Het eeuwfeest van Kees de jongen, de klassieker van Theo Thijssen uit 1923, wordt luister bijgezet met een biografie door Peter-Paul de Baar. Voor de oud-hoofdredacteur van het historisch maandblad Ons Amsterdam was dit een kolfje naar zijn hand. Thijssen was niet alleen schrijver, onderwijzer, vakbondsman en SDAP-politicus, hij was ook Amsterdammer. De Baar volgt hem op de voet door zijn leven.
Kees de jongen was niet eens Theo Thijssens favoriete boek. Het grijze kind lag hem het naast aan het hart. In deze roman laat Thijssen zijn kritiek op de schoolse opvoeding van kinderen de vrije loop. Hoofdpersoon Henricus van der Stadt is geen gewone jongen. Grijs voor zijn leeftijd beschouwt Henricus de wereld om zich heen met de levenswijsheden van een volwassene. Hij doorziet de ‘onderwijsflauwekul’, waaraan Thijssen zich altijd heeft geërgerd: huiswerk maken, strafregels schrijven en gymnastiek zonder spelelement. De schijngeleerdheid die de kinderen kregen opgelegd bij vakken als aardrijkskunde en geschiedenis vond Thijssen verspilde moeite. Hij betitelde zichzelf graag als een ‘nuchtere Hollandse schoolmeester’. Het belangrijkste was dat het kind goed leerde schrijven, lezen en rekenen. Overigens deden Thijssens eigen kinderen het niet geweldig op school.
Zelf was Thijssen, die in de familiekring Do werd genoemd, een pientere leerling. Het oudste kind in het kroostrijke gezin van een schoenmaker in de Jordaan had genoeg in zijn mars om door te kunnen leren. Toen Thijssen elf jaar was, overleed na een lang ziekbed zijn vader aan tuberculose. Het was in die tijd niet ongebruikelijk dat de kinderen het verlies van de kostwinner deels opvingen door school op te geven en te gaan werken. Zo ver kwam het niet. Met instemming van moeder Thijssen spande zijn onderwijzer zich in om Do klaar te stomen voor de kweekschool. Op zijn vijftiende schreef hij zich in als leerling aan de Rijkskweekschool in Haarlem. Het rijk betaalde de studie en vergoedde ook kost en inwoning. Aan ‘de Bak’, zoals de bijnaam van de instelling luidde, bereidde Thijssen zich voor op zijn schoolmeesterschap. Hier legde hij ook de kiem voor de vele posities die hij bekleedde als redacteur, eerst in het kwekelingenblad Baknieuws, later in het mede door hem opgerichte De Nieuwe School en in diverse organen van de Bond van Nederlandsche Onderwijzers (BNO), waarin hij ook een bestuursfunctie vervulde. En dan stond hij ook nog jarenlang voor de klas.
Stokpaardjes
Thijssen was een gedreven onderwijsman. Het zwaartepunt van de biografie komt dan ook op deze periode uit zijn leven te liggen. De Baar laat Thijssen over zijn vak veel zelf aan het woord. Hij citeert rijkelijk uit de artikelen die Thijssen over zijn vak publiceerde, uit congres- en reisverslagen – voor zijn werk was Thijssen vaak op reis – en uit notulenboeken. Dat had wel wat minder gekund, want Thijssen hamert vaak op hetzelfde aambeeld. Onophoudelijk waarschuwde hij voor het gevaar van ‘overlading’ van het schoolkind, dat werd opgezadeld met kennis die het op zijn leeftijd nog niet hoefde te bevatten. Laat het eerst maar de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen onder de knie krijgen. Een van zijn stokpaardjes was zijn afkeer van het huiswerk. Daarover kon hij geestig uit de hoek komen:
‘Er zijn twéé kerels waartegen ik altijd een gloeiende haat heb gehad. Die ik, als ze nog leefden, met genoegen eigenhandig zou ophangen, en die ik, als ze dood mochten zijn, van harte een eeuwige roostering gun. De ene is de uitvinder van de herenboord met bijbehorende knoopjes, en de ander is de uitvinder van het kinderhuiswerk. […] Of het al niet erg genoeg is, dat de school beslag legt op al je mooie jongensdagen – neemt het ook nog eens de vrije uren, die je eerlik toekomen.’
