Paul Dogger (1971) ging in de jaren 80 eens tijdens een tennistoernooi in Florida bij een vriend van hem kijken. Die was een eersterondepartij aan het afwerken tegen een piepjonge puber uit Las Vegas: oorringen in, korte spijkerbroek en lang geblondeerd haar. Dogger stond versteld van de jonge Amerikaan: hij sloeg werkelijk de deuken in de baan en liet geen spaan van zijn tenniskompaan heel. “Wie is dat ventje?”, wilde Dogger weten.
Andre Agassi, luidde het antwoord. Dogger bedoelde maar, zo blikte hij terug tijdens de presentatie van zijn biografie: in zijn tijd waren de tennissers nog kleurrijke figuren. Agassi, Borg, McEnroe. Nu kijkt Dogger alleen nog op de televisie naar Federer tegen Nadal. Maar de rest? Oorverdovend saai. ‘Natuurlijk, Kiki Bertens is wel leuk,’ aldus Dogger bij de presentatie. ‘Een godszegen voor het Nederlandse tennis. Robin Haase, supergozer, werkt hard, maar spreekt niet aan. En voor de rest is er niets.’
Toegegeven: saai was het nooit met Dogger. Persoonlijk kwam ik de naam Paul Dogger voor het eerst tegen toen ik begin deze eeuw het (overigens zeer vermakelijke) naslagwerk F-Side is niet makkelijk doornam. In die terugblik op de eerste vijfentwintig jaar van de beruchte harde kern van Ajax kreeg Dogger zelfs een eigen hoofdstuk.
Je zag ook die ene foto uit zijn hoogtijdagen als Nederlands grootste tennistalent, genomen vlak na afloop van een demonstratiewedstrijd tegen de legendarische Ivan Lendl: Dogger, gekleed in spijkerjack en met een witte haarband om de lange lokken, gunt de Tsjechische nummer één van de wereld geen blik waardig. In de begeleidende tekst werd hoog over de tennisvaardigheden van Dogger opgegeven, maar óók van zijn kwaliteiten om in de weekenden voetbalsupporters van de tegenpartij op het gezicht te timmeren.
Krajicek
In deze naar hemzelf vernoemde biografie Paul Dogger. Het tennistalent dat ten onder ging aan botte pech, drugs en zichzelf blikt Dogger ook terug op die periode in zijn leven. Hoe hij een dag eerder nog in Portugal een tennistoernooi afwerkt en daar met opzet verliest: ‘Ik kan de bal niet de tribunes in meppen, maar hij moet wel uit, want ik wil morgen naar PSV-Ajax.’ Op dat moment beseft Dogger het onvermijdelijke: voor de absolute tennistop ben ik niet geschikt.
Nee, dan Richard Krajicek: de jeugdvriend van Dogger en diegene met wie hij zijn halve tennisleven optrekt. Krajicek leeft als een asceet voor zijn sport, en als hij dat ook maar even niet doet is er altijd nog zijn hardvochtige vader om hem eraan te herinneren.
Bij Paul Dogger staat het genieten voorop. Toernooitje in het buitenland? Gelijk even de stad in, want je bent er nou toch. Leuk meisje in de hotellobby? Hupsakee, mee naar boven. Maar toch: in zijn tienerjaren is Paul Dogger zijn slungelige kompaan Krajicek op alle fronten de baas: in 1985 verslaat hij Krajicek in de finale van het nationaal jeugdtoernooi en wordt daarmee Nederlands kampioen onder de veertien jaar.
Twee jaar later wint Dogger het officieuze wereldkampioenschap voor junioren in Miami Beach (ter vergelijking: een jaar eerder loopt Jim Courier daar met de grootste bokaal naar buiten). Dogger speelt wedstrijden tegen latere tennisprofs als Michael Chang en Goran Ivanisevic (die in die partij wegens zijn voor hem typerende woede-uitbarstingen gediskwalificeerd wordt). Hij krijgt van Adidas een eigen kledinglijn. En in Amerika stapt zelfs de flamboyante kampioenenmaker Nick Bolletieri op de jonge Dogger af. Of hij niet tennislessen bij hem wil volgen in Florida? Dogger peinst er niet over: hij gedijt niet buiten Amsterdam. En alles komt hem momenteel toch wel aanwaaien.
