Hugo Claus was in zijn jonge jaren gefascineerd door de oudermoordenaar. Hij volgde in de lente van 1955 de rechtszaak tegen Gérard Dupriez op de voet. De negentienjarige Fransman had zijn ouders met een bijl de hersens ingeslagen. (Roland Barthes schreef over de zaak in Combat en kwam er later op terug in Mythologieën). Voor het socialistische dagblad Vooruit versloeg Claus het proces tegen Oswald Spruyt, eveneens negentien jaar oud, die tijdens een ruzie zijn oudelui met een dolk doodstak. Volgens Claus was de oudermoordenaar een teken des tijds, een generatieverschijnsel. Hij herkende “het gevoel van de algemene absurditeit, die uit de oorlog is voortgevloeid” in de trompetsolo’s van Chet Baker en de literatuur van Simon Vinkenoog, maar in zijn meest geperverteerde vorm ook in “de gevoelige, intelligente jonge man van nu” die zijn verwekkers aan zijn degen rijgt. Claus wist waarover hij sprak. Hij bekwaamde zich in de bokssport om op een goede dag zijn vader een knal voor zijn harses te verkopen.
Georges Wildemeersch schreef een biografie van de jonge Claus. In Hugo Claus. De jonge jaren gaat het om de periode 1942-1949 waarin – wat Harry Mulisch ooit genoemd heeft – Claus zijn absolute leeftijd bereikte. “Op je 17de, 18de jaar met nog wat nasleep van de puberteit is vrijwel alles gebeurd. De grote basistrekken liggen dan vast, je thema’s en gevoelens ook. Al de rest, wat later komt, zijn variaties daarop,” zegt Claus in een interview met Hugo Camps in 1978. Het vermoeden van dat grondmotief was al vroeg aanwezig. In 1950 schrijft Claus aan zijn vriend Roger Raveel: “Ik denk niet dat wij ooit van geest veranderen, tenzij in verduidelijking.”
Er valt dus veel te zeggen voor de opzet van Wildemeersch om zich op de Wanderjahre van Hugo Claus te concentreren, zijn odyssee van overtuigd lid van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen tot zijn ontdekking van Antonin Artaud en de surrealisten. De uitwerking laat te wensen over.
Het verdriet van België
Claus heeft nooit een geheim gemaakt van zijn fascinatie voor het Wehrmacht-uniform en de Hitlerjugend-dolk in zijn jeugd. Hij groeide op in een zwart nest. Vader Jozef was lid van het rechts-radicale Vlaams Nationaal Verbond, moeder Germaine van DeVlag dat Vlaanderen wilde zien opgaan in het Duitse Rijk. Claus ging naar het Koninklijk Atheneum in Kortrijk, en ook daar kreeg hij de liefde voor de Nieuwe Orde met de paplepel ingegoten. Heel die gecorrumpeerde wereld van de volwassenen krijgt een plek in Het verdriet van België, waarin Louis Seyaeve met dezelfde demonen moet afrekenen als Claus na de oorlog. Volgens Claus was zijn denazificatie nogal van de prozaïsche soort. “Ik begon anders te denken toen de Duitsers aan het verliezen waren.” Wildemeersch schetst een ander verhaal. Tot 1947 leverde Claus bijdragen aan het flamingantische weekblad Branding van Frans van Mechelen, nazaat van de betreurde fascistenleider Joris van Severen, die in de meidagen van 1940 geëxecuteerd werd. Hij schreef voor het katholieke studentenblad Ons Verbond, waarin met de nodige nostalgie werd teruggekeken op de landdagen die tijdens de oorlog door het VNV georganiseerd werden.
