Jaap Kistemaker is van 1953 tot 1962 leider van wat het Nederlandse equivalent van het Manhattanproject genoemd kan worden. Met behulp van zogenaamde ‘supercentrifuges’ proberen Kistemaker en zijn team uranium te verrijken. De supercentrifuges slingeren zo hard (1000 omwentelingen per seconde), dat de zwaardere isotopen van uranium naar de buitenkant van de centrifuge geslingerd worden en de lichtere (die nuttig zijn voor de kerncentrales) aan de binnenkant blijven. Het hiermee verkregen, verrijkte, uranium kan gebruikt worden als grondstof voor kernenergie. Nederland was in de naoorlogse jaren op zoek naar een goedkope bron voor kernenergie, aangezien verrijkt uranium uit de VS aankopen toentertijd veel te duur was.
Het boek biedt een interessant inkijkje in de gang van zaken in een wetenschappelijk laboratorium. Allerlei problemen doen zich voor. Niet alleen moet Kistemaker zich steeds verantwoorden tegenover de universiteit (dan nog de Gemeente Universiteit in Amsterdam), maar hij kampt ook met financiële problemen en, begin jaren zestig, zelfs met een politieke rel.
Politieke controverses
Kistemaker was als promovendus aangeraden om bij het concern Cellastic in Parijs te gaan werken. Later bleek echter dat Cellastic aan politieke spionage had gedaan en cruciale informatie uit de industrie aan de nazi’s had doorgespeeld. Hierdoor kwam Kistemaker ook in een kwaad daglicht te staan. Met name het partijblad van de Communistische Partij Nederland, De Waarheid, schreef felle artikelen tegen Kistemaker. Het is bijzonder dat deze connectie van Kistemaker zo breed werd uitgemeten, aangezien het helemaal niet zeker was dat Kistemaker in de oorlogsjaren wist waarvoor Cellastic eigenlijk gebruikt werd. Bovendien speelde hij slechts een minimale rol binnen Cellastic.
Vooral deze politieke aspecten van Kistemakers carrière zijn het boeiendst om te lezen. Helaas komen die pas in de laatste honderd bladzijden van de (bijna 300 bladzijden tellende) biografie ter sprake. In de eerste paar hoofdstukken verliest Streefland zich af en toe in de details. Zo lezen we dat de opening van het laboratorium in 1953 plaatsvond om 14:30 in de middag, en worden bijvoorbeeld de kosten van de verbouwing van het laboratorium in detail besproken. Verder licht Streefland niet alle natuurkundige termen even uitgebreid toe: de lezer zonder bètadiploma zal niet snel weten wat er bedoeld wordt met een ‘kritieke’ reactor of wat een ‘cyclotron’ is. Wanneer je deze details laat voor wat ze zijn blijft de biografie toch goed leesbaar, dankzij de focus op het menselijke aspect van de wetenschap.
Het bedrijf wetenschap
De wetenschappers in dit boek worden neergezet als normale mensen. Dat werkt erg verfrissend: vaak worden wetenschappers geportretteerd als stoffige werknemers. Ondanks dat ze bezig zijn met zeer politiek beladen materie, verliezen de medewerkers van Kistemaker hun gevoel voor humor niet. Zo worden bepaalde kappen op de ionenseparator, de voorloper op de supercentrifuge, schertsend ‘Mae West’ genoemd, ‘vanwege de gladde rondingen’. Ook worden ze, zoals elke andere werknemer, geplaagd door bureaucratie. Met name de geheimhoudingsprocedures vindt Kistemaker af en toe veel te ver gaan. Voor academisch onderzoek was het van cruciaal belang dat er open overleg tussen verschillende instanties kon plaatsvinden, liet Kistemaker weten. Hij wilde zijn tijd niet verdoen met ‘rapportschrijverij’.
Wat opvalt is dat de wetenschappers (en leidinggevenden) in Kistemakers laboratorium er kennelijk niet bij stilstonden dat het verrijkte uranium ook voor kwalijke doeleinden gebruikt kon worden. Pas tijdens de ophef van De Waarheid over hun onderzoek, leken ze te beseffen dat het voor de buitenwereld weleens kon lijken alsof zij geen idee hadden van de gevolgen wanneer hun onderzoek in verkeerde handen zou vallen. Ondanks de daarna toegenomen veiligheidsmaatregelen kon de Pakistaanse Abdul Qadir Khan in de jaren 70 allerlei informatie van de supercentrifugefabriek kopiëren. Later verkocht Khan deze informatie over uraniumverrijking aan landen als Iran en Libië, en werd hij gezien als de ‘vader van de Pakistaanse atoombom’.
De persoon Kistemaker
Enige jaren na de ophef in de jaren 60 stopte Kistemaker met zijn functie als leider van het supercentrifugelaboratorium, met name doordat hij zich teveel moest schikken naar de opdrachtgever van het verrijkingsproject (het Reactor Centrum Nederland). Hij ging verder als lid van de commissie van Bijstand, die begrotingen en plannen van het project beoordeelde.