Doorbraak
Maar die tijd duurt niet lang: de definitieve doorbraak van Dogger blijft uit. Het mondiale tennis begint stilaan te veranderen: stilisten als Dogger leggen het steeds vaker af tegen hardhitters in de stijl van Boom Boom Boris Becker. Het zogenaamde powertennis doet zijn intrede: zo hard mogelijk een service op je tegenstander afvuren en in de rally’s rammen wat je rammen kunt. Kom daar eens om bij Dogger, die het moet hebben van lange slagenwisselingen, verfijnde dropshots en het tennisspel benadert als een schaakpartij. De tenniswereld evolueert, maar Dogger staat stil. En verdraaid: daar komt plots zijn oude makker Krajicek bovendrijven, gepokt en gemazeld in het nieuwe serve-and-volley-spel. Dogger daarentegen blijft ATP-punten sprokkelen in de kelderklasses van het professionele tennis: lage startgelden, meerdere wedstrijden op één dag voor lege tribunes en je daarna kapot vervelen in krakkemikkige hotels.
Tennis is vooral een spel van de geest: je kunt tijdens een wedstrijd op niemand anders terugvallen dan jezelf. De mentale gesteldheid die nodig is om het in het tennis te rooien heeft Dogger niet. Maar daarnaast zal iedere topsporter beamen dat het zonder een gezonde dosis geluk ook niet gaat. Daarin is Paul Dogger ook niet ruim bedeeld: zijn vader lijdt sinds Pauls jeugd al aan de spierziekte MS, met alle zenuwslopende gevolgen van dien. De begeleiding in de jaren 80 van de nationale tennisbond houdt (ondanks alle goede bedoelingen) iets amateuristisch. En ook Doggers eigen gezondheid begint hem in de steek te laten: de ene ontsteking volgt op de andere, met maandenlang blessureleed als gevolg. Zo hoeft het niet langer voor Dogger. Na een verloren avondpartij tegen een anonieme Tsjech, de nummer 1097 van de wereld, volgt al op 23-jarige leeftijd de eindconclusie: “Ik stop met die kutsport”.
Daarna volgt een snelle, lange tuimeling naar de afgrond: in de drie maanden nadat hij gestopt was raakt hij via wiet en xtc verslaafd aan cocaïne. Dat is funest voor je gezondheid én je bankrekening, komt Dogger al snel achter. Toeschouwers schrikken zich rot als hij graatmager en met holle ogen op een tennispark verschijnt. Bij demonstratietoernooitjes maait hij, stijf van de coke, over alle ballen heen. Hij verliest zijn baan, zijn auto, zijn huis en al zijn geld. Zijn verslaving komt Dogger uiteindelijk te boven in een Amerikaanse afkickkliniek, maar tot op de dag van vandaag blijkt de put te diep om uit te klimmen: de bank heeft nog vier ton schuld van hem tegoed, bij zijn maat Richard Kraijeck heeft hij te vaak geld geleend en hoeft hij niet meer aan te kloppen en zijn privéleven is zacht gezegd ingewikkeld.
“Niemand is zo ontspoort als ik”, blikt Dogger terug. Maar hij heeft nu wel deze alleraardigste biografie. Duizenden hoeft Dogger er naar eigen zeggen niet van te verkopen, als het maar niet bij enkele tientallen blijft. “Want dan sta ik helemaal voor lul”.
Paul Dogger. Het tennistalent dat ten onder ging aan botte pech, drugs en zichzelf
Peter Zantingh
Spectrum
ISBN: 9789000366651
Verschenen in november 2019
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (€ 21,99)Bestel als ebook bij bol.com (€ 12,99)