‘Als Karl Marx in de Sovjet-Unie van Stalin had geleefd en zo geschreven had als hij dit in zijn tijd deed, zou hij onvermijdelijk vanwege een rechtse of linkse afwijking van de leer ter dood veroordeeld zijn.’ Die stellige conclusie trekt Herfried Münkler in de epiloog van zijn boek Marx, Wagner, Nietzsche, Het tijdperk van de revoluties. Je kunt je moeilijk aan de indruk onttrekken dat Münkler die epiloog eigenlijk niet had willen schrijven. Hij stelt zich namelijk als doel om aan de hand van drie negentiende-eeuwse Duitse giganten, Karl Marx, Richard Wagner en Friedrich Nietzsche, de negentiende eeuw te beschrijven zonder de drie hoofdpersonen te belasten met hun twintigste-eeuwse erfenis waar ze immers geen weet van konden hebben. Waarschijnlijk is Münkler tijdens het schrijven tot de conclusie gekomen dat het onmogelijk is om geen aandacht te besteden aan de doorwerking van hun ideeën in de twintigste eeuw, gezien de grote gevolgen, vooral van de ideeën van Marx. Uiteindelijk zal Münkler besloten hebben om aan de nawerking aandacht te besteden in de vorm van een beknopt naspel, zoals hij het slothoofdstuk zelf noemt. Op dat naspel kom ik aan het einde van deze recensie terug. Eerst ga ik in op de persoon Herfried Münkler en de inhoud van het boek.
Duitslands bekendste historicus
Herfried Münkler is de bekendste Duitse hedendaagse historicus en een belangrijke publieke intellectueel. Hij was tot voor kort hoogleraar aan de Humboldt Universiteit in Berlijn en treedt vaak op in de Duitse media. Op YouTube zijn talrijke lezingen van hem te vinden waarin hij glashelder de Dertigjarige Oorlog of de historische achtergronden van de Russische invasie in Oekraïne uitlegt. Hij was geen officiële adviseur van Angela Merkel, maar uit haar biografie blijkt dat zij hem wel eens uitnodigde om met de benen op tafel de ontwikkelingen in de wereld van een historische duiding te voorzien. Naast zijn werk aan de universiteit hield Münkler zich na de ineenstorting van het communisme bezig met het samenvoegen van de “DDR-Marx” en de “westerse” Marx in een nieuwe Marx-Engels-Gesamtausgabe, een nog steeds niet voltooid project dat niet voor niets onder de naam MEGA bekend staat. Ook over Wagner heeft hij al eerder artikelen geschreven. Met Nietzsche is dat niet het geval, daar heeft hij zich na zijn emeritaat en tijdens de coronaperiode in verdiept. Volgens Münkler was het betrekken van Nietzsche in het verhaal de schakel die het schrijven van een samenhangend boek over de negentiende eeuw mogelijk maakte.
Minibiografieën
Münkler neemt de lezer dus mee in de negentiende eeuw, vooral de periode tussen 1848 en 1876 aan de hand van Marx, Wagner en Nietzsche. Hij bouwt zijn boek op in de vorm van wat hij knooppunten noemt, thematische hoofdstukken over onder andere de burgerlijke revoluties, de eenwording van Duitsland, de opkomst van sociale bewegingen, de kritiek op de religie en het antisemitisme. Voorafgaand aan de thematische hoofdstukken schrijft Münkler minibiografieën van de drie hoofdpersonen. Dat levert geen spannend verhaal op en ook geen nieuwe inzichten. Over alle drie zijn al boekenkasten vol geschreven. Interactie tussen de drie is er ook nauwelijks. Wagner (geboren in 1813) en Marx (geboren in 1818) zijn generatiegenoten, Nietzsche (geboren in 1844) behoort tot een volgende generatie. Alleen Nietzsche en Wagner kenden elkaar persoonlijk. Zij waren acht jaar bevriend totdat Nietzsche er een einde aan maakte en de vriendschap overging in een bittere vijandschap. Er zijn overeenkomsten in de levensloop van de drie, maar die spreken niet direct tot de verbeelding. Alle drie hadden ze een kwetsbare gezondheid en voortdurend geldzorgen. Alle drie leefden ze het grootste deel van hun volwassen leven buiten Duitsland. Wagner en Marx om het vege lijf te redden na de revoluties die in 1848 in heel Europa woedden. Wagner stond toen in Dresden op de barricaden, Marx steunde de revoluties in Keulen als hoofdredacteur van een krant. Voor beiden was 1848 een bepalend jaar in hun leven. Nietzsche speelt hier nog geen rol, hij was pas vier jaar.
Na de inleidende beschietingen komende de thematische hoofdstukken aan de orde. De vraag is of de beschrijving van de politieke, sociale en culturele ontwikkelingen in de negentiende eeuw in de vorm van een confrontatie van de ideeën van drie belangrijke personen uit die eeuw werkt. Mijn conclusie is: vaak wel, soms niet. Het werkt vooral als de drie in de verschillende knooppunten een gelijkwaardige inbreng hebben. Vooral als ze tegengestelde posities innemen scherpt dat het inzicht. Het werkt veel minder in de hoofdstukken waarin het verband tussen de hoofdpersonen gezocht, kunstmatig of onevenwichtig is. Om dat te illustreren geef ik enkele voorbeelden.
