Bep Voskuijl, de stille helpster

Bep Voskuijl was 19 toen zij door Otto Frank werd aangesteld als kantoorhulp voor Opekta, zijn handelsbedrijf in pectine aan het Singel in Amsterdam. In het voorjaar van 1940 verhuisde de firma naar de Prinsengracht, aan de voet van de Westertoren. De zaken waren de afgelopen jaren goed gegaan. Maar Otto kocht het pand ook vanwege het belendende achterhuis. Als de nood aan de man kwam zou hij daar voor zijn gezin een veilig heenkomen zoeken. Dat moment was aangebroken toen zijn oudste dochter Margot werd opgeroepen voor ā€˜tewerkstelling in Duitslandā€™, het eufemisme van de bezetter voor deportatie naar de vernietigingskampen. De familie Frank dook onder; Anne hield een dagboek bij van haar wederwaardigheden en gaf de shoah daarmee een gezicht.

Van alle helpers die bij het Achterhuis betrokken waren ā€“ Miep en Jan Gies, Jo Kleiman, Victor Kugler ā€“ was Bep Voskuijl de stille vennoot. Na de oorlog maakte ze weinig woorden vuil aan haar principiĆ«le opstelling tijdens de bezetting. In tegenstelling tot Victor Kugler, die in 1955 naar Canada emigreerde en daar uitgroeide tot een boegbeeld van de rechtvaardigen onder de volkeren, meed ze liever de pers. Wanneer ze zich toch liet verleiden aan een documentaire mee te werken, verliepen de opnames stroef. Ze was ā€œgeen grote praterā€, aldus Holly Rasky, die in 1978 met haar vader een film maakte over de helpers van het Achterhuis. In Bep Voskuijl. Het zwijgen voorbij proberen de Vlaamse journalist Jeroen De Bruijn en Joop van Wijk, jongste zoon van Bep Voskuijl, aannemelijk te maken dat achter die zwijgzaamheid een groot familiedrama schuil ging.

Tante Nelly was fout in de oorlog. Het zwarte schaap van de familie papte in 1942 met een Duitse militair aan en nam de benen toen haar vader de omgang met Siegfried, want zo heette de Oostenrijker, verbood. In het najaar van 1944, enkele maanden na de inval van de SD in het Achterhuis, keerde ze huiswaarts, nadat ze ontdekt had dat Siegfried er nog een andere verloofde op na hield. Zo ging althans het verhaal in de familie Voskuijl. De Bruyn en Van Wijk hebben evenwel ontdekt dat Nelly al in de zomer van 1944 terug was in Amsterdam. Bep Voskuijl is er lange tijd van uitgegaan dat Willem van Maaren de verrader van het Achterhuis was. Van Maaren had Johan Voskuijl, de vader van Bep, in mei ā€™43 als magazijnbeheerder opgevolgd. Johan had maagkanker. De timmerman van de boekenkast die de toegang tot het achterhuis camoufleerde, kon zijn uitzichtloze situatie nauwelijks verwerken. (De ironie van de hongerwinter is dat hij nog ruim twee jaar zou leven. Door het gebrek aan voedsel groeide ook de tumor niet). Na de opsporing van Karl Silberbauer in november 1963, de OberscharfĆ¼hrer van de Gestapo die in de ochtend van 4 augustus 1944 het bedrijfspand aan de Prinsengracht was binnengevallen, staakte Bep Voskuijl de beschuldigingen aan het adres van Van Maaren. Silberbauer had het na zijn ontmaskering door Simon Wiesenthal over een stem ā€œvan een jong meisjeā€ die de onderduikers verraden had. Toen moet het bij Bep Voskuijl zijn gaan dagen dat dat belletje weleens door haar jongere zus gepleegd zou kunnen zijn.

Meer dan een vermoeden is het niet, de auteurs geven het ruiterlijk toe. Toch kiezen ze voor het perspectief van de whodunit, waardoor de lezer zijn focus op het eigenlijke drama verliest. Joop herinnert zich zijn moeder als een binnenvetter, die de film van het Achterhuis steeds weer heeft afgedraaid, op zoek naar een ā€œsamenhangend verhaalā€. In zekere zin onderneemt deze biografie een soortgelijke poging, met een niet al te solide verdachtmaking als resultaat. Joop herinnert zich ook het moment dat hij zijn moeder op een ochtend in de badkamer aantrof, met een mond vol slaappillen. Hij moest beloven niets aan zijn vader en broers te zeggen. Het eigenlijke drama is niet dat van de geheimhouding, de verdachtmaking of het wantrouwen, maar dat van de loyaliteit. Die verscheurdheid lees je tussen de regels door en had het hoofdthema van dit boek moeten zijn.

Beb Voskuijl, het zwijgen voorbij. Een biografie van de jongste helper van het Achterhuis
Jeroen De Bruyn, Joop van Wijk
Prometheus Bert Bakker
ISBN 9789035143098
Verschenen april 2015

Bestelinformatie

Bestel hier als paperback bij bol.com (ā‚¬ 19,95)

Eric Palmen
Eric Palmen
Eric Palmen is historicus en hoofdredacteur van Biografieportaal. Hij schreef onder andere Kaat Mossel, helleveeg van Rotterdam en Dwaze liefde, een familiegeschiedenis, uitgegeven bij Prometheus. Voor Historisch Nieuwsblad, de Volkskrant,Vrij Nederland, Het Parool en Elsevier Weekblad schreef hij artikelen over de biografie.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in