Anne Frank, niet alleen maar een icoon

Toen begin 2022 Het verraad van Anne Frank: het baanbrekende onderzoek van een internationaal coldcaseteam in Nederland van Rosemary Sullivan verscheen, was de ophef groot. En dat was niet alleen omdat de vermeende dader een joodse identiteit had. Er werd ook getwijfeld over de aanpak van het coldcaseteam, dat met onvoldoende bewijs kwam, waardoor de kans dat de notaris ook daadwerkelijk degene is die de onderduikers heeft verraden blijft schommelen tussen 85 en 87 procent, niet genoeg voor een veroordeling.
Ook het feit dat de media en uitgevers in een wurggreep werden gehouden en door het hanteren van een strikt embargo niet in staat waren om vooraf kritische vragen te stellen en nader onderzoek te doen, sprak niet in het voordeel van het coldcaseteam.
Het boek werd in Nederland vrij snel na verschijnen uit de handel genomen.

In de luwte van die ophef verschenen er in 2022 – het jaar waarin herdacht werd dat Het Achterhuis vijfenzeventig jaar geleden verscheen – nog twee titels over Anne Frank: Geschiedenis van het dagboek: Otto Frank en het Achterhuis van Sandra van Beek en onder de redactie van Martin van Gelderen en Frank van Vree de essaybundel ‘Een Joods kind dat weet van eeuwen heeft’: Anne Frank als vluchtelinge, schrijfster en icoon.

Geschiedenis van een dagboek

Journalist en filmresearcher Sandra van Beek schreef de eerste versie van het manuscript van Geschiedenis van het dagboek al in 2009/2010 toen zij door de makers van de documentaire Otto Frank, de vader van Anne in de gelegenheid gesteld werd om research te doen en een verhaal te schrijven naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van het Anne Frank Huis.
Het vijfenzeventigjarig bestaan van Het Achterhuis: dagboekbrieven 12 juni 1942 – 1 augustus 1944 was voor haar en haar uitgever aanleiding om zich opnieuw te verdiepen in de overwegingen van Otto Frank om het dagboek van zijn dochter publiek te maken.

Wat als een rode draad door Geschiedenis van het dagboek loopt, is de wetenschap dat het niet vanzelfsprekend is dat Anne Frank, het achterhuis en haar dagboek historisch en cultureel erfgoed geworden zijn. Otto Frank had andere keuzes kunnen maken – niet alleen waar het gaat om wel/niet publiceren, maar ook zijn keuze om het verhaal van zijn dochter niet te framen als alleen een joods verhaal, heeft invloed gehad op ontvangst en waardering. En daarmee op het behoud van het achterhuis, dat pas halverwege de jaren vijftig definitief van de ondergang/sloop gered werd.

Geschiedenis van het dagboek: Otto Frank en het Achterhuis maakt duidelijk dat Otto Frank zichzelf wegcijferde in zijn streven zijn jongste dochter een tweede leven te geven en haar postuum de schrijversroem te gunnen waar ze tijdens haar leven op vooruitliep.
Pijnlijk duidelijk, want zijn missie dwong Otto Frank stelling te nemen, waardoor hij ook mensen die hem dierbaar waren van zich vervreemdde.
Sandra van Beek schrijft het allemaal heel gedetailleerd op, en zij beperkt zich daarbij niet tot de persoonlijke bemoeienis van Otto Frank bij de nalatenschap en het dagboek van zijn dochter. Het gaat in Geschiedenis van het dagboek ook over het lot van de familie Frank en de nasleep van de Tweede Wereldoorlog in het algemeen.

Sandra van Beek baseert haar boek voor een belangrijk deel op interviews die zij al in 2009 afnam. Wat de geïnterviewden te vertellen hebben, is door het verstrijken van de tijd en de permanente stroom informatie over Anne Frank, waarin een deel van deze geïnterviewden zich niet onbetuigd laat, nu minder actueel dan wel exclusief dan het toen was. Maar Geschiedenis van het dagboek: Otto Frank en het Achterhuis zet feiten in een relatief kort bestek op een rijtje.

