Jan Veth: de schilder van half Nederland

Wie de schilderijen van Jan Veth (1864-1925) bestudeert, ontdekt hoezeer ons beeld van de culturele hoofdrolspelers uit het fin de siècle is gevormd door deze portretschilder. Vrijwel alle kunstenaars, politici en ondernemers rond 1900 poseerden voor Jan Veth. In de recente, voorbeeldig uitgeven, heruitgave van zijn biografie door Johan Huizinga is een groot aantal portretten afgebeeld.

Op de flaptekst wordt Leven en werk van Jan Veth een ‘vergeten klassieker’ genoemd. De heruitgave verscheen onder meer ter gelegenheid van de expositie Het oog van Jan Veth, vanaf 18 februari in het Dordrechts Museum. Het gebeurt maar zelden dat een vooroorlogse biografie een herdruk krijgt, maar nu was er een tweede aanleiding voor. Het is deze maand namelijk 150 jaar geleden dat Johan Huizinga werd geboren. Hij zou uitgroeien tot de beroemdste historicus van ons land, met een internationale bekendheid die maar weinig Nederlandse intellectuelen gegeven is.

Leven en werk van Jan Veth

Huizinga’s biograaf Anton van der Lem verzorgde eerder een prachtige, geïllustreerde heruitgave zijn beroemdste boek Herfsttij der Middeleeuwen en heeft nu Leven en werk van Jan Veth onder handen genomen. Van der Lem werkte bij de Universiteitsbibliotheek Leiden jarenlang met het persoonlijke archief van Johan Huizinga en kon vrijwel alle citaten terugvinden. Dat levert een verhelderend en soms geestig notenapparaat op. Ook spoorde hij bijna al Veths werken op, zodat er, in plaats van acht zwart-wit illustraties, nu 117 kleurige afbeeldingen in het boek staan. Daarnaast schreef Van der Lem een ‘wegwijzer’ over de vriendschap tussen Huizinga en Veth, die je het beste vooraf kunt lezen. Omdat Huizinga al binnen drie jaar na Veths overlijden zijn biografie publiceerde, was het indertijd niet nodig allerlei personen en gebeurtenissen toe te lichten. Bovendien vult Van der Lem Huizinga’s verhaal aan. Veths vrouw Anna Dirks wordt bijvoorbeeld nauwelijks genoemd.  

Succesvol portretschilder

Terug naar de biografie zelf: die is, ondanks Huizinga’s nu archaïsch aandoende stijl, nog steeds leesbaar. Huizinga maakt namelijk gebruik van sprekende anekdotes zoals: ‘Als burgerscholier verdrongen zijn klasgenoten zich om hem, om het laatste leraarsportret in zijn notitieboekje te zien.’ De in Dordrecht geboren Veth gaf al jong blijk van veel tekentalent. Op 16-jarige leeftijd maakte hij al een tekening van Jan Toorop. Hij kreeg les aan de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam. Het publiek moest wennen aan de uiterst precieze weergave van het model, die Veths kunstenaarskenmerk werd, maar al snel kon hij zijn brood verdienen met zijn vak. In Bussum liet hij een huis voor zijn gezin bouwen, met een atelier, maar hij werkte vaak op locatie. Veel leden van de Beweging van Tachtig stonden model voor hem, zoals Lodewijk van Deyssel. Ook schilderde hij het uitdagende portret van Albert Verwey uit 1885, dat de omslag van diens biografie siert.

Albert Verwey biografie
Albert Verwey door Jan Veth

Portretten of landschappen?

In 1893 maakt Veth een crisis door: moest hij zich alleen op de realistische portretten blijven richten? Of landschappen gaan schilderen? Hij stelde zeer hoge eisen aan zichzelf en vond dat hij voor een goed portret wel 80 (!) zittingen nodig had. Toch bleef hij zijn specialisme trouw, mede om de gestage bron van inkomsten, al kwam de twijfel zijn leven lang terug. Hij genoot van de gesprekken met zijn modellen, vooral als ze interessante verhalen te vertellen hadden, zoals generaal Van der Heyden over de Atjeh-oorlog. Volgens Huizinga had de vriendelijke Veth veel mensenkennis en eindeloos geduld met zijn modellen (en hun huisgenoten): ‘Soms moet het haast als dressuur van dieren zijn geweest.’ Droog schrijft Huizinga over de periode rond 1910: ‘Hij had nu half Nederland geschilderd.’ Daar kwamen welgestelde ondernemers in de Verenigde Staten en Duitsland nog bij. Omdat Veth veel Duitse industriëlen portretteerde, is het mooi dat er onlangs een Duitse vertaling van Huizinga’s biografie verscheen.