De combinatie werkt uitstekend in het hoofdstuk over de Duitse eenwording. Bismarck slaagde erin zuidelijke staten als Beieren en Saksen over te halen om met Pruisen tegen het Frankrijk van Napoleon III op te trekken. De Duitse overwinning in 1871 leidde tot de vorming van de Duitse eenheidsstaat. Wagner steunde de oorlog hartstochtelijk, hij streefde zijn hele leven al naar eenheid in het Duitse taalgebied. Nietzsche nam korte tijd zelfs deel aan de oorlog maar raakte na de Duitse overwinning al snel teleurgesteld omdat hij vond dat de oorlog leidde tot een Duitse machtspolitiek die hij een bedreiging vond voor de Duitse cultuur. Marx worstelde met de oorlog. Hij moest tot zijn spijt constateren dat hij zijn ideeën over de revolutie moest aanpassen omdat het nationalisme sterker bleek te zijn dan de klassenstrijd.
Religiekritiek
Ook in het hoofdstuk over de Europese Joden werkt de koppeling. Münkler schetst een breed beeld van de verschillende vormen van antisemitisme in de negentiende eeuw, wat loopt van het streven naar raszuiverheid en het weren van volksvreemde elementen tot het beschuldigen van de Joden als aanjagers en profiteurs van het kapitalisme. In dit hoofdstuk wordt duidelijk dat Marx het Jodendom en religie in het algemeen niet relevant vond voor zijn maatschappelijke analyses, maar dat bij een deel van socialistische beweging wel degelijk sprake was van antisemitisme. Wagner was een antisemiet, maar dat uit zich vooral in zijn geschriften en is moeilijk aantoonbaar in zijn muziekstukken. Nietzsche is ten onrechte tijdelijk in de antisemitische hoek terecht gekomen.
In het hoofdstuk over religiekritiek komt de meerwaarde van de koppeling van de drie hoofdpersonen veel minder uit de verf. Dat is jammer want in potentie is het een aansprekend thema. Nietzsche en Marx bouwen voort op de opvatting van Feuerbach dat de mens de religie maakt en niet de religie de mens. Nietzsche stelt dat de mens God heeft dood verklaard en daardoor op zichzelf is aangewezen, waarmee hij een basis legt voor het latere existentialisme. Voor Marx was religie het resultaat van een vals bewustzijn dat de revolutie hindert. Religie noemde hij opium van het volk, maar de tragiek van Marx was dat hij de conserverende kracht van de religie systematisch heeft onderschat. De dissonant in dit hoofdstuk is de manier waarop Wagner wordt behandeld. Münkler besteedt dertig pagina’s aan de verhouding tussen de goden in Wagners Ring des Nibelungen en Parsifal en hun verhouding tot de christelijke verlossingsleer. Dat zijn passages die mogelijk zelfs voor Wagner-adepten te veel van het goede zijn en die andere lezers, ook als ze van de muziek van Wagner houden, aanzetten tot zo snel mogelijk doorbladeren.
Erfenis
In de epiloog gaat Münkler in op de erfenis van de drie hoofdpersonen. Vrienden, verwanten, aanhangers en epigonen hebben een grote invloed gehad bij de verspreiding van het werk van alle drie. Friedrich Engels systematiseerde en populariseerde het werk van Karl Marx. Hij deed dat zakelijk en zonder de kern van de ideeën van Marx aan te tasten. Met het werk van Wagner en Nietzsche is veel minder zorgvuldig omgegaan. Cosima, Wagners weduwe en zijn schoondochter Winnifred trokken Wagner in de nationaal-socialistische hoek, iets waartoe Wagner met zijn felle antisemische geschriften ook alle aanleiding toe had gegeven. Nietzsche is door de vervalsingen die zijn zus Elisabeth Förster – Nietzsche in zijn werk heeft aangebracht volledig ten onrechte in het verkeerde kamp terecht gekomen. Hij was geen antisemiet, integendeel, het antisemitisme van Wagner was voor Nietzsche mede aanleiding om na een vriendschap van acht jaar definitief met hem te breken.
Münkler laat zien dat alle drie de hoofdpersonen op een bepaald moment een herwaardering hebben gekregen. Onder het communisme werd Marx gebruikt als legitimatie voor het handelen van totalitaire regimes die zich op zijn leer baseerden. Na de val van de muur en de ineenstorting van het communisme is Marx opnieuw in de belangstelling gekomen als criticus van het kapitalisme wiens analyses ons ook in de huidige tijd nog iets te zeggen hebben. Wagner is door moderne bewerkers ontdaan van een heleboel bombast. Zijn geschriften verdwijnen naar de achtergrond. Hij wordt gewaardeerd om zijn muzikale vernieuwing. Het gedachtengoed van Nietzsche is door Franse en Italiaanse filosofen ontdaan van de verderfelijke invloed van zijn zuster. Van de drie lijkt hij degene die de meest verfrissende kijk heeft op vraagstukken die ons ook in de eenentwintigste eeuw nog voortdurend bezig houden.
Marx, Wagner, Nietzsche is geen gemakkelijk boek. Een behoorlijke kennis van de Duitse geschiedenis, het raadplegen van Wikipedia, het teruglezen van bepaalde passages, het is allemaal nodig om het boek te doorgronden en dan nog, het is geen boek voor op het nachtkastje. Maar ik zie zó voor me dat het wordt gebruikt in universitaire studies geschiedenis of Duitslandkunde of dat het wordt omgezet in een lezingencyclus of een seminar van het Goethe Instituut of het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap. Tot slot een compliment voor de uitgever. Ik heb zelden een historisch werk gezien waarin tekst en illustraties elkaar zo krachtig ondersteunen.
Marx, Wagner Nietzsche. Het tijdperk van de revoluties
Herfried Münkler
Boom
ISBN 9789024446179
Verschenen in oktober 2022
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 39,90)