Leven in de verbeelding. Hella S. Haasse 1918-2011

De grote eenling, een biografie van Aleid Truijens

Op 2 februari 1918 werd Hella S. Haasse geboren. En dus verscheen op 1 februari 2022 haar biografie Leven in de verbeelding door Aleid Truijens. Perfect geregisseerd, zoals vrijwel alles in het leven en werk van Hella S. Haasse, die de touwtjes graag strak in handen hield. Alleen op haar familie- en gezinsrelaties kreeg ze geen vat.

Hella S. Haasse staat bekend als schrijfster van bestsellers als Heren van de thee en Sleuteloog en vooral de everseller Oeroeg. Aleid Truijens kreeg toegang tot het gehele persoonlijke en literaire archief van Haasse, sprak met familie, vrienden en collega’s en schreef op basis daarvan een biografie van een vrouw voor wie schrijven echte noodzaak was: “Ik kan eigenlijk niet leven en omdat ik niet kan leven, schrijf ik.”

Twee polen

Schrijven was op veel momenten in Hella Haasses leven haar redding; ze ontdekte dat ze altijd vluchten kon uit de werkelijkheid. Het is dan ook heel passend dat de biografie opent met voorbeelden van de opvallend goede verhaaltjes die ‘Helly’, zoals ze toen genoemd werd, als zevenjarige schreef over een meisje dat anders is dan de andere kinderen. Het zijn verhalen uit de moeilijke, eenzame jaren 1925-1927, toen Hella in een Baarns kinderpension woonde. Onvoorbereid moesten Hella en haar broer Wim hun vader en hun vertrouwde omgeving in Indië verlaten . Eenmaal in Nederland vertrok ook nog hun moeder om in Davos te gaan kuren. Dit ouderloze tijdperk heeft voor een onherstelbare verwijdering tussen ouders en kinderen gezorgd en veel onbegrip. Geknuffeld en gekoesterd werden Hella en Wim daarvoor al nooit. Haasse schreef: ‘Het was uitsluitend intellectuele intimiteit. Er was geen enkele lichamelijke intimiteit. […] Ik kan niet zeggen dat er ooit, ook later niet toen we volwassen waren, sprake is geweest van een intieme, vertrouwelijke band.’

Uit dat gebrekkige contact verklaarde Haasse zelf haar grote behoefte om in haar werk emoties te projecteren in levens van anderen. Zo kon ze die toch ervaren en leren begrijpen over mensen die […] iets moeten ontmaskeren, en terwijl ze daarmee bezig zijn, worden er geleidelijk allerlei zaken onthuld – over henzelf, door henzelf – met betrekking tot de relatie waarin ze tot elkander staan’. De biografie noemt dat het ‘tegengif van de verbeelding’. Truijens schrijft in de inleiding:

Ze stond erbuiten en keek toe, waardoor ze heel goed leerde kijken. Het fundamentele gemis van geborgenheid, van saamhorigheid, smeedde ze om tot literatuur. Het was de voedingsbodem voor haar werk. Ze schrijft: ‘Blind, onbewust, schommelde mijn ik tussen de twee polen: de neiging één apart en het verlangen allen te zijn.’ Uit dat ambigue verlangen werd haar schrijverschap geboren.

Ongelukkige huwelijken

Het is tragisch dat de moeizame relatie tussen ouders en kinderen zich – ongewild – herhaalde in Haasses eigen gezin. Lezers wisten al dat Hella Haasse begon aan haar eerste grote historische roman, Het woud der verwachting, in de hongerwinter van 1944-1945. Maar niet dat ze de roman afrondde vlak na de dood van haar eerste dochtertje Chrisje, overleden aan difterie (in april 1947), terwijl ze zwanger was van haar tweede kindje. Uit de biografie blijkt dat ze in die periode bovendien gescheiden leefde van haar man, de jurist Jan van Lelyveld, met wie ze begin 1944 getrouwd was. De dood van hun tweejarige dochtertje leidde tot de eerste van meerdere huwelijkscrisissen. Het is pijnlijk om te lezen hoe moeilijk het huwelijksleven voor Hella Haasse is geweest en hoe ze in een soort slachtofferrol kroop. In Haasses ervaring, en in haar romans, is het huwelijk altijd een opgave, een strijd waardoor je groeit, tot ‘bewustwording komt’. Dat Haasse haar eigen relatieproblemen omzette in literatuur leidde ook wel tot conflicten met haar dochters. Nooit hoorden Ellen en Marijn van hun vader hoe het voor hém was om getrouwd te zijn met iemand die altijd volop in de aandacht stond, die succes had en deed wat ze het liefst deed. Terwijl hij in zijn werk bij de rechtbank niet gelukkig was en zijn eigen droom om te schrijven niet had kunnen verwezenlijken, vindt dochter Ellen:

Hoe pijnlijk het voor hem was dat ze hem fileerde in haar werk, besefte ze niet. Ze loste thuis de problemen niet op, ze schoof ze door naar een boek. Dat kan niet, vind ik. Je kunt niet met je problemen experimenteren in een roman, terwijl je het er in het echte leven bij laat zitten.