Enthousiaste verhalen
Tussen alle onderwijsbedrijvigheid door zou je bijna vergeten dat Thijssen ook een gezinsleven had. Na het vroege overlijden van zijn eerste vrouw Jo Zeegerman, hertrouwde hij met Geertje Dade. Of het een warm huwelijk was, laat De Baar in het midden. In de overlevering gold Geertje als ‘een braaf-ploeterende huisvrouw’ en een lieve moeder voor de vier kinderen. Ze vermoeide haar drukbezette echtgenoot niet met huishoudelijke beslommeringen. Thijssen was vaak uithuizig in verband met spreekbeurten en congressen. In de uren dat hij thuis was schreef hij zijn vingers blauw aan artikelen en voerde hij de redactie van zijn bladen.
Om het gerucht dat Thijssen een intieme band onderhield met zijn buurvrouw kon De Baar niet heen. Het was in 1976 verspreid door Martin Schouten in de Haagse Post. Buurvrouw Marie was getrouwd met Jan Soederhuijzen, een collega van Thijssen, met wie hij twee schoolboekjes schreef. Soederhuijzen behoorde tot het vaste clubje dat wekelijks bij Thijssen thuis een kaartje legde. De twee families gingen ook jaren achtereen met elkaar op vakantie. De Baar houdt het erop dat de twee geheime afspraakjes maakten, maar vond geen aanwijzingen dat er erotiek in het spel was.
Theo Thijssen was in de familie- en vriendenkring en als meester voor de klas innig geliefd. De Baar was er in de jaren 90 nog net op tijd bij om enkele familieleden en oud-leerlingen te interviewen. Ook kon hij putten uit de eerder vastgelegde gesprekken door Ischa Meijer en Martin Schouten. De herinneringen verlevendigen de biografie, maar eenzijdig zijn ze wel: nergens valt een onvertogen woord. Op zijn leerlingen maakte Thijssen de meeste indruk, getuige hun enthousiaste verhalen. Alleen al door zijn reusachtige voorkomen: bijna twee meter lang, op schoenen maat 48, zijn weelderige snor en ‘handen als bossen wortelen’. Ze prijzen hem vooral als voorlezer en verhalenverteller. Thijssen las graag voor uit Jongensdagen, zijn enige kinderboek.
In de gevangenis
Het kon niet uitblijven: begin jaren 30 haalde de SDAP de kundige Thijssen binnen als een van haar onderwijsspecialisten. Maar in de opeenvolgende regeringen van dat decennium kreeg hij met zijn onderwijsvoorstellen de handen niet op elkaar. Er moest over de hele linie bezuinigd worden, om te beginnen bij het onderwijs. In de visie van de minister kon het daar wel wat minder. Politiek bleek niet echt Thijssens fort. Het tij zat ook niet mee. In de crisisjaren heerste er grote werkloosheid onder onderwijzers. Pas afgestuurde kwekelingen kwamen niet aan een baan. Vanaf 1935 zetelde Thijssen als raadslid voor de SDAP in de Amsterdamse gemeenteraad. Maar ook daar kon hij geen potten breken.
Thijssen was al enige tijd met pensioen toen de oorlog uitbrak. Hij zat nog vol plannen. Onder de titel In de ochtend van het leven verschenen begin 1941 zijn jeugdherinneringen. Maar met zijn gezondheid ging het zienderogen achteruit. Het werd er niet beter op nadat kort na de Februaristaking vrijwel de gehele gemeenteraadsfractie van de SDAP werd opgepakt, inclusief Thijssen. Hij verbleef anderhalve maand in de gevangenis aan de Amstelveense weg. Sterk vermagerd pakte Thijssen naar vermogen het leven weer op. Hij probeerde weer te schrijven en maakte een opzet voor een roman over een Joods gezin in bezettingstijd. Om hem heen had hij gezien wat er met de Joden gebeurde. Verder dan zijn aantekeningen kwam hij er niet mee.
Literatuur kon hem niet meer boeien. Een half jaar voor zijn dood schreef Thijssen aan de schrijfster Agnes Maas-van der Moer dat hij nog maar nauwelijks las: ‘Gewoon lezen doe ik nog maar weinig, de literatuur hangt me de keel uit; ik heb ál te veel gelezen aan schone letteren!’ Hij zou er geen nieuw boek meer aan toevoegen.
De nagedachtenis aan Thijssen is nu voltooid. Na de opening van het aan hem gewijde museum, de publicatie van zijn vierdelig verzameld werk, het standbeeld op de Amsterdamse Lindengracht en een grafmonument voor Thijssen op De Nieuwe Ooster, is er nu de biografie, een die hem eer aandoet.
Theo Thijssen (1879–1943) – Schrijver, schoolmeester, socialist
Peter-Paul de Baar
Uitgeverij Van Oorschot
ISBN hardcover 9789028232082
Verschenen in november 2023
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 39,50)Bestel als e-book bij bol.com (€ 24,99)