd een uitvinding is van de zeventiende en achttiende eeuw, dat het kind voorheen niet bestond, gezien werd als “een volwassene in zakformaat”. Die prehistorie van het kind contrasteert sterk met het “jeugdland”, waarin jongeren geen verantwoordelijkheid hoeven te dragen, bewust kleingehouden worden en de harde werkelijkheid van het bestaan niet onder ogen hoeven te zien. Die boodschap kwam aan. Grootbrengen door kleinhouden kent inmiddels zijn achttiende druk. Het kind dat geen jeugdland heeft gekend, overtuigde de anderen – en wellicht zichzelf- dat je gerust zonder kunt stellen.
De rebbe van Lea Dasberg
Lea Dasberg verliet het kuuroord in Zwitserland in 1946 met een behoorlijke kennisachterstand. De ouders huurden een privédocent in, historicus Jaap Meijer. Hij maakte haar wegwijs in de teksten van Tacitus en nam haar mee naar buiten, op ontdekkingstocht in – wat hij noemde – het Verdwenen Ghetto van Amsterdam. Hij dreef de spot met de literaire aspiraties die ze in het sanatorium had gekoesterd. “Een van de eerste opstellen die zij in zijn opdracht schreef, las hij hardop voor onder daverend spotgelach over de ‘zorgvuldig gekozen zinswendingen’.” Lea Dasberg viel als een blok voor Jaap Meijer. Ze noemde hem haar rebbe. Zijn zoontje, Ischa, werd kind aan huis bij de familie Dasberg. In Lea ontmoette hij het “oudere zusje” dat hij nooit gehad heeft. (Hij had een jonger, Mirjam). Ischa Meijer nam haar in vertrouwen over de geladen sfeer die thuis heerste en die hij later zou beschrijven in Brief aan mijn moeder. In hoeverre achtte Dasberg Jaap Meijer verantwoordelijk voor de geestelijke ontwrichting van zijn gezin? Ischa was volgens de historisch pedagoge altijd al een “probleemkind” geweest, wiens recalcitrante gedrag voortkwam uit de hersenvliesontsteking die hij kort na de bevrijding had opgelopen. Een probleemkind dat als driejarige Duitse bevelen naar zijn vader schreeuwde, die door hem volkomen werden genegeerd. Dat hij zijn zoon sloeg, werd in de interviews die De Ras met Dasberg heeft gevoerd, niet benoemd. “Later, toen Ischa veelvuldig bij haar thuiskwam, begon Lea in te zien hoe de verhouding tussen Jaap en Ischa lag. Maar ze zou Jaap Meijer niet afvallen.” Nee, ze brak met de mishandelde zoon.
Lea Dasberg kreeg de “kotskriebels” van “joden die zich voor die tijd nooit in het joodse publiek hadden vertoond, opeens tevoorschijn kwamen en nu onder de vlag van tweede-generatieproblematiek.” Van het huwelijk tussen Max van Wezel en Anet Bleich werd ze “kotsmisselijk” en historica Selma Leydesdorff was in haar ogen niet eens een jodin. (De bezetter dacht daar kennelijk anders over. Haar moeder heeft Auschwitz overleefd). De weerzin tegen de “shoah business” zat er al vroeg in. Toen ze in 1965 promoveerde veegde ze in de veertiende stelling van haar proefschrift de vloer aan de met de aandacht voor de Tweede Wereldoorlog (de slotaflevering van De bezetting van Loe de Jong moest nog uitgezonden worden, Ondergang van Jacques Presser, de kroniek van de Jodenvervolging in Nederland, verscheen een maand na de toekenning van de doctorsgraad). Die aandacht droeg niet bij aan het “historisch bewustzijn” van de schoolgaande jeugd en wakkerde alleen “sensatiezucht” en “valse romantiek” aan. Meijer en Dasberg vormden een gemeenschappelijk front tegen Jacques Presser. Die had van de catastrofe een vlot leesbaar verhaaltje gemaakt. Het ontbrak hem aan visie, een levensbeschouwing. “En dit besef is het dan tevens dat hem ervoor waarschuwt, dat wie met vuil omgaat erdoor bezoedeld wordt,” schreef Dasberg in het Nieuw Israëlietisch Weekblad. De Holocaust had niets van doen met de joodse geschiedenis. De Holocaust was de geschiedenis van de gojim. “De Holocaust is ons probleem niet,” aldus Dasberg. Met het klimmen der jaren werd ze steeds furieuzer tegenover hen die zich kennelijk verzoend hadden met de gedachte het “product van een ramp” te zijn. Geassimileerde joden die kampten met de trauma’s van de oorlog raadde ze een rabbijn in plaats van een psychiater aan. Dasberg maakte een strikt onderscheid tussen de joodse geschiedenis – die van de Talmoed en Thora – en de geschiedenis van de Joden – die van de pogroms en de shoah. Gerhard Durlacher noemde dat onderscheid een “hansaplast op een gapende wonde”. De ontkenning van de tweede-generatieproblematiek getuigt in zijn ogen van een grenzeloze en schadelijke naïviteit. “Onze kinderen hoorden en voelden vanaf hun geboorte de woorden en angsten die wij van gene zijde van de Styx hadden meegebracht.”
Marion de Ras heeft met Lea Dasberg, historica en pedagoog, hovenier in het hof der historie een empatische biografie geschreven. De belangrijke thema’s uit het leven van Dasberg – haar eigenzinnige visie op de geschiedenis van het kind, de tweede-generatieproblematiek – worden helder voor het voetlicht gebracht. De tekstredactie is nogal slordig – zo ‘genereert’ Dasberg zich op pagina 112 kapot – en de foto’s in het binnenwerk zijn kwalitatief zo slecht afgedrukt dat ze nauwelijks meerwaarde hebben voor het boek. Soit. De Ras constateert terecht dat Lea Dasberg na haar vertrek naar Israël in de vergetelheid is geraakt, en dat verdient ze niet – gezien haar prominente rol in het publieke debat van de jaren zeventig en tachtig. Deze biografie brengt daar verandering in. Daarvoor verdient Marion de Ras alle lof.
Lea Dasberg, historica en pedagoog, hovenier in het hof der historie
Marion de Ras
Uitgeverij AMB
Verschenen in oktober 2016