De ‘besognes’ van Jan Veth

Jan Veth was niet alleen een veelgevraagd portretschilder. Hij was ook een van de meest gerespecteerde kunstcritici van zijn tijd. In de kring van De Nieuwe Gids vertegenwoordigde hij met Maurits van der Valk de beeldende kunstenaars. Veth schreef aanvankelijk ook poëzie. Hij droeg later bij aan De Kroniek, De Gids en Onze Kunst, zowel met artikelen als met litho’s. Zijn kunstkritische teksten waren zeer uitvoerig en soms wat wijdlopig, vond Huizinga, die vervolgens ook uitvoerig ingaat op Veths kunsttheorie en haar bronnen. Veth zag als een van de eersten in Nederland het talent van Vincent van Gogh en bejubelde het werk van Breitner en Jan Toorop. Hij had een grote faam als Rembrandt-kenner en schreef een boek over Dürer. Als pionier op het gebied van de monumentenzorg nam hij het initiatief tot de oprichting van het Rembrandthuis in Amsterdam, al lukte het niet om de Nieuwezijdsvoorburgwal voor demping te behoeden. Veths uitvoerige artikelen over kunst en monumenten leidden tot een erepromotie. Als buitengewoon hoogleraar gaf hij les aan de Academie van Beeldende kunsten, maar een ‘gewoon’ hoogleraarschap sloeg hij af, omdat de lesvoorbereiding te tijdrovend zou zijn. ‘Hier nam hij een te zware last op de schouders’, schrijft Huizinga begripvol, want: ‘zijn geest van pijnlijke precisie eiste overal het formeel geacheveerde’. Hij bekleedde naast het schilderen en doceren wel twaalf officiële functies in de kunst- en monumentenwereld, van de Centrale Schoonheidscommissie voor het Gooi tot het Breitnerfonds, waarvoor hij plichtsgetrouw in de weer was. ‘En hij nam niets als een fraaiigheid op, waarmee men niets doet.’ Huizinga beschrijft Veth als een ‘verzoener’ in zulke besturen. Begin jaren twintig werd Veth onrustiger en maakte onder andere een reis naar Nederlands-Indië, waar hij de Boroboedoer tekende. In 1924 verhuisde hij van Bussum naar Amsterdam, maar hij heeft niet lang mogen genieten van zijn huis aan de Keizersgracht. Op 61-jarige leeftijd overleed hij na een operatie.

Veth als Tachtiger

De heruitgave, in modern gespeld Nederlands, is niet alleen een fraai eerbetoon aan Veth en aan diens biograaf. Het is ook een typisch levensverhaal van een kunstenaar die als vernieuwende jongeman ‘op de barricaden’ stond en later onderdeel van het establishment werd. Huizinga schrijft hierover met zijn trefzekere en milde pen:

Het is in geestelijke dingen, als men een vrije lucht ademt, veel gemakkelijker in de oppositie te zijn dan aan de kant van het erkend gezag. Zodra een oppositie gelijk krijgt, en ook niet langer van tegenstreven de schijn aanneemt, is het uit met haar succes bij de kijkgragen. De oppositie, waartoe Veth eenmaal had behoord, had vroegtijdig gelijk gekregen. Veel van de denkbeelden over kunst en kunstbescherming, waarvoor hij van jongs af geijverd had, waren gemeengoed geworden. Hij was nu geroepen, om krachtig mee te werken aan de praktijk van die inzichten […].

Veth bleef zijn oude vrienden van ‘Tachtig’ trouw. Hij schreef in 1919 nog sonnetten voor De Nieuwe Gids en gaf zich veel moeite voor de huldiging van dichter Willem Kloos. Rond 1903 had hij plannen om zijn huis te maken tot ‘een vast middelpunt van vriendschappelijk verkeer onder kunstenaars en letterkundigen’, zoals Van Deyssel, Van Looy, Diepenbrock etc. De biografie is dan ook interessant als een portret van deze bloeiperiode van de kunstenaarsvriendschappen. Huizinga schrijft uitvoerig over Veths betrekkingen met socialist P.L. Tak, met kunstenaar Anton Derkinderen en – wat versluierd – met hemzelf. Juist de persoonlijke band tussen de biograaf en zijn vriend maakt deze biografie tot een warm boek, zonder dat het een hagiografie geworden is. Zich, wat mij betreft onnodig, rechtvaardigend voor zijn biografie schreef Huizinga:

‘En het spreekt van zelf, ik weet wel, dat ik getemperd en verzwegen heb; ik meen dat elke biograaf er het recht toe heeft, en dat hij nooit het emplooi heeft van een neuzend psycholoog; zeker heeft het de biograaf die voor een vriend een eereteken wil zetten.’

Leven en werk van Jan Veth
Johan Huizinga
Querido
ISBN 9789021470016
Verschenen in november 2022

Bestelinformatie


Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse werkt als freelance redacteur, journalist en biografisch onderzoeker. Zij publiceerde over Louis Couperus, Carry van Bruggen en Clare Lennart. In juni 2017 promoveerde zij op het proefschrift Voor ’t gewone leven ongeschikt. Een biografie van Clare Lennart. Haar tekstbureau heet Leven in Woorden

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in