Anton Artaud
Zijn ontmoeting met Antonin Artaud veranderde hem. Claus trok in het najaar van 1947 van de seizoenarbeid in Noord-Frankrijk (de suikerbietenoogst) naar Parijs, waar hij in de Bar Vert zijn geld verbraste. “Als een bakvis” staarde hij naar Artaud, die zich daar dag in dag vol liet lopen. Hij beschouwde de tandeloze, kwijlende bohemien als een vaderfiguur. “Over Oidipus gesproken; je kunt het niet erger doen: je vader verloochenen ten voordele van dat wrak,” zei hij later in een interview met Ben Bos. De surrealistische beeldentaal bood hem een nieuw idioom: het vrije vers tegenover het keurslijf van de vorm, en de associatieve exploitatie van het onderbewuste tegenover het romantisch-anekdotische van het traditionele vers. Hij ontdekte in Artaud wat hij wilde worden: dichter, minnaar en rebel – in die volgorde. In een ongepubliceerde tekst legt Claus een verband tussen de verschrikkingen van de twintigste eeuw en het surrealisme.
“De horreurs die het surrealisme naar boven haalde – die schilderijen met levende lijken, die verlaten steden, die mensen met opengereten lichamen, die verzen vol angst en wanhoop – werden en worden zo gemakkelijk overtroffen door de uitspattingen, absurde uitspattingen van radeloosheid, geweld en angst in onze dagelijkse beschaving.”
Dat bedoelde Dali toen hij Hitler de grootste surrealist noemde. Tegenover de gemeenschapsidee van de nationaalsocialisten, de afgrond van zijn jeugd, had Claus slechts één ding in te brengen: onverschrokken individualisme. “Met de surrealisten deelde Claus de ambitie om de traditionele voorwaarden van het leven te veranderen door de oorlog te verklaren aan alles wat de vrije ontplooiing van de mens verhindert,” aldus Georges Wildemeersch. In die zin had Claus veel minder op met de dominante filosofische stroming van zijn tijd: het existentialisme. De nadruk op de eigen verantwoordelijkheid en de roep om geëngageerde literatuur deden hem weinig. Daarin verschilde hij hemelsbreed met vriend Jan Walravens, een verstokt Sartriaan. “Met een ontroerende eentonigheid schreef hij mij dat ik mij met politiek moest bezighouden, dat ik mij moest inzetten voor de dagelijkse realiteit. Ik hield veel van Jan, maar werkelijk begrijpen deden we elkaar niet, omdat onze tactiek om het leven te veranderen totaal verschillend was.”
Georges Wildemeersch is op zijn sterkst als hij het werk van Hugo Claus duidt. Als biografie schiet Hugo Claus. De jonge jaren te kort. Dat ligt vooral aan de compositie van dit boek. Wildemeersch heeft voor een thematische aanpak gekozen, maar door de korte tijdspanne waartoe hij zich heeft beperkt, raken personen en gebeurtenissen daardoor nodeloos versnipperd. Je hunkert zo nu en dan naar dat dierbare kleinood waarmee een auteur een lezer ter hand kan nemen: een rode draad.
De periodisering van 1942 tot 1949 roept uiteindelijk ook de nodige vragen op. Waarom zijn de jaren aan het internaat buiten beschouwing gelaten, die volgens Claus bepalender voor zijn leven zijn geweest dan de bezetting? “Binnen de kostschoolmuren voltrok alles zich onderhuids: menselijk gedrag dat ik tijdens de oorlog waarnam, was mij al lang bekend van de kostschool. Daar ben ik erachter gekomen dat ik maar beter niet tot de zwakkeren kon behoren.” Wie de ontwikkeling van de auteur Hugo Claus in kaart wil brengen, en daar was het Wildemeersch toch om te doen, komt er niet onderuit om ook zijn vroegste jeugd te beschrijven. Dit groots en meeslepend leven schreeuwt om een bredere en ambitieuzere aanpak dan Wildemeersch zich in dit boek gepermitteerd heeft. Mijn grootste lof geldt uitgeverij Polis, die kosten noch moeite gespaard heeft bij de boekverzorging van Hugo Claus. De jonge jaren. Het binnenwerk is prachtig, Hugo Claus. De jonge jaren is ook een kijkboek, een waar genoegen voor de Claus-adept.
Hugo Claus, de jonge jaren
Georges Wildemeersch
Uitgeverij Polis
ISBN 9789463100113
Verschenen in oktober 2015
Bestelinformatie
Bestel hier als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 34,95)
Bestel hier als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 19,99)
Bestel hier als hardcover bij bol.com (€ 34,95)
Bestel hier als ebook bij bol.com (€ 19,99)