Hoerenmadam en prostituee Adriana Valkenburg (Schiedam, 1894) was in de jaren twintig en dertig een van de kopstukken van ‘donker Amsterdam’. Vanwege haar extreme onbetrouwbaarheid kreeg zij in de onderwereld de bijnaam ‘Jeanne de Leugenaarster’; bij de politie stond zij te boek als het ‘gevaarlijkste wijf’ van Amsterdam. Klanten werden in haar bordelen stelselmatig beroofd.
In de Tweede Wereldoorlog werd Valkenburg V-frau (tipgeefster) van het beruchte bureau Joodsche Zaken, dat op Joodse onderduikers jaagde. Met de Duitse chef van Joodsche Zaken, Otto Kempin, kreeg zij zelfs een verhouding. Valkenburg heeft tientallen ondergedoken Joden verraden, die vervolgens zijn vermoord in vernietigingskampen. In de officiële geschiedschrijving komt zij echter niet voor.
Na de oorlog kwam Valkenburg in één cel te zitten met Ans van Dijk en Betje Wery: de drie grootste landverraadsters bijeen op een paar vierkante meter. Valkenburg werd ter dood veroordeeld, maar kreeg uiteindelijk gratie. In 1960 kwam zij weer vrij, waarbij de beroemde majoor Alida Bosshardt van het Leger des Heils werd belast met haar reclassering.