Eén van die feiten betreft overigens de man die in het coldcaseonderzoek aangemerkt wordt als vermeende verrader, en een briefje dat tijdens dat onderzoek voor vraagtekens zorgde:

‘In 1945 trof Otto nóg een “verklikbrief” aan, nu in de brievenbus van zijn kantoor. Hierin stond de naam vermeld van bestuurslid A. van den Bergh van de Joodsche Raad, die de schuilplek van de achterhuisbewoners verraden zou hebben aan de “Zentralstelle”. Het kennelijk op Otto’s typmachine overgetikte briefje kwam naar boven tussen allerlei andere stukken tijdens het tweede onderzoek door de Rijksrecherche in 1963. Het origineel was verdwenen en de schrijver en/of bezorger kon niet (meer) worden achterhaald. Van den Bergh was al in 1950 gestorven; zijn betrokkenheid werd niet voor mogelijk gehouden. De toenmalige rechercheur A.J. van Helden stelt in zijn rapport: “(…) uit verkregen inlichtingen was gebleken dat aan de integriteit van deze man niet behoeft te worden getwijfeld”.’

Deze passage uit het tweede hoofdstuk van het boek wordt door de schrijfster niet van commentaar voorzien. Een verwijzing naar het coldcaseonderzoek ontbreekt.

Uitzoomen

Waar Sandra van Beek in Geschiedenis van het dagboek inzoomt op het verkrijgen van de iconische status van het dagboek, doen de meeste essays in ‘Een Joods kind dat weet van eeuwen heeft’: Anne Frank als vluchtelinge, schrijfster en icoon het tegenovergestelde. Zij zoomen uit en plaatsen het verhaal van Anne en haar familie in een historische context om te onderzoeken in hoeverre de geschiedenis van de Franks afwijkt dan wel overeenkomt met de verhalen van lotgenoten.

‘Een Joods kind dat weet van eeuwen heeft’ bevat elf essays, waarvan een deel het directe resultaat is van een onderzoeksproject geïnitieerd door het Lichtenberg-Kolleg van de universiteit in Göttingen en het Fritz Bauer Institut in Frankfurt dat in 2014 van start ging. Het interdisciplinaire team dat in dit kader werd samengesteld zou behalve een monografie ook een meertalige editie van de dagboeken van Anne Frank voorbereiden.
Die monografie bestaat uit drie delen waarin steeds een specifiek aspect belicht wordt. Dat zijn achtereenvolgens ‘vluchtelinge en onderduikster’, ‘schrijfster’ en ‘icoon’. ‘Een Joods kind dat weet van eeuwen heeft’ eindigt met een epiloog, waarin de deur naar de toekomst opengezet wordt.

Van de drie delen is het eerste het meest overtuigend. Bob Moore volgt daarin het spoor terug van de familie Frank naar Duitsland, vertelt hun vluchtverhaal en beschrijft hoe het leven van de familie Frank en andere joodse vluchtelingen in Amsterdam eruitzag. Afke Berger vergelijkt de vluchtmogelijkheden en -praktijk van de familie Frank met die van lotgenoten. Dienke Hondius onderzoekt de onderduikmogelijkheden in en om Amsterdam, vat onderzoek naar de joodse onderduik samen en gaat in op aspecten die bepalend zijn voor het succesvol doorstaan van de onderduiktijd.
Terwijl Guus Meershoek in het afsluitende hoofdstuk van dit deel schrijft over de omstandigheden die mensen tot verraders konden maken, is het Dienke Hondius die in haar hoofdstuk refereert aan het coldcaseonderzoek:

