Jacques Canetti, zijn producer bij Philips en broer van Nobelprijswinnaar Elias, noemde Brel de ‘recordhouder onverkoopbare platen’. Bruno Coquatrix, directeur van Olympia, zag na het eerste optreden in zijn concertzaal in hem ‘geen paard om in de toekomst nog op te wedden’. Een recensent schreef over zijn debuut: ‘Er gaan nog treinen terug naar Brussel.’ Jacques Brel had de wind niet mee toen hij in 1953 zijn baantje bij de kartonfabriek van zijn vader opgaf, zijn vrouw Miche Michielsen en dochters Chantal en France in Brussel achterliet, om het in Parijs te gaan maken als vertolker van de chansons die hij in enkele jaren bijelkaar had gecomponeerd. Op zijn visitekaartje stond Fantaisiste, vrij te vertalen als bohemien, cabaretier, fantast . Ondanks het latinosnorretje dat Brel liet groeien zag Canetti vooral een slungel in hem. Een lompe, lelijke en onbeholpen jongen, nogal timide als Juliette Gréco aangeeft Ça va ‘Le diable’ te willen vertolken. Het was het eerste succesje van Brel. Wellicht kon hij het als liedjesschrijver maken, voor de goedlachse Charles Trenet bijvoorbeeld, maar als uitvoerend artiest zag Canetti geen toekomst voor hem weggelegd. Toch liet Canetti hem niet vallen, ook niet nadat Brel op het zangconcours van Knokke voorlaatste werd. Hij meende iets te bespeuren in die slungel, wat zich nog niet ten volle had geopenbaard. René Seghers legt uit wat het was in Jacques Brel. De defintieve biografie.
‘Alle vrouwen zijn sletten, behalve jullie moeder’
Op één terrein had Brel in die beginjaren wel al zijn draai gevonden: zijn levenslange ontrouw aan Miche. In Parijs kreeg hij een verhouding met collega Catherine Sauvage, die een jaar later werd ingeruild voor collega Suzanne Gabriello (Zizou). Zijn passie, zo verklaarde Brel later, was voor zijn minnaressen bestemd, zijn tederheid voor zijn wettige echtgenote. Toen Zizou hem de bons gaf, schreef hij zijn ‘hymne aan de lafheid’, Ne me quitte pas . Het werd zijn grote doorbraak, zijn vorm. 1959 werd het jaar dat Brel zich ‘opnieuw heeft uitgevonden,’ aldus Seghers. Brel vertaalde zijn amoureuze escapades in pessimistische, bijkans misogyne chansons. Hij bracht die hevig transpirerend en smekend als een hond ten gehore. Thuis was de vrijgevochten Brel een autoritaire vader, die zijn dochters een draai om de oren gaf als ze hem met ‘pa’ aanspraken en hen sommeerde rechtop aan tafel te zitten. Met vaderschap had hij sowieso weinig van doen. ‘Vaderschap bestaat niet (…) Ik zie geen enkel nut in kinderen die avond aan avond een man moeten groeten die hun niets te melden heeft – die gaat zitten, zijn slippers aantrekt en het eten besluit met een boer alvorens op de bank voor de tv te verdwijnen, vanwaar hij ze toeschreeuwt dat het bedtijd is.’ Miche was daarin zijn trouwe bondgenote. ‘Of ik ben eerst de vrouw van mijn man, of de moeder van mijn kinderen. Ik heb besloten in de eerste plaats de vrouw van mijn man te zijn.’ Natuurlijk wist ze van zijn buitenechtelijke verhoudingen. Artiesten hadden door de televisie een gezicht gekregen, er was de opkomst van de boulevardpers. Maar ze accepteerde de luimen van de schuinsmarcheerder. Alleen op die voorwaarde zou hij bij haar blijven. ‘Alle vrouwen zijn sletten, behalve jullie moeder – dat is een heilige,’ verklaarde Brel een paar jaar voor zijn dood aan zijn dochter France.
