Elisabeth, erfvrouwe van Culemborg, is in de hagiografisch getinte lokale geschiedschrijving Culemborgs grootste heldin. Met de middelen uit haar erfenis is het grote “Elisabeth Weeshuis” gebouwd. Het plan daarvoor kwam echter volgens Wijnand Mijnhardt, de auteur van Het verdriet van Elisabeth van Culemborg. Bloei en ondergang van een adellijke dynastie 1400-1555 niet uit haar koker. Uit niets in haar leven blijkt dat Elisabeth zich veel om wezen heeft bekommerd. Wijnand Mijnhardt gaat in zijn boek aan de bestaande beeldvorming voorbij. Hij heeft voor zijn boek een ander centraal thema gekozen. Hoe heeft Elisabeth, die zelf na twee huwelijken geen kinderen had, zich in haar lot van kinderloosheid geschikt? En welke middelen heeft ze ingezet om de schade als gevolg van haar onvruchtbaarheid voor haar Culemborgse dynastie en haar eigen persoon te beperken? Adellijke kinderloosheid was in de vijftiende eeuw namelijk een serieus religieus maar ook politiek probleem. Kinderloze vrouwen zouden zelfs in het hellevuur terechtkomen.
Een monumentaal huizencomplex in Culemborg
Om de inhoud van het boek verder goed te kunnen plaatsen, is het van belang te weten dat de auteur in 1997 in Culemborg een gedeelte van een monumentaal huizencomplex kocht, dat uit 1477 stamde. Hij liet het restaureren en terugbrengen tot de situatie aan het begin van de negentiende eeuw. Als gerenommeerd historicus, gespecialiseerd in de geschiedenis van de achttiende eeuw en de wetenschapshistorie, had hij vooral gezocht naar een huis met voldoende ruimte voor zijn grote verzameling boeken.
Gelet op de rijke geschiedenis van het huis nam Mijnhardt zich voor een kleine brochure met leuke plaatjes te publiceren, maar gaandeweg werd de historische context voor hem steeds belangrijker. Uiteindelijk koos hij voor een historische verhandeling over Culemborg als heerlijkheid in het Bourgondische-Habsburgse tijdvak (1400-1555), die hij ook ziet als een correctie op de klassiek Hollandocentrische geschiedschrijving. Culemborg was een ‘hoge heerlijkheid’, de heer had niet alleen de bevoegdheid wetten uit te vaardigen, belastingen te heffen en recht te spreken, maar bezat ook het recht lijfstraffen te voltrekken. Het aanzien van de heerlijkheid nam in de vijftiende eeuw snel toe, maar was daarna ook spoedig weer voorbij.
De Culemborg-dynastie
Bouwheer van het woonhuismonument, dat het Huis van de Bastaard werd genoemd, was Zweder van Culemborg, de favoriete bastaardzoon van de toenmalige heer van Culemborg, de grootvader van Elisabeth. Deze Gerrit II had tal van bastaardkinderen en dat brengt Mijnhardt tot een schets van de uitzonderlijke positie van bastaarden in de middeleeuwen. De auteur heeft ook een speciale belangstelling voor Zweder, omdat deze een bovengemiddelde religieus-intellectuele belangstelling had, actief de geschiedenis beoefende en schrijver was van een historische kroniek van Culemborg.
De heren van Culemborg waren in de vijftiende eeuw steeds meer op de voorgrond getreden. Ze hadden een positie verworven die groter was dan de relatief geringe omvang van het grondgebied van de heerlijkheid. Ook hadden ze bezittingen in Hoogstraten in het hertogdom Brabant. Weliswaar hadden ze een beperkte militaire macht, maar ze toonden diplomatieke gaven en voerden een verstandige huwelijkspolitiek. Hun positie werd ook nog danig versterkt, doordat ze een rol gingen vervullen in het Bourgondisch-Habsburgse bestuursapparaat, en aan de vorstelijke hoven.
Context van grote historische veranderingen
Alles speelde zich af tegen de achtergrond van een periode met grote geografische, politieke en culturele veranderingen. Culemborg was een klein onderdeel van een groot rijk dat in die tijd ontstond door het aanknopen van huwelijksbanden tussen de Bourgondische en Habsburgse families. De komst van de boekdrukkunst bracht grote culturele veranderingen met zich mee. Op godsdienstig-kerkelijk terrein leidden de moderne devotie, reformatie en contrareformatie tot onrust. Over deze veranderingen levert de auteur met een tableau van de Europese wereld rond 1477 uitvoerige en gedetailleerde beschouwingen voordat hij aan zijn specifieke thema’s toekomt.
Opleiding van hoog niveau
Jasper van Culemborg, de oudste zoon van Dirk II, trouwde in 1470 met Johanna van Bourgondië, een kleindochter van hertog Filips de Goede, de grondlegger van het grote Bourgondische Rijk. Daaruit bleek het toegenomen belang van de Culemborgse dynastie. Aangezien hun drie zoontjes op jonge leeftijd stierven en alleen vijf meisjes in leven bleven, was de voortzetting van de dynastie door het ontbreken van een mannelijke erfgenaam in gevaar. Van de persoonlijkheid en opvoeding van de oudste dochter Elisabeth, die de titel van erfvrouwe van Culemborg kreeg, hing dus veel af. Haar ouders stuurden haar naar Mechelen, het politieke en culturele centrum van de Bourgondische wereld. Daar kreeg ze samen met onder meer Bourgondische en Habsburgse vorstenkinderen een opleiding van hoog niveau in het Hof van Kamerijk, een soort kostschool. Ze wist er later een positie als hoofd van de hofhouding van Johanna van Castilië mee te verwerven, echtgenote van Filips de Schone, de hertog van Bourgondië.
