Een veelbewogen leven, het leven van Thomas Mann. De grote lijnen kennen we allemaal wel. Geboren en opgegroeid in Lübeck als zoon van de invloedrijke koopman Thomas Johann Heinrich Mann – de senator – en een half-Braziliaanse moeder, Julia Da Siva-Bruhns. Maakt de middelbare school niet af, want wil liever schrijver worden, net als zijn oudere broer Heinrich. Na wat inleidende vingeroefeningen in de vorm van korte verhalen publiceert hij in 1901, hij is dan vijfentwintig, zijn eerste grote roman, het ruim zevenhonderd pagina’s tellende Buddenbrooks, waarvoor hij in 1929 de Nobelprijs zal krijgen. Tout Lübeck was not amused om zich door die deugniet geportretteerd te zien – en niet op zijn best, to say the least.
Het gezin Mann is inmiddels, na de dood van de senator, verhuisd naar het – in vergelijking met het provinciale Lübeck – haast kosmopolitische München. Daar stort Thomas zich op zijn tweede grote werk, De Toverberg, dat in 1924 zou verschijnen. Duizend pagina’s, waarvan hij zelf dacht: dat gaat geen mens lezen. Het wordt een daverend succes.
Nadat de nazi’s in 1933 aan de macht waren gekomen, neemt Mann met zijn gezin – hij was in 1905 getrouwd met Katia Pringsheim, het echtpaar kreeg zes kinderen – op aandringen van de twee oudsten, Erika en Klaus, de wijk naar Zwitserland. Maar ook daar voelen de Manns zich niet veilig. Ze laten Europa achter zich en steken over naar de Verenigde Staten. Tussen 1938 en 1941 bivakkeren Thomas en Katia in Princeton, daarna verruilen ze de Oostkust voor het Californië van Pacific Palisades, vlakbij Los Angeles. Daar zal Thomas zijn derde grote meesterwerk schrijven: Doktor Faustus. Pas in 1952, drie jaar voor Thomas’ dood, keren Katia en hij definitief terug naar Europa. Ze kiezen weer domicilie in Zwitserland. In zijn gehate en geliefde Duitsland wilde Thomas niet meer wonen.
De schaduw van de tovenaar
Dat is op zich al een bewogen leven. Maar het is alleen maar de buitenkant. Een klein kijkje in de binnenwereld van de Mann-dynastie levert – in telegramstijl – het volgende op: jarenlange ruzie met zijn broer Heinrich, zus Carla die zich in 1910 van het leven berooft en zus Julia – Lula zoals ze door Thomas en Heinrich wordt genoemd – die dat zeventien jaar later ook doet. Zoon Klaus die niet kon voldoen aan de hooggespannen verwachtingen van zijn vader en het in 1949 ook voor gezien houdt. Thomas neemt niet eens de moeite zijn begrafenis bij te wonen!
Een moeilijke verhouding ook met zijn vijf andere kinderen, want wie kon nou wél loskomen van de schaduw van De Tovenaar zoals Thomas Mann door zijn kinderen – soms liefkozend, maar meestal toch venijnig – werd genoemd. Zeg nou zelf: het is nooit leuk om Jordi Cruyff te zijn.
En dan natuurlijk Thomas’ weggestopte voorliefde voor mooie jongelingen, duidelijk beschreven in zijn geheime dagboeken en gesublimeerd in De dood in Venetië. Voer voor diep gravende biografieën kortom, en die zijn er dan ook in alle soorten en maten, de enorme pil Thomas Mann – Eine Biographie van Klaus Harpprecht (ruim 2200 pagina’s!) voorop. Voer voor speculatieve psychoanalytische studies ook, zoals Marianne Krülls Im Netz der Zauberer uit 1991, voer voor romans zelfs zoals onlangs nog het fraaie De Tovenaar van de Ierse schrijver Colm Tóibín.