Dat Haasse nog rouwde om haar overleden kindje toen dochter Ellen geboren werd, heeft sporen achtergelaten in haar relatie met Ellen. Met de derde dochter Marijn was de verhouding iets soepeler en met kleindochter Roos vanaf haar geboorte wél hecht. Het is tekenend dat Haasse pas goede gesprekken met haar dochters kon voeren, toen ze niet meer schrijven kon, zoals ze pas een intiemere band kreeg met haar moeder Käthe toen die hoogbejaard was. Truijens citeert voor deze passages vrij veel uit het ‘zwarte schrift’, een cahier vol hoogstpersoonlijke gedachten over haar man, kinderen en familie. Dat is niet ten prooi gevallen aan de ‘heerlijke’ papierversnipperaar, die Haasse tegen het eind van haar leven volop gebruikte bij het opruimen van haar werkkamer. Ze heeft het schrift met brandbare inhoud bewaard, wetend dat haar nabestaanden, en wellicht anderen, haar ‘verboden gedachten’, zoals zij ze zelf in het schrift noemt, zouden lezen. Maar: pas nadat ze er het nodig uit had gescheurd, zoals Truijens de lezer netjes laat weten. Zo liet Haasse de wereld weliswaar iets weten over haar donkerste momenten, maar toch gedoseerd. 

Indië

Over haar bevoorrechte en vormende jeugdjaren in Indië, als kind van blanke ouders, heeft Hella Haasse veel geschreven in autobiografische boeken zoals Een handvol achtergrond. Ook vertelde ze erover in interviews. De biografe trekt Haasses beweringen nauwkeurig na en ‘corrigeert’ en duidt Haasses verhalen waar nodig. Zo toont ze aan dat Willem Haasse enkele jaren lid is geweest van de fascistische Nieuwe Indische Beweging (NIB), een feit dat zijn dochter nooit wereldkundig maakte. Ze gaat vooral uitvoerig in op de verhitte discussies over Haasses ‘Indische’ identiteit. Daarin onderscheidt ze verschillende fasen, zowel in Haasses veranderende opvattingen als in de reacties van lezers en onderzoekers op Haasses werk. Dat een novelle als Oeroeg over de ‘vriendschap’ tussen een Indonesische jongen en de zoon van een Nederlandse administrateur, bij publicatie in 1948 heel anders gelezen werd dan in 1965 of nu, is evident. Over twintig jaar kijken we er vast weer anders naar. Truijens geeft de soms pijnlijke discussie helder weer, maar neemt zelf geen standpunt in.  

Toeschouwer

Afzijdigheid is een wezenstrek van Haasse: observeren in plaats van deelnemen. Tenminste, zo zei ze het vaak zelf. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Haasses opstelling in de ‘vrouwenkwestie’. Was ze een feministe of niet? Nee, vond Haasse zelf. Ze ging de barricaden niet op en schreef eerder wat afstandelijke dan betrokken essays over het onderwerp. Privé moest ze voorzichtig manoeuvreren om haar echtgenoot niet tegen zich in het harnas te jagen. Ook al was zij succesvoller in haar werk, een ‘room of ones own’ claimde ze niet: Jan kreeg de werkkamer. Uiteindelijk is Haasse een queen bee, vindt Truijens. Ze deed waar ze goed in was, volgde daarin haar geheel eigen koers en werd zo succesvol. Een mooie anekdote: ieder jaar dat Harry Mulisch wéér niet de Nobelprijs kreeg, dronk ze vol leedvermaak een goed glas wijn.

