‘Herman Brood is dood!’ Hij bleef het maar roepen, ons toen 4-jarig zoontje dat het verdrietige nieuws had meegekregen dat Herman Brood was overleden. Het was ons ouders niet gelukt de dood van Brood bij hem weg te houden op 11 juli 2001. De doodsoorzaak gelukkig wel. Maar ja, beide ouders werkzaam in de journalistiek en moeder ook nog eens groot fan. Niet dat ons zoontje er verdrietig over was hoor, hij vond het gewoon een leuk zinnetje dat hij bedacht had.
Herman de knuffeljunk, bij wie majoor Bosshardt de rug waste in Villa Felderhof in 1996. Beelden die eindeloos herhaald zijn en zijn knuffeljunkimago alleen maar groter maakten. Maar Herman Brood was ook een dief, een inbreker om aan geld te komen voor zijn drugs. Herman Brood slikte en spoot zo ongeveer alles wat er te slikken en spuiten is. En hij dronk altijd dubbele borrels: dubbele kaneellikeurs, dubbele Grand Marniers, liefst met warme melk. En daar dan vier van. Of pure rum. Vaak in de loop van de ochtend al de eerste. Hij verwaarloosde zichzelf behoorlijk. En was het niet papegaai Cor die hem onderpoepte, dan deed hij het zelf wel in een zoveelste poging om een eind te maken aan zijn verslavingen. Tot wanhoop van zijn inmiddels ex-vrouw Xandra en zijn dochters Lola, Holly Mae en Brenda en zoon Marcel op afstand. De keerzijde van de knuffeljunk leer je goed kennen tijdens het lezen van de 752 bladzijden van Brood – De Biografie door Bart Chabot.
Heruitgave
Chabot schreef al eerder vier boeken over Herman Brood met wie hij 25 jaar lang goed bevriend geweest is. De hoogtepunten uit die boeken zijn tien jaar geleden uitgebracht onder de titel Up On The Hilton Roof. Nu ligt het in de winkel als Brood – De Biografie en die titel geeft exact aan wat het is. Bart Chabot volgt Herman Brood op vele momenten in zijn leven. Ik verdenk Chabot ervan dat hij voortdurend met een aantekeningenboekje op zak heeft gelopen en de aantekeningen steeds ’s avonds heeft uitgewerkt. Of misschien heeft hij alles wel opgenomen. De beschrijvingen en dialogen zijn zo nauwkeurig dat ik me niet kan voorstellen dat hij pas jaren later is gaan schrijven.
Het boek lijkt pas in maart 2001 te beginnen, vier maanden voor de zelfgekozen dood van Brood. Chabot is er op dat moment bij als Brood model moet zitten voor twee beeldhouwers van Madame Tussauds, die een wassenbeeld van hem maken. In de eerste de beste pauze vlucht Herman Brood meteen naar de bar om sterke drank te bestellen. Dat zet de levensstijl van Brood neer: hij drinkt altijd en overal. En in de loop van het boek wordt duidelijk dat hij daarnaast ook dertig jaar lang dagelijks twee gram speed gebruikt heeft. Al week hij ook wel eens uit naar cocaïne of heroïne of wat voor dope dan ook via een pilletje of een spuit.
Theater
Natuurlijk omvat de biografie veel meer tijd dan die paar maanden tussen het poseren en de dood. Aan de hand van verhalen van Brood vertelt Chabot over de jonge jaren waarin Herman Brood in Assen woonde en daar redelijk onhandelbaar was voor zijn ouders die een café hadden in de Drentse hoofdstad. Het gaat kort over zijn tijd in Groningen en Zwolle. Natuurlijk gaat het over de tournee die Brood samen met Chabot en Jules Deelder maakte langs de theaters in Nederland. Uitgebreid. Zeer uitgebreid zelfs. Daar was Chabot natuurlijk iedere keer bij. Voorstelling na voorstelling wordt besproken, inclusief scènes achter de schermen. Langzaam maar zeker ontwikkelt de theatershow zich tot pure improvisatie omdat Herman Brood geen zin heeft om iedere avond dezelfde uit het hoofd geleerde zinnen op te zeggen. Dat komt de voorstelling niet ten goede. Steeds vaker loopt het publiek weg in de pauze. En organisator Mojo doet er alles aan om de pers weg te houden. Af en toe zijn er voorstellingen waarbij Herman Brood pas later binnenkomt, eerder weggaat of zelf helemaal wegblijft.
‘Jezus!’ roept Jules uit, terwijl het zaallicht aangaat. ‘Jezus! Herman!! Hérmannn!!’ Jules kijkt om. ‘Hé Abe, waar is Herman?? Is Herman wég??’
‘Herman is al weg,’ schreeuwt Abe boven het applaus uit terug.
‘O,’ zegt Jules berustend. ‘Herman is weg.’
‘Nou ja,’ zeg ik, ‘dat verbaast ons ook niet echt, hè Jules?’
Afkicken
Brood zuipt, slikt en spuit maar door, totdat hij probeert af te kicken van de speed. Dat pakt niet goed uit, hij wordt doodziek en probeert het slechte gevoel met nog meer alcohol te verdoven. Uiteindelijk wacht hem opname in een afkickkliniek, waar hij na een paar dagen ontsnapt omdat hij denkt dat het resultaat bereikt is. Herman Brood maakt nog één plaat, Ciao Monkey, die wonder boven wonder goed ontvangen wordt. Voor zijn andere vak, schilderen, voelt hij zich te slecht. Zijn zeefdrukken verschijnen wel in grote oplagen en er worden kleine tekeningen op groot doek nageschilderd in Thailand. Maar dat doe hij niet zelf. Eigenlijk bestaat zijn dag uit het voortdurend bezig zijn om de rauwe werkelijkheid te verdoven door die te overgieten met drank of door het slikken of spuiten van verdovende middelen. Kennelijk heeft hij in deze fase van zijn leven genoeg geld om dat allemaal te betalen.
