Jaap van der Linden had de vakbond in zijn DNA zitten. Op vijftienjarige leeftijd verruilde hij de HBS in Dordrecht voor de tweejarige kaderopleiding van de NVV, en ontmoette er en passant zijn toekomstige vrouw. Hij werd meteen tot voorzitter van de plaatselijke Landarbeidersbond gebombardeerd. Van der Linden kreeg het morgenrood met de paplepel ingegoten. Zijn vader was voor de PvdA wethouder in ās Gravendeel, het centrum van de vlasbewerking in de Hoeksche Waard. De helft van de inwoners was zwaar christelijk, de andere socialist. Peter van der Aa schreef een vermakelijke biografie van de man die vooral in de jaren tachtig van de vorige eeuw furore maakte als actieleider van de grote bouwvakkerstakingen en als opponent van het no-nonsensebeleid van drie kabinetten Lubbers.
Een halve eeuw vakbondsgeschiedenis
Jaap van der Linden werd tijdens de wederopbouw lid van de vakbond. Gestaakt werd er nauwelijks, de geleide loonpolitiek van Den Haag zette de sociale partners vrijwel buitenspel. Loonakkoorden moesten overlegd worden aan het College van Rijksbemiddelaars, bestrijding van de werkloosheid en een sterke internationale concurrentiepositie kregen prioriteit. De bond accepteerde dat regeringsbeleid als een voldongen feit, noodzakelijk om Nederland er weer bovenop te helpen. Maar wat was dan nog zijn bestaansrecht? Van der Aa schetst een vakbeweging die zich bekommerde om de intellectuele ontwikkeling van zijn leden, om hun ontspanning en recreatie, en die de verheffingsgedachte koesterde dat je moest leren om van kunst en cultuur te houden. Vandaar de kaderscholen, de vakantieoorden als De Scheleberg waar Jonge Strijd, de jeugdafdeling van de NVV, zich rond het kampvuur schaarde en liedjes zong.
Helpt de een dan de ander
Wordt het zwaarste zo licht
Dan heeft kameraadschap
Een wonder verricht
Jaap van der Linden stortte zich vol overgave in dat verenigingsleven. We zien hoe hij stapje voor stapje carriĆØre maakt, gevormd wordt door de bond, en de kneepjes van het vak in de praktijk leert kennen: een gewiekst onderhandelaar die niet alleen respect afdwingt bij zijn achterban, maar ook bij de werkgevers en politieke tegenstanders in Den Haag, een begenadigd spreker met gevoel voor humor.
In de loop van de jaren zestig steeg de welvaart, waardoor er ruimte kwam voor vrije loonvorming en polarisatie. Op 2 april 1968 vond de eerste naoorlogse bouwvakkersdemonstratie plaats. Er verzamelden zich zoān 25 duizend leden van de verschillende bonden op het Malieveld. Zij protesteerden tegen de bemoeizucht van het kabinet-De Jong, dat nog steeds meende het sociaal overleg te moeten dicteren. (Werkgevers en werknemers werden door minister van sociale zaken Bauke Roolvink teruggefloten; hun afspraken over arbeidstijdverkorting werden niet algemeen bindend verklaard). Van der Linden, die sinds 1961 furore had gemaakt in de Algemeen Nederlandse Bouwvakkersbond (aangesloten bij de NVV) viel op door zijn coƶrdinerende gaven. Hij werd bestuurder van de baggeraars in de NVV Bouwbond en groeide daarmee uit tot het gezicht van de acties die tijdens de jaren zeventig in de sector werden gevoerd. De pijn zat hem vooral in het zogeheten stilligloon waarmee werknemers in mindere tijden werden afgescheept. De grote baggerbedrijven ā Boskalis, Stevin, Ballast ā hadden een behoorlijke orderportefeuille in het Midden-Oosten, waardoor baggeraars vaak maanden van huis waren, veelal tegen dat stilligloon dus. In 1977 leidde Van der Linden een buitengewoon succesvolle staking, waarin de werkgevers bakzeil moesten halen.
Op werkbezoek ging Van der Linden overigens nooit. Hij weigerde de niet-Joodverklaring te tekenen die voor het Midden-Oosten noodzakelijk was.
In 1978 promoveerde hij naar de bestuurstop van de Bouwbond NVV. Zelfs de werkgevers hadden het zwaar met zijn afscheid van de baggeraars. āWe hebben wel aan je moeten wennen. Maar ik kan nu wel stellen dat je vertrek zowel bij de werkgevers als bij je eigen achterban een groot gat slaat,ā zei Jan Meijers namens de werkgevers tijdens de afscheidsreceptie.