Net zo lastig is het om haar te plaatsen in een stroming of richting in de literatuur. Ze werd de grote eenling genoemd, om haar te onderscheiden van de canonieke ‘grote drie’. “Ik sta apart. Ik ben Hella Haasse,” zei ze er zelf over. Cerebraal wordt haar fictie vaak genoemd.  ‘Niets geeft mij een zo diep gevoel van bevrediging,’ schreef ze, ‘als het herkennen in de werkelijkheid van “patronen”, structuren van motieven en thema’s.’ Ze schreef zowel historische romans als contemporaine romans. Die contemporaine romans werden doorgaans wat minder gewaardeerd, maar Truijens laat goed zien hoe vernieuwend qua structuur en verteltechniek romans als De ingewijden waren. Vrijwel al haar werk kreeg lovende kritieken en werd, vanaf de jaren tachtig, ook door academici grondig onderzocht. Haasse werd overladen met eerbewijzen en een eredoctoraat, culminerend in 2004 in de Prijs der Nederlandse Letteren. Bij de uitreiking vertrouwde koningin Beatrix de toehoorders toe dat zij op vakantie altijd eerst ‘de nieuwe Haasse’ las.

Hella Haasse wordt geïnterviewd door Nelleke Noordervliet in de Haarlemse boekhandel De Vries © Fotopersbureau de Boer (cc0)

Publiekslieveling

Want misschien was er maar één constante in Haasses schrijverschap: haar publiek. Hella S. Haasse had een grote en zeer trouwe schare lezers. Dat bediende zij met een opmerkelijk hecht oeuvre. Wel vier titels, drie romans en een verhaal, noemt Truijens een ‘vintage Haasse’. Met terugkerende ingrediënten zoals een vervallen huis, een kunstenaar, een slecht huwelijk, een raadsel over afkomst of identiteit en een nieuwsgierige journalist componeerde Hella Haasse haar verhalen. Ze had veel contact met haar lezers, trad overal op met lezingen en nam zeer uiteenlopende schrijfopdrachten aan. Haasse was op televisie te zien in het spelprogramma ‘Hou je aan je woord’ en interviewde koningin Beatrix voor haar 50e verjaardag. Dat ze als enige Nederlandse auteur drie Boekenweekgeschenken schreef, vergrootte haar publiek nog verder. Een internationaal publiek bovendien, want haar werk is in 26 talen vertaald, uniek voor Nederland. Truijens besteedt terecht volop aandacht aan die vertalingen en ook aan Haasses band met uitgeverij Querido en haar opeenvolgende redacteuren. Dat de uitgeverij heeft gezorgd dat haar werk, ook de essays, altijd beschikbaar bleef in de boekhandels en – aan het eind van haar leven – in fraai verzorgde uniforme edities, heeft er zeker toe bijgedragen dat Haasse door opeenvolgende generaties gelezen bleef.

De biografie Leven in de verbeelding krijgt vast en zeker ook een grote schare lezers – en niet alleen van fans van Haasse. Truijens heeft een heldere, toegankelijke journalistieke stijl en de 536 tekstpagina’s zijn prettiger leesbaar dan een essay van Haasse zelf. Dat komt onder andere door de soepele afwisseling van beschrijvingen, anekdotes, citaten, beschouwelijke passages en historische toelichtingen. Bevat de biografie veel nieuws voor de trouwe lezers van Haasses werk? ‘Schrijver Hella Haasse was niet zoals we haar kenden, blijkt uit biografie’ kopte de NOS. Dat valt wel mee, vind ik zelf. Wat mij betreft zit de nieuwswaarde niet in de ‘onthulling’ dat zij in de oorlog ‘doorspeelde’ als actrice na haar eindexamen aan de toneelschool. Dat was al bekend. Ik vond het bijvoorbeeld verrassend om te lezen hoe goed ze kon tekenen, zoals te zien is op het omslag van de eerste druk van De verborgen bron. Dat ze veel van films hield en zitting had in de Centrale Commissie van de Filmkeuring is verhelderend voor lezers van haar werk. Dat ze alleen kon schrijven als ze naar klassieke muziek luisterde, past bij iemand die dol was op het ontdekken van ‘patronen’. Pas door deze biografie realiseerde ik me de waarde van haar poëzie. Poëzie is kennelijk in Haasses ogen het hoogst bereikbare voor een schrijver: een goed gedicht slaagt erin in een geconcentreerde vorm iets mee te delen, in precies de goede vorm en bewoordingen, wat bij de lezer associaties oproept, waardoor het gedicht zich nog meer ‘uitzet’.

