Hoe kan een overtuigd discipel van het morgenrood vallen voor de verleidingen van het nationaalsocialisme? Hendrik de Man (1885-1953) inspireerde tijdens het interbellum niet alleen zijn partijgenoten in België, ook internationaal deed hij ertoe. Hier te lande zijn Willem Banning, Henriette Roland Holst en Koos Vorrink schatplichtig aan hem. Vooral met Zur Psychologie des Sozialismus uit 1926 vestigde Hendrik de Man zijn naam als theoreticus van de beweging.
Toch waren in die geschriften de kiemen van het totalitarisme al aanwezig, zo weet Jan Willem Stutje overtuigend aan te tonen in Hendrik de Man. Een man met een plan. De tijdgeest en een behoorlijk narcistische persoonlijkheidsstructuur deden de rest. Tijdens de Bezetting schikte De Man zich met volle overtuiging in de plooien van de Nieuwe Orde.
Wat was de kern van het ‘demanisme’?
De Man had weinig fiducie in de arbeidersklasse als motor van de geschiedenis. De voorspellingen van de oude Marx – die van Das Kapital en Zur Kritik der politischen Ökonomie – dat de dictatuur van het proletariaat een noodzakelijk gevolg zou zijn van de intrinsieke ontwikkeling van het kapitalisme, was niet uitgekomen. De Man schurkte tegen een aantal cultuurpessimisten aan, waaronder Oswald Spengler, die unverfroren verkondigde: ‘Es gilt, den deutschen Sozialismus von Marx zu befreien.’ Ook was De Man vatbaar voor het modieuze sociaaldarwinisme. Voor de Eerste Wereldoorlog herkende hij in de klassenstrijd nog de survival of the fittest. Na zijn ervaringen als jonge officier aan het IJzerfront ging ook dat marxistische axioma in de uitverkoop. De Man wilde eerherstel voor de leidende rol van een culturele bovenlaag – zij was het beste wat een samenleving had voortgebracht. En hij geloofde in een sterk staatsgezag als emancipator van de onderdrukte arbeidersklasse. Hij geloofde, kortom, in een ‘socialisme van bovenaf’.
In de jaren dertig, toen ook België getroffen werd door de economische wereldcrisis, kon De Man zijn ideeën in de praktijk brengen. Het Plan de Man behelsde onder andere de nationalisatie van de sleutelbedrijven, onteigening van het grootgrondbezit, vergemeenschappelijking van het bank- en kredietwezen en regulering van de arbeidsverhoudingen. Het bleef een papieren werkelijkheid. Zijn deelname aan de regering-Van Zeeland in 1936 werd een grote ontgoocheling. Afgezien van een aantal kleinschalige werkgelegenheidsprojecten, kwam er van zijn planeconomie weinig terecht.
Anti-parlementair
De deceptie van zijn ministerschap voedde zijn weerzin tegen de parlementaire democratie. De uitvoerende macht zou niet gefrustreerd moeten worden in zijn verwezenlijking van de heilstaat door de muizenissen van politieke partijen. Zijn anti-parlementarisme kwam daarmee gevaarlijk dicht in de buurt van het rechts-extremisme van Leon Dégrelle en zijn Rex of dat van de Vlaamsch Nationaal Verbond. Met Paul-Henri Spaak werd De Man het boegbeeld van het ‘socialisme national’, dat zich ook richtte tegen de ‘decadente parlementaire democratie’. Een anticrisispolitiek kon alleen in een nationaal kader gedijen. De aloude retoriek van proletariaat, klassenstrijd en revolutie had plaatsgemaakt voor die van volk, gemeenschap en natie.
Ontspoord
De Man begroette de Duitse bezetting als een kans ‘het socialisme van bovenaf’ te verwezenlijken. Hij riep de Belgische bevolking op zich te scharen achter de Duitse bezetter.
‘Meent niet dat gij moet weerstaan aan den bezetter; aanvaardt het feit van zijn overwinning. […] Voor de arbeidende klasse en voor het socialisme is deze ineenstorting van een vervallen wereld, verre van een ramp te zijn, een bevrijding. Spijts al wat we te lijden hadden aan nederlagen […] is de weg vrijgemaakt voor de twee zaken die de verzuchtingen van het volk samenvatten: de Europese vrede en de sociale rechtvaardigheid.’
De Man hoopte een soort Vichy-regering te creëren, met koning Leopold III als de sterke man. Die had daar, gesteund door koningin-moeder Elisabeth, wel oren naar. Leopold had zich in de meidagen van 1940 ontpopt tot de kampioen van de neutraliteitspolitiek. Terwijl de regering-Pierlot zich in de ochtend van 10 mei 1940 bij de geallieerden aansloot, hield de koning in de middag een radiotoespraak waarin hij zei alleen voor eigen onafhankelijkheid te willen strijden.
Na de oorlog kregen zowel De Man als Leopold de rekening gepresenteerd voor hun houding tijdens de bezetting. De Koningskwestie voerde België in het voorjaar van 1950 aan de rand van een burgeroorlog. Wallonië en Brussel waren faliekant tegen een terugkeer van de koning, Vlaanderen was voor. De Koningskwestie was een taalkwestie geworden.
De Man streed ondertussen in Zwitserland voor eerherstel. Hij had het zinkende schip van staat niet verlaten en zijn verantwoordelijkheid genomen, zo luidde zijn apologie. Hij overwoog naar de Verenigde Staten te emigreren, waar zijn neef Paul de Man een nieuw bestaan had opgebouwd, ver weg van zijn schuldeisers en foute verleden.
Op 20 juni 1953 verongelukte Hendrik de Man met zijn derde vrouw op een onbewaakte overweg bij Greng in het kanton Fribourg. Stutje durft de hamvraag te stellen. Was het wel een ongeluk? Vooral het publicatieverbod ervoer De Man als een ‘economische dood door langzame wurging’, een wreedheid die ‘onze voorouders niet kenden’. Stutje stelt het zelfbeklag geamuseerd vast.
Hendrik de Man. Een man met een plan is een boek over een ontspoord leven. Biografie is, aldus Stutje, ‘de plaats waar het ongezegde, het niet-gewenste en het onbedoelde het sterkst in het daglicht komen.’ Dat heeft de biograaf inderdaad voor op de historicus. Stutje is erin geslaagd het denken van De Man te plaatsen in de historische context van het interbellum en aan te tonen hoe hij zowel de ethisch-socialisten kon inspireren als de ‘socialisten national’ in eigen gelederen. Na de oorlog zijn een aantal demanistische ideeën duurzaam verankerd: de regulering van de arbeidsverhoudingen en de organisatie van het sociale overleg onder andere. Maar dat wel met respect voor de parlementaire verhoudingen. Daar ontbrak het Hendrik de Man aan.
Hendrik de Man. Een man met een plan
Jan Willem Stutje
Uitgeverij Polis
ISBN 9789463101875
Verschenen in augustus 2018