Schuilt achter een interessant oeuvre ook altijd een interessante persoon? In het geval van Gerrit Kouwenaar niet echt, luidt mijn conclusie na het lezen van Men moet, de uitstekend geschreven biografie van Arjen Fortuin. Wel ging ik met deze biografie in de hand Kouwenaars gedichten anders – in mijn geval: meer – waarderen.
Net op het moment dat Gerrit Kouwenaar (1923-2014) zijn entree in de literaire wereld dacht te maken, stuitte de oorlog zijn opmars. Hij publiceerde tijdens de bezetting in clandestiene blaadjes en werd opgepakt. Tijdens zijn gevangenschap kreeg hij het zwaar te verduren.
Vijftigers
Na de oorlog maakt hij deel uit van de Vijftigers. Hoewel ze allemaal links waren, liet Kouwenaar de ambitie om socialistische kunst te maken snel los uit vrees in de valkuil van socialistisch realisme te trappen. De Vijftigers gaven af op de traditionele, vooroorlogse poëzie maar wat het nieuwe aan hun poëzie was, en wat hen als groep precies verbond, bleef ongedefinieerd. ‘Achteraf valt moeilijk te onderscheiden wat een oprecht gevoel van saamhorigheid was, en wat zelfbegrepen eigenbelang,’ analyseert zijn biograaf. Individueel dreigden ze te worden genegeerd, als groep waren ze ‘niet te vermijden’, waarbij Kouwenaar en de anderen zich vooral optrokken aan de mediagenieke dichter en schilder Lucebert. Dat Kouwenaar lang na het uiteenvallen van de vijftigers nog met die groep geassocieerd werd, zat hem zichtbaar dwars. Hij wilde op zijn eigen kwaliteiten beoordeeld worden.
Sappelen
Kouwenaar voldeed volledig aan het stereotype beeld van de arme dichter die leefde voor de poëzie – waarom wordt overigens nooit helemaal duidelijk – maar die niet van de poëzie kon leven. Zijn romans verkochten beter, maar daarin mist hij de mogelijkheden voor vernieuwing dus na een paar boeken hield hij dat genre voor gezien.
Noodgedwongen ging hij aan de slag als sinterklaasdichter bij de Bijenkorf, als reclameschrijver en als vertaler, maar het bleef sappelen. Steeds opnieuw lezen we over zijn strijd met uitgevers over de hoogte van royalty’s, wel of niet een herdruk en andere financiële kwesties. Pas toen hij de vrouw leerde kennen met wie hij oud zou worden – en die zelf een goedbetaalde baan had – behoorden zijn geldzorgen tot het verleden.
Men
Hoewel Kouwenaar van meet af aan pleitte voor het gebruik van gewone taal, en zijn gedichten vooral zijn opgebouwd uit gewone woorden, is zijn poëzie niet gemakkelijk te doorgronden. Het kwam hem op de kritiek te staan dat zijn gedichten hermetisch waren en vooral naar zichzelf verwezen. Criticus Kees Fens beschreef dit eens als volgt:
‘Er wordt iets geponeerd en dat wordt de rest van het gedicht uitgepraat en onderzocht tot op het bot met een maximum aan wantrouwen tot er tenslotte onder voorbehoud één ding overblijft: het gedicht.’
Door Kouwenaars toenemende gebruik van het woordje ‘men’ (dat zijn handelsmerk werd) leken zijn gedichten alleen maar onpersoonlijker te worden.
Fortuin weet in zijn biografie dit beeld te nuanceren. In de eerste plaats door te laten zien dat recensenten de neiging hadden om elkaar na te praten. Hierdoor bevond Kouwenaar zich volgens hem lang in een verstikkende omhelzing met zijn critici. Ze zagen volgens Fortuin het plezier en gevoel in zijn gedichten niet en Kouwenaar bevestigde dit beeld door zich ‘jarenlang van zijn ernstigste kant te laten zien’.
In de tweede plaats nuanceert Fortuin het beeld door aan te tonen (met behulp van zijn kennis van de levensloop van Kouwenaar) dat veel gedichten, ook uit zijn vroege werk, wel degelijk ook een persoonlijk verhaal vertellen. ‘Mijn gedichten barsten van de emoties, alleen moet je ze afkoelen om ze op papier te krijgen,’ zei de dichter er zelf ooit over.
Met deze biografie in de hand en de voorbeelden die Fortuin geeft, ga je Kouwenaars gedichten anders – in mijn geval: meer – waarderen en dat is winst.
Nukkig
Kouwenaars persoonlijk leven kende weinig hoge toppen en diepe dalen. Natuurlijk: er was de gevangenschap tijdens de oorlog die sporen naliet. Ook al had Kouwenaar zelf de neiging dit te bagatelliseren. Dit merkte ook interviewer Ischa Meijer die – in de woorden van Fortuin – zijn best deed het ‘ik’ onder het ‘men’ van Kouwenaar uit te trekken. Ook waren er liefdesperikelen, vooral in de jaren waarin iedereen het met iedereen deed in het literaire wereldje. En er waren stuklopende vriendschappen.
Maar wat we in deze biografie vooral zien is een vaak wat nukkige dichter in wiens leven veel moest wijken voor de poëzie, dan wel voor zijn ego. Aardse zaken als het huishouden en de opvoeding van hun zoon liet hij graag over aan zijn echtgenote. De verslaving van zijn zoon aan drugs (door Kouwenaar eufemistisch ‘middelen’ genoemd) en alle problemen die dat met zich meebracht, drong nauwelijks tot zijn poëzie door.
Veel van het goede
Voor zo’n toch tikkeltje saaie persoonlijkheid is een biografie van ruim 500 bladzijden wat veel van het goede. Het lijkt erop dat zijn biograaf moeite heeft gehad om te schiften in de overweldigende hoeveelheid beschikbaar materiaal. Na de beschrijving van wéér een literair evenement waar Kouwenaar aan deelnam, of de ontvangst van zijn zoveelste bundel, weten we het wel. Ook in de Vijftigers gaan aardig wat bladzijden zitten, niet alleen aan het begin van het boek, maar ook aan het eind als ze één voor één het loodje leggen.
Aan het einde van het boek blijken al die beschrijvingen van ontmoetingen met familieleden, vrienden en vakgenoten overigens een bewuste keuze van de biograaf te zijn geweest. Want in Fortuins optiek bepaalt niet iemands karakter in de eerste plaats zijn leven, maar ontmoetingen met anderen, ‘ook bij een dichter die de indruk wekt het essentiële deel van zijn bestaan in zijn werkkamer door te brengen, alleen met de taal (en een glas wijn en een asbak).’
Men moet. Biografie van Gerrit Kouwenaar
Arjan Fortuin
Querido
ISBN hardcover 9789021482767
ISBN e-book 9789021482958
Verschenen in augustus 2023
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 39,99)Bestel als e-book bij bol.com (€ 19,99)