De ruim tien paginaās in de befaamde Encyclopedia of Philosophy tonen al aan dat de Nederlandse filosoof Baruch de Spinoza (1632-1677) een belangrijke naam is in de geschiedenis van de westerse filosofie. Aan de lange lijst met studies naar Spinoza en zijn filosofie kan een nieuwe titel worden toegevoegd: Spinoza. Een paradoxale icoon van Nederland van universitair hoofddocent geschiedenis van de wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit Henri Krop.
Krop wil in zijn boek niet zozeer een beeld schetsen van de filosoof Spinoza in zijn tijd, maar wil juist het belang van Spinoza voor de Nederlandse culturele geschiedenis aantonen. In het voorwoord geeft Wiep van Bunge ā hoogleraar geschiedenis van de wijsbegeerte – aan dat Krop met dit boek mogelijk niet eens zozeer een geschiedenis van Spinoza en het spinozisme heeft geschreven, maar een geschiedenis van de Nederlandse wijsbegeerte van de tweede helft van de zeventiende tot en met de eenentwintigste eeuw.
De vraag waarom dit boek geschreven is, is snel beantwoord: hoewel er veel onderzoek gedaan is naar Spinoza, is nog nooit in beeld gebracht hoe de receptie van zijn werk door de eeuwen heen geweest is en hoe het andere denkers heeft beĆÆnvloed. De historicus Krop pakt de lezer bij de hand en neemt hem mee naar de tweede helft van de zeventiende eeuw. Met in zijn andere hand het oeuvre van Spinoza wandelt Krop richting het heden. Een heel leerzame en uitdagende wandeling, want over de interpretatie van Spinozaās werk wordt tot op de dag van vandaag vurig gediscussieerd en van een eensluidende interpretatie is geen sprake. Krop toont aan dat ook in de achter ons liggende eeuwen geen sprake was van zoān interpretatie. De lezer krijgt van Krop een uitgebreid gedocumenteerd verslag van het debat, dat al ruim drie eeuwen voortduurt. De auteur laat zien dat de receptie van Spinozaās werk per historische periode heel erg verandert.
Spinoza door de eeuwen heen
Krop schetst in zijn boek vier verschillende perioden, alle vier gekenmerkt door een andersoortige receptie en waardering van Spinozaās filosofie. Je zou die kunnen typeren als een vierzijdige januskop, met iedere zijde zijn eigen tijdvak.
In de eerste periode wordt Spinoza voornamelijk langs de Descartes-meetlat gelegd. Deze periode speelt zich af in de zeventiende eeuw, de tijd van Spinoza. Hierbij wordt hem verweten het cartesiaanse denken te hebben geradicaliseerd. Krop stelt in deze dat Spinoza de filosofie van Descartes heeft gebruikt om een heel eigen visie te ontwikkelen, waarbij er weinig overbleef van de originele Descartes.
In de tweede periode, die grofweg de achttiende eeuw bevat, is het debat over de relatie tussen Descartes en Spinoza verdwenen. In deze periode richt de kritiek zich op de veronderstelling dat Spinoza een fatalist zou zijn. Spinoza benadrukt in een van zijn brieven dat de mensen niet volledig vrij zijn, maar door āuitwendige oorzaken gedetermineerd wordenā. Op de ontkenning van de menselijke vrijheid en de vrije wil richt zich de kritiek in deze periode. Opvallend is dat in diezelfde achttiende eeuw er in Duitsland sprake is van een Spinozismusstreit. Een debat over de waarde van Spinozaās filosofie, dat uiteindelijk resulteert in een positieve waardering. Typerend hiervoor is het volgende citaat van Hegel: āMen heeft Ć³f Spinozisme Ć³f in het geheel geen filosofie.ā
De waardering die men in Duitsland toekende aan Spinoza kwam in Nederland in de derde periode van het spinozisme tot stand: van de laat achttiende eeuw tot 1945. Toen werd Spinoza zowel binnen de filosofie als binnen de Nederlandse literatuur omarmd. Het is de bloeiperiode van het spinozisme, die vooral voor de eeuwwisseling zijn hoogtijdagen kent. Schrijvers als Frederik van Eeden en Albert Verwey vonden in de filosofie van Spinoza de inspiratiebron voor hun literaire werk.
De bijna ongeremde omarming van Spinozaās filosofie werd na de Tweede Wereldoorlog ingewisseld voor een genuanceerde blik. De waardering voor Spinoza bleef, maar van de semi-heiligheid van voor 1945 was geen sprake meer. Deze verandering in beleving komt vooral voort uit de wijziging van de omgeving waar het spinozisme wordt bedreven. Voor 1945 was dit voornamelijk in literaire kringen, terwijl het naoorlogse spinozisme zich voornamelijk afspeelde binnen de academische wereld.
Afijn, Krop schetst in zijn boek een ontwikkeling van het spinozisme die vier gezichten kent: de vergelijking met Descartes, Spinoza als fatalist, Spinoza als semi-heilige en Spinoza als historisch belangrijk filosoof. Het is bewonderenswaardig hoe Krop de moeilijke materie op een leesbare manier weet te beschrijven, waarbij alleen de lange Latijnse titels van studies het vloeiende lezen soms doorbreken. Spinoza een paradoxale icoon van Nederland is een welkome toevoeging aan de historie van de Nederlandse wijsbegeerte.
Spinoza een paradoxale icoon van Nederland
Henri Krop
Prometheus/Bert Bakker
ISBN 9789035138711
Verschenen maart 2014
Bestelinformatie
Bestel hier als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (ā¬ 49,95)