Vitus Bruinsma, geboren in Leeuwarden en oprichter van de (Friesche) Volkspartij, was een bijzonder en veelzijdig mens. Hij maakte in de laatste decennia van de 19e eeuw vooral naam met zijn pogingen om verschillende groeperingen, van socialisten tot linkse liberalen, te verenigen om algemeen kiesrecht en andere sociale hervormingen te verkrijgen. Maar zijn naam ontbreekt vrijwel geheel in de algemene geschiedenis over die woelige periode van het opkomend socialisme in Nederland.
Die ereplaats valt vooral toe aan de voormalige dominee Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die notabene dankzij de Volkspartij werd gekozen als eerst socialist in de Tweede Kamer en in Friesland bekend stond als ‘Us Verlosser’ (onze verlosser). Dat geldt ook voor de Friese advocaat Pieter Jelles Troelstra, wiens politieke loopbaan begon in de Volkspartij en die later de grote leider werd van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Beiden worden nu geëerd met verschillende standbeelden, maar Bruinsma moet het doen met een eenvoudige gedenkplaat op zijn voormalige woning in Leeuwarden. Een belangrijke reden voor Bert Koene om hem aan de vergetelheid te ontrukken.
Bruinsma, aan wie Bert Koene zijn vlot geschreven boek wijdt, was meer dan een ‘avonturier in sociale politiek’. Zoals Koene in zijn inleiding schrijft, was hij ‘een man van vele gedaantes (…) die een biografie van enige omvang en diepgang verdiende’. Hoewel de focus van de biografie ligt op de politieke activiteiten van Bruinsma, besteedt Koene ook aandacht aan de andere interessante kanten van zijn personage: zijn strijd tegen kwakzalverij, vriendschap met en niet aflatende steun aan Multatuli, zijn ideeën over hervormingen in onderwijs en landbouw en de popularisering van de moderne (exacte) wetenschap. Tot slot staat Koene ook stil bij het voor die tijd opmerkelijke privéleven van Bruinsma. Op het hoogtepunt van zijn politieke roem verliet Bruinsma zijn vrouw om openlijk te gaan samenwonen met de lerares, schrijfster, feministe en natuuronderzoekster Frederike van Uildriks, een zogenaamd vrij huwelijk (niet te verwarren met het uit de jaren zestig stammende begrip ‘vrije liefde’, zoals op de voorkaft staat).

Een eigenzinnige jongeling uit een bevoorrecht milieu
Bruinsma werd in 1850 geboren als elfde van twaalf kinderen uit een redelijk gefortuneerd katholiek gezin (zijn vader was rentenier). Na de lagere school volgde hij drie jaar gymnasium, waar hij vrijwel niets uitvoerde en zich liever stortte op natuurkundige proefjes onder de hoede van zijn oom Jozef. Deze was als apotheker en wethouder een invloedrijke figuur in de stad. Daarnaast kreeg hij privéonderwijs in Engels en wiskunde. Na de opening van de nieuwe Rijks-HBS in 1867 volgde hij als toehoorder daar alleen de lessen die hem interesseerden. Ook in zijn verdere onderwijsloopbaan genoot hij van alle privileges die zijn milieu met zich meebracht. Zo betaalde zijn vader grif voor een vervanger toen hij opgeroepen werd voor militaire dienstplicht, zodat hij rustig verder kon studeren. Bovendien werd hij zonder de geëigende vooropleiding toch toegelaten tot academische examens in de wis- en natuurkunde aan de universiteit. Zijn examens en later ook zijn proefschrift voltooide hij met hoge cijfers geheel op basis van zelfstudie. Na zijn promotie werd hij in 1875 leraar aan de middelbare school voor meisjes in Leeuwarden en later tevens op het stedelijk gymnasium, waar hij zelf gesjeesd was. Met het leraarssalaris kon hij op zichzelf gaan wonen, weg bij zijn vader voor wie hij weinig respect had. Zijn vader zat hem nog eenmaal flink dwars, toen hij in 1877 met een protestantse doktersdochter wilde trouwen. Hij vocht het veto van zijn vader bij de kantonrechter met succes aan. Het daarna gesloten huwelijk bleef kinderloos, maar in 1883 nam het echtpaar het driejarig pleegkind Evertje de Lange onder hun hoede, waarschijnlijk een buitenechtelijk kind uit de Alkmaarse elite.