Les Flamandes
Tot de hernieuwde uitvinding van Brel behoorde ook zijn bijtende spot op Les Flamandes, dat op dezelfde lp verscheen als Ne me quitte pas. Brel was een franskiljon – een Franstalige Vlaming. Zijn vader Romain, schatrijk geworden in de Congo, was met zijn liberale overtuigingen niet streng in de leer ten aanzien van de taalkwestie, maar had een afkeer van Vlaamse extremisten. Thuis werd er Frans gesproken. Jacques – bepaald niet de meest briljante leerling – kreeg het Nederlands maar moeizaam onder de knie. Het was zijn slechtste vak op school. In 1962 leerde Brel Ernst van Altena kennen, die zijn teksten vertaalde en zijn uitspraak van het Nederlands bijschaafde. De vriendschap resulteerde onder andere in een hertaling van Les Flamandes Le Plat Pays in de liefdesverklaring van Brel aan de Vlamingen, Mijn vlakke land. Het beetje goodwill dat hij daarmee had gekweekt deed hij met evenveel satanisch genoegen te niet toen hij La…la…la uitbracht. ‘Leve de Belgen, schijt op de flaminganten. La…la…la.’ Echt goed kwam het nooit meer.
De rest van de wereld sloot hem in de armen. Brel leerde de genoegens van een privé vliegtuig kennen, waarmee hij van concert naar concert vloog. Een beetje artiest moest minstens over één Brelcover in zijn repertoire beschikken, zelfs Sinatra ging met If You Go Away ten slotte voor de bijl. Brel wist de opkomst van de rock & roll moeiteloos te overleven; hij vond mondiaal gehoor voor een – in essentie – klassiek oeuvre. En toen was er opeens die 21ste augustus 1966; Brel riep de leden van zijn begeleidingsband bijeen en kondigde aan dat hij het voor gezien hield. Hij had geen zin meer in de eeuwige plankenkoorts. Er gingen geruchten dat hij noodgedwongen moest vertrekken, zijn overmatige drankgebruik had zijn lever aangetast. Een leven van nachtbraken begon zijn tol te eisen. Brel hield een afscheidstournee, met onder andere een gedenkwaardig optreden in Olympia, waar Coquatrix nog steeds directeur was. Hij stortte zich met L´homme de la Mancha op een adaptie van Don Quichotte en op een weinig succesvolle filmcarrière. Tijdens de opname van L’aventure c’est l’aventure leerde hij Maddly Bamy, zijn laatste minnares kennen. Met haar koos hij het ruime sop: Brel vertoefde de laatste jaren van zijn leven meer op zee dan op land. Op 9 oktober 1978 overleed hij aan de gevolgen van longkanker.
Van René Seghers kun je je voorstellen dat hij moeiteloos de 1 million dollar question beantwoordt hoeveel weken Jacques Brel op nr. 1 in de hitparade van Timboektoe heeft gestaan en door welke onverlaat hij aldaar van de troon is gestoten. Jacques Brel. De defintieve biografie heeft iets encyclopedisch, wat nog benadrukt wordt door de buitengewoon verzorgde uitgave van het boek: rijk geillustreerd, met een ouderwets leeslint en in een mooie bladspiegel. Een hebbeding. Is het daarmee ook een goede biografie? Ach. De eindeloze opsommig van coverende vakbroeders en –zusters aan het einde van ieder hoofdstuk heeft iets plichtmatigs. Seghers zoekt het vooral in de breedte van het verhaal, niet in de diepte. Wie een rijk geschakeerd psychologisch portret van Brel verwacht, komt bedrogen uit. Wie alles van hem wil weten en op de koop toeneemt dat hij zelf zijn conclusies moet trekken, wordt rijkelijk beloond. Juist door zijn uitgebreide kennis is Seghers in staat niet alles voor zoete koek aan te nemen wat Brel over zichzelf heeft beweerd. De beginjaren van zijn muzikale loopbaan waren moeizaam, maar van een bestaan aan de zelfkant van het leven – zoals Brel in interviews keer op keer heeft beweerd – is geen sprake. Charles Aznavour verdiende zijn dagelijkse brood als bordenwasser, Barbara gaf toe zichzelf te hebben geprostitueerd om van haar grote passie – zingen – haar beroep te maken. Jacques Brel kon nog altijd terugvallen op de financiële steun van papa om zijn bestaan als eenzaam troubadour enigszins op te fleuren. Terwijl ik u dit bericht, luister ik intussen naar Dans Le Port d’Amsterdam en La chanson des vieux amants , want je krijgt zonder meer zin in de muziek, de lyriek en de stem van Jacques Brel bij het lezen van dit boek. Ook dat is een verdienste van René Seghers.
Jacques Brel. De definitieve biografie
René Seghers
Uitgeverij Houtekiet
ISBN 9789021552392
Verschenen september 2012