‘Uit de reacties in Nederland bleek overduidelijk dat verraad van joodse onderduikers een groot en gevoelig onderwerp is, en dat het voor de joodse gemeenschap, de tweede en derde generatie, een traumatisch karakter heeft. En dat is zeer begrijpelijk. Hoewel mijn onderzoek laat zien dat wetenschappelijk inzicht in de joodse onderduik nog in de kinderschoenen staat, staat wel vast dat onderduiken in een grote meerderheid van joodse families is voorgekomen, en dat er in al die families verhalen en vragen leven over familieleden die verraden zijn tijdens hun onderduik. Daarom is het laatste woord hierover nog zeker niet gezegd. Het is waarschijnlijk dat onderdelen van de onderzoekscollectie van het coldcaseteam van belang kunnen zijn. Er is dan ook veel voor te zeggen voor voortzetting van het onderzoek en een nadere analyse van de gegevens over verraad en verraders van onderduikers die het coldcaseteam heeft kunnen verzamelen. Of voortgezet onderzoek ooit tot een overtuigend bewijs ten aanzien van de arrestatie van de familie Frank zal leiden is op dit moment onzeker, maar niet uit te sluiten.’

Dat het verhaal van de in vele opzichten typisch Duits-joodse familie Frank op een aantal punten afwijkt van verhalen van lotgenoten wordt door de vier auteurs in dit deel inzichtelijk beschreven. Otto Frank nam niet alleen tijdig voorzorgsmaatregelen – zowel waar het de vlucht uit Duitsland betrof als het regelen van een onderduikadres, hij beschikte als zelfstandig ondernemer met een in het centrum van Amsterdam gevestigd bedrijf ook over middelen en mogelijkheden om zich gedurende de onderduikperiode door vaste helpers te laten bijstaan.

Anne Frank in 1940

Schrijfster Anne Frank

Martin van Gelderen, Bettine Siertsema en Margot Dijkgraaf belichten in het tweede deel van het boek ‘de schrijfster’ Anne Frank. Van Gelderen beziet Anne’s ontwikkeling in het licht van de Bildung die ze van huis uit meekreeg, het Montessori-onderwijs dat ze in Amsterdam genoot en de boeken die ze las. Hij komt tot de conclusie dat uit haar schrijven spreekt dat Anne Frank wat ze leerde en verslond verinnerlijkte en toepaste.   
Bettine Siertsema vergelijkt het dagboek van Anne met andere onderduikdagboeken en wijst op gemeenschappelijke thema’s, maar ook op afwijkende zwaartepunten. Ook Margot Dijkgraaf legt wat Anne Frank schreef naast werk van anderen, maar zij doet dat om te onderzoeken in hoeverre het schrijven bijdroeg dan wel bepalend was voor de persoonlijke ontwikkeling van Anne Frank.
Hoewel deze drie hoofdstukken elkaar versterken en de ambitie en potentie laten zien van Anne Frank als verteller en verbeelder van verhalen, maken ze toch een minder onomstotelijke indruk dan de hoofdstukken in het eerste deel. Hoewel de selectie van het vergelijkingsmateriaal zeker niet willekeurig is, heeft het toch ook iets voorbarig om min of meer definitieve conclusies te trekken over de keuzes die ‘de schrijfster’ Anne Frank maakte.

Icoon

In de eerste twee hoofdstukken van het deel dat over de iconisering van Anne Frank gaat, wordt er door Martin van Gelderen en Frank de Vree nog maar eens op gewezen dat de populariteit en de voorbeeldfunctie van Anne Frank lang geen vanzelfsprekendheid was. Het naoorlogse Nederland stond niet per se open voor het verhaal van (joodse) slachtoffers van het Nazibewind. Er waren buitenlandse ‘bewonderaars’ voor nodig om het verhaal van Anne Frank en de missie van Otto Frank in Nederland te laten landen.
Dat met en door het groeien van de populariteit en het worden van een icoon een (belangen)strijd ontstond tussen diverse recht- en belanghebbenden, komt uit deze hoofdstukken ook duidelijk naar voren. Van Gelderen en De Vree laten zien hoe de aandacht voor Anne Frank, haar dagboek en het achterhuis – mede dankzij de missie van haar vader – in de loop der tijd verlegd werd van het historische naar het educatieve.
Over manieren waarop de (onderduik)geschiedenis getoond kan en gedenkplekken ingericht kunnen worden om kijkers/bezoekers een authentieke ervaring te bieden, gaat het laatste hoofdstuk van David Duindam.
Hoewel veel van wat in dit hoofdstuk beschreven wordt min of meer als bekend verondersteld mag worden, maken vooral het leggen van verbanden en het impliciete voortborduren op wat in de eerste twee delen van het boek aan de orde komt, dat dat dit deel voorkomt dat ‘Een Joods kind dat weet van eeuwen heeft: Anne Frank als vluchtelinge, schrijfster en icoon een verzameling losse essays wordt.