Huwelijken
Elisabeth trouwde in 1501 met Jan van Luxemburg, een raadsheer en diplomaat in dienst van het Bourgondische hof. Na zijn vroege dood in 1508 aarzelde ze tussen de opties van een kloosterleven, een weduwenbestaan en een nieuw huwelijk. De dynastie Van Culemborg telde verschillende nonnen, die in het aan de moderne devotie gelieerde klooster in Diepenveen waren ingetreden. Een van hen was een tante van Elisabeth die het zelfs tot kloosteroverste bracht. Vooral om dynastieke redenen hertrouwde ze echter al spoedig met Antoon van Lalaing, die eveneens in het Bourgondische bestuursapparaat een toppositie had. Hij overleed in 1540.
Familiale politiek
Als ernstig probleem voor Elisabeth schetst de auteur dat zij na beide huwelijken kinderloos achterbleef. Om de dynastieke problemen op te lossen, nam zij haar toevlucht tot een familiale vervlechtingspolitiek. Zij keek daarvoor naar haar zusters Anna en Cornelia en hun nazaten. De auteur ziet Elisabeth als de voornaamste arrangeur van een ingewikkelde reeks huwelijken die een krachtige en goed vervlochten ‘driebond’ van drie families Culemborg, Van Lalaing en Van Pallandt tot stand bracht. Vervolgens verdeelde ze haar talrijke dynastieke bezittingen over de erfgenamen. Overigens speelde het Huis van de Bastaard in deze verdeling slechts een relatief geringe rol.
Memoria en goede werken
In aanvulling op de familiale vervlechtings- en verdelingspolitiek richtte Elisabeth zich in de laatste decennia van haar leven op het stichten van memoria, die de herinnering aan haar dynastie levend moesten houden, en daarnaast op goede werken, ten bate van haar eigen zielenheil. Het ging onder meer om bouw- en kunstwerken in Culemborg, Hoogstraten, Mechelen en Brussel. Mijnhardt meent zelfs dat er geen historische voorbeelden zijn van een edelvrouw die uit eigen middelen zulke gigantische bedragen voor haar nagedachtenis en zielenheil beschikbaar heeft gesteld. Na haar overlijden besloten de executeurs van haar erfenis nog tot de bouw van twee weeshuizen, een grote in Culemborg en een kleinere in Hoogstraten.
Evaluatie
Het boek is zeer fraai uitgevoerd met bijna honderd gekleurde illustraties. Het bevat veel interessante informatie over een flink aantal thema’s, die alle een relatie hebben met Elisabeth van Culemborg, hoewel soms op een nogal verwijderde afstand. Bij elk hoofdstuk is een grote hoeveelheid geraadpleegde literatuur opgenomen. Vaak ontbreekt toch nog de nodige documentatie en dan heeft de auteur zich moeten verlaten op wat hij “historische intuïtie” noemt. Voor een wetenschappelijk werk is het notenapparaat nogal karig. Zeer vele namen passeren de revue in de tekst. Om niet te verdwalen moet de lezer als een historische puzzelaar wel voortdurend de stambomen, tijdlijnen en registers achterin het boek raadplegen. Opmerkelijk is, dat Zweder van Culemborg, die als bouwheer van het Culemborgse monumentale huis een belangrijke plaats in het boek inneemt, evenals andere in het boek voorkomende bastaarden, niet in de stamboom is opgenomen.
Enige tweeslachtigheid
Ten slotte moet een zekere tweeslachtigheid in het boek worden geconstateerd. Het verdriet van Elisabeth over de neergang van haar dynastie is volgens de titel het centrale thema van het boek. Over deze treurige omstandigheid schrijft de auteur met zoveel woorden dat in 1555 met de dood van de kinderloze Elisabeth na enkele honderden jaren de Culemborgse dynastie definitief ten onder ging.
Op dit punt is het boek echter wat tweeslachtig. Het verdriet dat de auteur haar toedicht, maakte haar in elk geval zeker niet depressief. Ze legde zich niet neer bij het stempel van kinderloze vrouw dat ze met zich meedroeg. Een volgend belangrijk thema in het boek is dan ook dat Elisabeth met een energieke aanpak haar bredere dynastieke belangen veilig stelde door een familiale politiek en de adequate verdeling van haar bezittingen. Ze was daarin erg succesvol en zo bleef het Huis van de Bastaard tot het eind van 1720, dus nog meer dan anderhalve eeuw, in het bezit van edellieden die aan haar verwant waren. Verder was Elisabeth druk doende met het creëren van memoria en met het verrichten van goede werken. De auteur schetst haar als een zeer energieke adellijke dame die niet bij de pakken neerzat. Met haar zelfbewuste aanpak spiegelde ze zich aan enkele andere adellijke vrouwen uit deze tijd, die zeer zelfbewust een zelfstandige rol vervulden, zoals Jacoba van Beieren en landvoogdes Margaretha van Oostenrijk.
Het verdriet van Elisabeth van Culemborg. Bloei en ondergang van een adellijke dynastie 1400-1555
Wijnand W. Mijnhardt
Prometheus
ISBN 9789044658293
Verschenen in april 2025
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 39,99)Bestel als e-book bij bol.com (€ 23,99)