Toen hij veel jonger was moest hij daarvoor de criminaliteit in, stal hij uit winkels, soms door zich ’s avonds te laten insluiten om er rustig met de buit vandoor te kunnen gaan. En moest dat via de regenpijp, dan was dat geen enkel probleem.
‘Ik liet me weer insluiten, keuze gemaakt, en wou eruit lopen. Het was een gebouw van drie verdiepingen. Opeens was alles zwaar vergrendeld. Niet alleen de voordeur, maar ook de ramen. Aan de binnenkant. Kennelijk hadden ze begrepen dat iemand van binnenuit… Ik kon er met geen mogelijkheid vandoor. Ik had alles voor elkaar, al het losse geld, colbertzakken vol, kon ik er niet uit! Eerste verdieping alle uitwegen gebarricadeerd. Tweede verdieping idem dito. Kom ik op de derde, een zolder, moest ik me door een dakraampje wringen. Van zo’n gebouw dat onder Monumentenzorg valt. Mijn koffertje kon ik gerust vergeten. Door het dakraampje kwam ik via de dakgoot bij een regenpijp. Ik liet me naar beneden glijden, zat die regenpijp zo dicht op de muur dat ik moest loslaten. Stortte ik van grote hoogte, de tweede etage, omlaag. Het wisselgeld spatte over straat. ‘
Wat heel duidelijk wordt is dat er maar één redding is: dat is definitief afkicken. Daarom laat Brood zich dwingen de Randstad te verruilen voor een ‘spookcamping’ in Flevoland. Aegid, de nieuwe vriend van ex-vrouw Xandra, blijft als chauffeur en begeleider bij Herman in de stacaravan. De dope is relatief ver weg, maar de alcohol blijkt net zo toegankelijk als altijd, bijvoorbeeld op een terras in het schilderachtige Elburg. Herman Brood met de onafscheidelijke papegaai Cor op zijn hoofd is daar een vrolijke verschijning. Niemand heeft er in de gaten hoe ernstig de situatie is.
Brood wordt zieker en zieker, lijkt op het randje te liggen, smeert zichzelf en de ruimte waarin hij is meermaals helemaal onder met poep. Want hij spot met de luiers die hij om heeft vanwege zijn incontinentie. Eigenlijk kan alleen het definitief stoppen met drinken en een levertransplantatie hem redden.
Aegid: ‘Maar ja, dat kun je in Nederland gerust vergeten. Er zijn enorme wachtlijsten en met een alcohol- en drugsverleden kom je sowieso niet in aanmerking.’
‘Nee,’ beaamt Xandra, ‘dat zou hooguit in Amerika kunnen, een nieuwe lever.’
Toch lijkt het opeens even wat beter te gaan met Herman Brood, het blijkt een laatste opleving.
De sprong
Op 11 juli 2001 doet hij waar het tijdens de improvisaties in de theatervoorstelling al zo vaak over ging. Dan werd gefilosofeerd over of je beter het Hilton of het Okura kon kiezen om vanaf te springen. En of je dan tijdens de sprong, hangend in de lucht, al overlijdt? Of pas als je op straat belandt? En of je dan eerst nog de meisjes onder de rokjes kunt kijken? Verderop in het boek vertrouwt Brood Chabot toe dat hij gekozen heeft: het Hilton.
Wat het lezen van de biografie bizar maakt is dat je weet hoe het afloopt. Dat dat einde al vanaf de eerste bladzijde nabij lijkt omdat het boek pas in maart 2001 begint, maar dat er natuurlijk uitgebreid wordt teruggeblikt op het leven van Herman Brood. Je wacht op de dood en bent voortdurend nieuwsgierig hoeveel daar over verteld wordt in het boek. Dat is dan toch weer de journalist in mij. Ik zal er niet over uitwijden, maar kan wel verklappen dat er heel veel verteld wordt. Schokkende details. Over hoe Herman Brood gevonden is. Over het laatste briefje. En ik weet nu ook hoe die fles Grand Marnier op zijn kist terecht kwam tijdens de uitvaart. Die had Manuela Kemp meegenomen uit Paradiso, nadat de uitvaartdienst daar afgelopen was.
‘De leiding van het crematorium,’ vertelt onze begrafenisondernemer, ‘gaat akkoord dat de heer Brood écht wordt geflambeerd in Grand Marnier. Als de kist met het stoffelijk overschot de verbrandingsoven in gaat, zorgen zij ervoor dat de fles Grand Marnier op de kist blijft staan. Door de hitte in de oven springt het glas en zal de Grand Marnier overeenkomstig Hermans wens…’
En het wassen beeld voor Madame Tussauds? Herman Brood heeft een tussenversie nog kunnen zien. De definitieve versie is onthuld in oktober 2001, drie maanden na zijn dood.
En sommige mensen komen vaak kijken. Zo is zijn zus Beppie al meermalen op bezoek geweest. “Ik ben altijd een beetje van slag,” vertrouwde ze me laatst toe, “als ik Herman gezien heb. Hij is zó echt.” En Lola is kort geleden met haar nieuwe vriend langs geweest om hem haar vader te laten zien.’
Brood – De biografie
Bart Chabot
De Bezige Bij Amsterdam
ISBN 9780403141312
Verschenen in juni 2021
Bestelinformatie
Bestel de paperback bij bol.com (€ 29,99)Bestel als ebook bij bol.com (€ 13,99)
Koop bij Athenaeum Boekhandel Bestel als paperback bij Athenaeum Boekhandel (€ 29,99)
Bestel als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 13,99)