Of ‘Een Joods kind dat weet van eeuwen heeft’: Anne Frank als vluchtelinge, schrijfster en icoon het boek geworden is dat de initiatiefnemers van het onderzoeksproject voor ogen stond, is niet op te maken uit de uitgebreide inleiding die de samenstellers schreven. Daarin benoemen ze wel wat ze met de uiteindelijke bundel beogen: ‘Het doel is om Annes dagboeken te onderzoeken als historische documenten, er nieuw licht op te laten schijnen vanuit cultuurhistorische, intellectueelhistorische en sociaalhistorische perspectieven.’
Daarmee ligt de lat hoog, en dat terwijl er nog steeds heel veel verschijnt over Anne Frank, haar dagboek en het achterhuis. De wetenschappelijke insteek, hoewel niet alle essays even wetenschappelijk van aard zijn, suggereert dat het boek gericht is op mensen die zich beroepsmatig met dit onderwerp bezighouden. Voor die doelgroep bevat ‘Een Joods kind dat weet van eeuwen heeft’ waarschijnlijk nog – nog niet alle onderzoeken zijn afgerond – onvoldoende nieuwe feiten. Maar voor de meer dan gemiddeld geïnteresseerde leek, biedt het boek een brede kijk op de manieren naar (de dagboeken van) Anne Frank gekeken kan worden.

Het boek dankt zijn naam overigens aan een regel uit het gedicht ‘De teruggewezen gave’ van Ida Gerhardt:     

’t Was winter en al schemerig in de stad.
Ik wilde het Janskerkhof over gaan,
eigenlijk om bij Anne Frank te leggen
een bosje bloemen dat ik bij mij had.
Ik had ze al van het papier ontdaan,
maar week terug. Het beeldje op het plein
in deze schemering leefde en zag mij aan
en stille lippen wilden mij iets zeggen,
terwijl ik onbewegelijk bleef staan.
Niets stoorde dit ontijdelijk samenzijn.
Tot hoorbaar werd haar woordenloos vermaan,
zij, een Joods kind dat weet van eeuwen heeft:
‘Gij waart daarbij. Ook nu zij niet meer leeft.’

‘Een Joods kind dat weet van eeuwen heeft’: Anne Frank als vluchtelinge, schrijfster en icoon
Martin van Gelderen en Frank van Vree (red.)
Prometheus
ISBN 978-90-446-5146-1
Verschenen in oktober 2021

Geschiedenis van het dagboek. Otto Frank en het Achterhuis
Sandra van Beek
Uitgeverij Pluim
ISBN paperback 9789493256781
Verschenen in juli 2022

Bestelinformatie





Liliane Waanders
Liliane Waandershttps://www.hanta.nl/hanta/
Liliane Waanders is (literair) journalist en programmamaker. Ook schreef zij over kunst, cultuur en politiek en was hoofdredacteur van het Adoptietijdschrift. Ze maakte programma’s voor onder andere Stichting Literaire Activiteiten Zwolle, Writers Unlimited/B-Unlimited en Woordnacht. Nu bestiert ze een poëziepodium en is zij een van de bedenkers/moderatoren van het boekenprogramma Bazarow.LIVE Op haar website Hanta schrijft ze over literatuur.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in