Vrijdenker, strijder tegen kwakzalverij en apostel van de wetenschap
Hoewel de familie Bruinsma door en door katholiek was, brak Vitus onder invloed van Multatuli met het geloof en werd hij vrijdenker. Dat was op zich niet zo’n ongewone stap, omdat in onderwijskringen een ware Multatuli-rage heerste. Opvallend was wel dat hij bevriend raakte met de grote schrijver en artikelen schreef die de goedkeuring van zijn idool konden wegdragen. Dat bezorgde hem in kringen van vrijdenkers grote faam, zodat hij zelfs voor het bestuur en de redactie van het tijdschrift van de vrijdenkersvereniging gevraagd werd. Daar zag hij vanaf. Hij begon liever met zijn tien jaar oudere broer Gerard de Vereeniging tegen kwakzalverij, die boekjes uitgaf waarin gewaarschuwd werd tegen door kwakzalvers verkochte medicijnen. Zijn wetenschappelijke kennis maakte hij ook bruikbaar voor de Friese landbouw. Die verbreiding van kennis zette hij tot op hogere leeftijd voort. Als leraar stortte hij zich ook in de bestuurlijke wereld van verschillende onderwijsorganisaties. Daar trof hij niet alleen veel politieke en intellectuele geestverwanten, maar ook zijn latere geliefde Frederike van Uildrik. Dat verenigingsleven werd voor de solist Bruinsma tevens een leerschool in sociaal gedrag.
In de politiek
Eind jaren 80 bereikte de agrarische crisis vooral in Friesland haar dieptepunt en dat liet diepe sporen in de samenleving na. Daardoor kwam juist in die provincie een ware landverhuizing naar Amerika op gang. Het algemene proces van verarming had niet alleen zijn uitwerking op boerenknechten, veenwerkers en industriearbeiders, maar ook en zelfs in sterkere mate op kleine pachtboeren en eenvoudige middenstanders. Deze verandering van het sociaaleconomisch landschap ging ook aan meer bevoorrechte mensen als Bruinsma niet voorbij. De betweter Bruinsma werd een wereldverbeteraar.
Nauwgezet beschrijft Koene in een aantal hoofdstukken de politieke ontwikkeling van Vitus Bruinsma tegen de achtergrond van de sociale woelingen in Friesland. Oorspronkelijk ijverde hij vooral voor de verkrijging van algemeen kiesrecht, pas later kwamen daar meer sociale kwesties, zoals landnationalisatie, bij. In de jaren 80 schreef hij in verschillende bladen over de betekenis van een uitbreiding van het kiesrecht, want op dat moment was dat alleen voorbehouden aan mannen met een redelijk hoog inkomen. Hij werd voorzitter van de afdeling Leeuwarden van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht. Vervolgens bundelde hij alle Friese afdelingen en kwam hij 1889 met een plan onder de titel Overtuigen en Opwekken, waarin hij opriep tot een samengaan van alle democraten ter verkrijging van algemeen kiesrecht. Hij rekende daar ook de SDB van Domela Nieuwenhuis toe. Voor deze bundeling van krachten kwam de naam Volkspartij in zwang, hoewel er niet van een echte, zeker niet landelijke, partijorganisatie gesproken kon worden. Maar in 1891 was de samenwerking van socialisten met niet-socialisten niet naar de wens van de Hollandse leiding van de SDB en ook Domela Nieuwenhuis zag af van een hernieuwde kandidatuur van de Volkspartij bij de verkiezingen. Hij keerde zich met zijn Bond steeds verder af van het parlementarisme en zocht het isolement. Na de breuk zette Bruinsma zijn streven naar een Nederlandse Volkspartij nog voort, maar toen ook de jonge, meer Sociaal-Democratische Arbeiderspartij na 1894 de boot afhield trok Bruinsma zich, mede om gezondheidsredenen, terug uit de politiek. Hij raakte er steeds meer van overtuigd dat domheid en gebrek aan kennis, ook bij veel van zijn medestanders uit het eerste uur, het grote kwaad vormden.