Wel schokkend en ‘nieuw’ vond ik de discrepantie tussen de cerebrale romans en de altijd geserreerde Hella bij publieke optredens en de emotionele scenes die zich thuis konden afspelen. Maar toch: dat Hella Haasse daadwerkelijk met het servies smeet… dat had ik ook eigenlijk wel kunnen weten als ik beter had gelezen. Want Haasses personages zijn zeer emotionele mensen die soms controversiële keuzes maken. In haar eigen leven lijkt me de keuze om juist in dat moeizame huwelijk te blíjven controversieel.

Ik vind het vooral mooi dat dit boek een echte schrijversbiografie is geworden, waarin Haasses werk en de receptie van het werk centraal staan en haar identiteit als auteur. Of moet ik zeggen: schrijfstersbiografie? Want Truijens laat zich, haars ondanks misschien, toch verleiden om veel over het moeilijke gezinsleven van het echtpaar Van Lelyveld-Haasse te schrijven. De emancipatie is nog niet zover dat we een biografie (willen) lezen over een vrouwelijke auteur, zonder te onderzoeken hoe zij werk, huwelijk en gezin combineerde. Aan een vader die schrijft, worden nog steeds andere eisen gesteld dan aan een ‘schrijvende huisvrouw’.

Nieuwsgierig

Haasse zei dat twaalf jaar, de leeftijd die ze in Buitenzorg had, haar ‘absolute leeftijd’ was. Ze werd toen wie ze was, degene die ze altijd zou blijven:

“Het was de tijd waarin mijn zintuigen volledig opengingen. De glorie van de ontdekkingen, dat is me altijd bijgebleven. Het is de dynamiek die in je zit, het nieuwsgierig zijn, altijd ergens achter willen komen. Dat begon toen. Ik heb dat nog, al klim ik niet meer in bomen. Een bejaard meisje, dat is een uitstekende typering.”

Ook haar dood in 2011, zelf geregisseerd, keek ze met open vizier tegemoet. Tegen Willem Nijholt, die afscheid kwam nemen, zei ze: ‘Ik ga dood, Willem, ik ga echt dood…’ Maar daar liet ze op volgen, met iets stouts in haar ogen: ‘Maar ik ben wél nieuwsgierig.’

Leven in de verbeelding. Hella S. Haasse 1918-2011
Aleid Truijens
ISBN 9789021436388 
Uitgeverij Querido
Verschenen februari 2022 

Bestelinformatie

Bestel als hardcover bij bol.com (€ 34,99)
Bestel als ebook bij bol.com (€ 15,99)

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 34,99)
Bestel als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 15,99)


Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse werkt als freelance redacteur, journalist en biografisch onderzoeker. Zij publiceerde over Louis Couperus, Carry van Bruggen en Clare Lennart. In juni 2017 promoveerde zij op het proefschrift Voor ’t gewone leven ongeschikt. Een biografie van Clare Lennart. Haar tekstbureau heet Leven in Woorden

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

3 REACTIES

  1. Ik weet natuurlijk ook wel: er zijn literaire schrijvers die leven en schrijven (98%) en schrijvers die alleen nog over herinneringen aan het leven schrijven. Ik zal de biografie moeten lezen maar die uitspraak van Haasse, “Ik kan eigenlijk niet leven en omdat ik niet kan leven, schrijf ik” vind ik echt een pose. Je wordt in 1918 geboren en overlijdt pas in 2011? En ondertussen schrijf je tientallen boeken? Ik had toevallig een soortgelijk Frans geval onder handen, dat van de nihilistische Roland Jaccard. Die had rondgebazuind dat hij niet ouder dan zijn vader wilde worden. Vorig jaar pleegde Jaccard zelfmoord. Hij werd bijna 80 jaar. Het leven in de literaire verbeelding is ook menselijk leven, niks wereldvreemds, anders zouden er geen tientallen miljoenen romans e.d. verkocht worden. Wat verstond Haasse onder leven? Daar ben ik nu wel benieuwd naar.

  2. Ik lees – met genoegen, hoor! – de biografie van Hella. Maar op blz. 420 kom ik ineens iets geks tegen: “… het verhaal (Berichten van het Blauwe Huis) heeft ook wortels in de actualiteit, net zoals eerder ‘De ingewijden’ verwees naar de staatsgreep van Griekse kolonels in de jaren vijftig”.
    Huh? Die coup was toch in 1967? ‘De ingewijden’ is van 1957 en gaat wel deels over (het oude) Griekenland, maar niet over kolonels, die er volgens mij ook nog niet waren. Ook in Truijens’ bespreking van het boek (blz. 244-9) kom ik geen kolonel tegen.
    Of vergis ik mij?

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in