Toen een paar jaar later zijn verleden bij Cellastic weer naar boven kwam, werd Kistemaker woedend dat hem dit nog steeds werd aangerekend. Deze laatste uitbarsting van Kistemaker biedt een interessant inkijkje in zijn persoonlijkheid. Kennelijk zat de kwestie hem erg dwars dat hij er in de jaren ’70 nog zo explosief op reageerde. In de rest van deze biografie komen we weinig over de man te weten. Hij wordt met name beschreven vanuit zijn functioneren als leider van het supercentrifugeproject; over zijn leven naast zijn werk wordt nauwelijks tot niets verteld. Dat is jammer, want hierdoor krijgen we bijna niets mee van de weerslag die de financiële en politieke tegenslagen op zijn leven hadden.
Dit lijkt te wijzen op een meer algemeen probleem van deze biografie. Ondanks dat de research duidelijk zeer grondig is (getuige de meer dan 60 pagina’s noten), blijven Kistemaker maar vooral de vele personages rondom hem vrij plat. Ten dele is dit te wijten aan het feit dat biografisch materiaal ‘vrijwel niet beschikbaar was’. Toch zou een schets van Kistemakers persoonlijke leven tijdens de jaren in het laboratorium de biografie een stuk levendiger hebben gemaakt. Dit boek is een fantastisch verslag van de ontwikkelingen rondom uraniumverrijkingen in het naoorlogse Nederland, maar de Kistemaker van buiten het laboratorium blijft vooralsnog onbekend.
Jaap Kistemaker en uraniumverrijking in Nederland 1945-1962
Abel Streefland
Uitgeverij Prometheus
ISBN 9789044634136
Verschenen in september 2017
Bestelinformatie
Bestel hier als paperback bij Athenaeum Boekhandel (€ 29,99)
Geachte Mevrouw Molenaar,
De persoon in de witte labjas ben ik: Joop van Zeeland. Ik kwam mezelf stom toevallig tegen op Wikipedia. Locatie FOM-Lab (AMOLF). Kruislaan 407, Amsterdam, 23 april 1971. Van 1968 tot 1975 werkte ik daar als natuurkundig assistent, zeg maar als ‘technicus’. Het verhaal achter deze foto:
Op zekere dag, dat moet dus die 23e april geweest zijn, werd ik aangesproken door een journalist. Die moest een foto maken van een ‘typisch’ laboratorium, maar wat hij bij ‘ons’ zag viel hem bitter tegen. Totaal geen glaswerk. Ik probeer nog: “Bij ons is alles van roestvrij staal hè, dat is veel beter”. En niemand draagt hier een witte jas, behalve U dan. Dat was natuurlijk de reden dat ‘ie mij aansprak. Nou hadden we in het hele lab precies 1 mengkamer waar redelijk wat glaswerk stond. Ik dacht: Maak die man gelukkig. Dan gaan we naar dat kamertje, ik maak wat schijnbewegingen en hij kan zijn foto maken. En zo geschiedde.
Waarom maakt deze foto zoveel los? Onze grote baas, Professor Kistemaker, had niet veel op met journalisten, en met reden! “Die lui beschrijven een wereld zoals zij vinden dat die er uit moet zien, niet zoals die werkelijk is”. Aan die vertekening, man met witte jas en veel glaswerk, heb ik feitelijk ook meegewerkt!
In dat kamertje vulde je een glazen flesje, jawel GLAS, met het bron-gas dat je nodig had voor de ionenbron van de versneller. Je vulde natuurlijk ook een flesje met het target-gas, want die bloedig geproduceerde ionen moest je wel ergens ‘opknallen’. OK, maar waarom een meng-kamer? De promovendus waarvoor ik werkte wilde wel eens een speciaal brongas. De leukste opdracht vond ik om het Waterstof-Helium-plus ion te maken (HHe+, stabiel ion). Als eenvoudig elektronen-boer keek ik daar even van op. Ik had het inmiddels tot ionen-boer geschopt, maar HHe+. Hoe doe ik dat chef? Je neemt zo’n flesje en dat vul je in het mengkamertje 50-50 met waterstof en helium. Dan ontsteek je de ionenbron en je zet de magneet op massa-5. Daarna was je nog een half uurtje bezig om de ca. 15 knoppen op de versneller zodanig te tweaken dat maximale opbrengst aan HHe+ eruit kwam. Daarna begon de promovendus met het de eigenlijke meting. De sterkte van een of andere spectraallijn afhankelijk van de energie of zoiets. Na verloop van tijd vertrouwden ze mij dat werk ook toe…
Zie ook mijn post of Facebook. Vriendelijk groetend, Joop van Zeeland.