Nadagen in de Achterhoek
De relatie met Frederike van Uildrik, die na hun eerste kennismaking op een vergadering van de vereniging van leraren middelbaar onderwijs uitgroeide tot een volwaardige verhouding, leidde er uiteindelijk toe dat Bruinsma wegging bij zijn vrouw. Zij gingen eerst samenwonen in Gorredijk, waar Bruinsma ook actief werd in de plaatselijke politiek (de Volkspartij bezette daar de meerderheid in de Raad en had twee wethouders). Dat ‘vrije huwelijk’ stuitte op veel kritiek, ook van vrienden en familie. Om allerlei (formele) bezwaren voor te zijn, zegden beiden hun onderwijsbaan op. Voortaan moesten zij vooral met schrijven in hun levensonderhoud voorzien. Frederike deed dat door, vaak samen met Vitus, in tientallen periodieken te publiceren over natuur- en volkenkundige onderwerpen. Na de teleurstelling over het mislukken van Bruinsma’s streven naar een brede constructieve samenwerking trokken zij samen naar Lochem, waar zij een vrij geïsoleerd leven leidden. Bruinsma overleed in 1916 in een ziekenhuis in Rotterdam en Van Uildrik drie jaar later in een sanatorium te Gorssel.
Bert Koene, die na zijn pensionering als natuurkundige een groot aantal boeken over zeer uiteenlopen historische onderwerpen schreef, levert ditmaal wederom een geslaagd boek af. Het vormt een goede aanvulling op de vele biografieën van coryfeeën uit de Nederlandse arbeidersbeweging, zoals Domela Nieuwenhuis en Troelstra. In zijn slothoofdstuk heeft hij helaas iets te veel de neiging om zijn protagonist te idealiseren ten opzichte van deze twee ‘heren’. Of hij nu echt in vergelijking met hen veel meer inschikkelijk was ten behoeve van de ‘goede zaak’ valt te betwijfelen.
Ook de typering van de politieke opstelling van Bruinsma als de ‘derde weg’ tussen de revolutionaire Domela Nieuwenhuis en de tactische Troelstra, doet wat geforceerd aan. Uiteindelijk betuigde Bruinsma, na zijn voorkeur voor de socialisten, zijn adhesie bij de oprichting in 1901 van de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB; een soort voorloper van D66). Deze adhesiebetuiging heb ik echter niet kunnen terugvinden in Koene’s boek. Wel vermeldt hij het bezoek van Carel Victor Gerritsen, een van de oprichters van de VDB, en zijn vrouw Aletta Jacobs. Dat brengt Koene tot de constatering dat ‘het beschaafde liberalisme van het echtpaar’ Bruinsma beter paste dan ‘het drammerige socialisme waarmee hij zelf in zijn laatste actieve jaren geassocieerd was geraakt’. Misschien ligt daar de verklaring voor het feit dat Bruinsma in het verleden niet een plek heeft gekregen in de canon van de vaderlandse geschiedenis, maar in deze tijd wel een interessante biografie oplevert.
Wereldverbeteraar Vitus Bruinsma, 1850-1916. Serieuze avonturier in sociale politiek, vrije liefde en veel meer
Bert Koene
Walburg Pers
ISBN paperback 9789464566352
Verschenen in november 2025
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (€ 24,99)