Voor polderen heb je karakters nodig. En krokodillentranen.
Lubbers 1, 2 en 3
Tijdens de crisis van de jaren tachtig ging het hard tegen hard. Jaap van der Linden werd een van de prominente figuren die tegen het regeringsbeleid fulmineerde, te beginnen met de bezuinigingsplannen van Van Agt/Wiegel (Bestek ā81) en Van Agt/Den Uyl, toen er door de overheid nog water bij de wijn werd gedaan. De sfeer veranderde met het aantreden van Ruud Lubbers als premier. De vakbond kwam door de massale werkloosheid (140 duizend werklozen in de bouw) en de ledenleegloop in zwaar weer terecht. Lubbers scheen niet onder de indruk te zijn van de massale protestbijeenkomsten die tegen zijn bezuinigingsbeleid door de FNV op touw werden gezet. Daarbij kampte de bond met de naweeĆ«n van de in 1981 formeel tot stand gekomen fusie tussen de NVV en NKV. Menig oud-NKV-er kon zich niet vinden in de politieke strijd van de FNV tegen de christendemocraten, en haakte af. De bonden hamerden op de noodzaak van arbeidstijdverkorting om de crisis het hoofd te kunnen bieden en waren bereid daarvoor loon in te leveren. Het Akkoord van Wassenaar was in 1982 de kers op de taart van het poldermodel, maar in 1985 liepen de CAO-onderhandelingen in de bouw volkomen vast. De 36-urige werkweek, een uitwerking van het Akkoord, was voor de werkgevers onbespreekbaar. Van der Linden werd actiecoƶrdinator van de bouwstaking en vierde zijn grootste triomf: het Pinksterakkoord in de nacht van 25 op 26 mei 1985. Er kwam een aanzienlijke arbeidstijdverkorting tot stand, de verlaging van het jeugdloon was van de baan, en de werkgevers accepteerden aanvullingen op de uitgeklede uitkeringen.
āNederland is ziekā
In september 1990 verzuchtte premier Lubbers voor een gehoor van studenten van de Katholieke Universiteit Nijmegen dat Nederland ziek was. Hij schetste een algemeen beeld van een ontspoorde verzorgingsstaat, waarin de calculerende burger zijn rechten koestert terwijl hij zijn plichten verzuimt. De WAO is symptomatisch voor het kwakkelende vaderland. Een onderonsje tussen de sociale partners die de wet misbruiken als afvloeiingsregeling voor de oudere werknemer. Jaap werd opgeroepen voor de parlementaire enquĆŖtecommissie die in 1992 de uitvoering van de sociale verzekeringen onder de loep moest nemen. Het werd wellicht zijn finest hour. Van der Linden verzette zich kranig tegen de zwarte piet die eenzijdig bij de sociale partners werd gelegd. Lubbers had boter op zijn hoofd. Tijdens zijn premierschap werd er wettelijk niets gedaan aan de herplaatsing van gedeeltelijk arbeidsongeschikten. In de fusie van de uitvoeringsinstanties had de politiek niet het voortouw genomen. De parlementaire enquĆŖte was geen onderzoekscommissie maar een scherprechter waarmee de politiek zijn aandeel aan de scheefgroei verdonkeremaande. Het was zijn laatste grote optreden als vakbondsman. De pers smulde ervan. Herman Bode, oud-voorzitter van de FNV die door de commissie niet was uitgenodigd, verkneukelde zich thuis voor de buis. Zo had hij ook wel willen getuigen.
Voor Jaap van der Linden hield de vakbeweging meer in dan werk en inkomen alleen. Cultuur, aldus Van der Linden, is āalles wat een mens nodig heeft om als mens te kunnen leven.ā Dat vind ik een mooie definitie van cultuur, eentje om in te lijsten. Van der Linden had zichtbaar moeite met de verzakelijking van de FNV. Hij groeide op in een tijd dat de bond er voor alle aspecten van het leven was, inclusief het realiseren van een menswaardig bestaan. Peter van der Aa heeft met Geen stuiver van de lommerd. De biografie van vakbondsman Jaap van der Linden een zeer lezenswaardige bijdrage geleverd aan de geschiedenis van de vakbeweging in de tweede helft van de twintigste eeuw.
Geen stuiver van de lommerd. De biografie van vakbondsman Jaap van der Linden
Peter van der Aa
Uitgeverij Boekscout
ISBN 9789402234480
Verschenen in april 2017