Van romanschrijver tot politiek geweten
Niets van dat alles vinden we bij Stanley Corngold. Als emeritus hoogleraar van Princeton University concentreert hij zich in The Mind in Exile op de drie jaar dat Thomas Mann aan die universiteit verbonden is geweest. En laten dat nou net ongeveer de meest saaie jaren uit het leven van Thomas Mann zijn geweest, althans als het gaat om ruzies, familievetes en zielenroerselen. Een ongelukkige keus dus van Corngold en een overbodig boek? Toch ook weer niet. Want in die drie jaar in Princeton ontwikkelde Thomas Mann zich van gevierd romanschrijver tot politiek geweten van een hele natie. Maar dat ging niet zonder slag of stoot, zoals Corngold laat zien door al Manns lezingen en andere publieke uitingen uit zijn Princeton-tijd tegen het licht te houden.
Wat was Manns boodschap daar in die begintijd in de Verenigde Staten? Hoe wilde hij dat men tegen hem aankeek? En ook: wat verwachtte zijn omgeving van hem, een omgeving die voor het grootste deel bestond uit intellectuelen die net als hij Duitsland waren ontvlucht? Niet de minsten: Albert Einstein, Bertolt Brecht, Herman Broch. In die omgeving wilde hij zich profileren als de stem van het andere Duitsland, het goede Duitsland. Wo ich bin, ist Deutschland, zei hij toen hij in 1938 voet op Amerikaanse bodem zette. Of eigenlijk, tegen een reporter van The New York Times: Where I am, is Germany. Maar hij had het natuurlijk het liefst in het Duits gezegd.
Thomas Mann zou Thomas Mann niet zijn als hij zijn visie niet op een geheel eigen, hoog-intellectuele, dialectische, ja je bent haast geneigd te zeggen: Duitse manier zou neerzetten. Natuurlijk: in talloze lezingen nam hij ondubbelzinnig afstand van Hitler en het nationaal-socialisme. Democratie, humanisme, de waarden van de Verenigde Staten – zijn nieuwe vaderland: hij liet zich al heel snel naturaliseren – dat waren de waarden waarmee hij zich vereenzelvigde. Maar toch. Dieser Man ist mein Bruder! Hij noemt hem niet bij naam, maar Thomas Mann laat in zijn allereerste openbare lezing al duidelijk zien dat die man en hij allebei producten zijn van dezelfde Duitse cultuur. Het goede Duitsland heeft altijd ook een duistere kant. Doktor Faustus is nooit ver weg.
Een jeugdzonde?
Het is die intellectuele eerlijkheid die zich in die begintijd in Princeton regelmatig als een boemerang tegen hem keert. Want, zo heten de tegengeluiden, die man die nu zo ondubbelzinnig positie kiest vóór de democratie, was dat niet dezelfde man die in 1918 de Betrachtungen eines Unpolitischen had gepubliceerd, een uit de hand gelopen essay van bijna zeshonderd pagina’s waarin Mann langs allerlei wegen en omwegen probeert aan te tonen dat de Duitse cultuur superieur is aan de beschaving, de civilisatie, van de Romaanse volkeren waarmee het Duitse volk op dat moment een strijd op leven en dood voert. Zivilisationsliterat, het is haast een scheldwoord in de Betrachtungen, en het is vooral gericht op broer Heinrich die in de eerste wereldoorlog al snel partij voor de Fransen had gekozen. En die man profileert zich nu als dé voorvechter van het democratisch humanisme? Een jeugdzonde zegt u? In 1918 was onze Nobelprijswinnaar de veertig al ruim gepasseerd! En – aldus zijn tegenstanders in de Verenigde Staten – laten we ook nog eens wat beter kijken naar dat andere boek van hem, die Toverberg. Herinneren we ons niet de oeverloze discussies tussen de duistere jezuïet Naphta en de opgewekte vooruitgangsoptimist Settembrini? Raad eens naar wie – mondjesmaat, maar toch – de voorkeur van de hoofdpersoon Hans Castorp uitgaat? Juist! En wie is Hans Castorp eigenlijk? Juist!
Het zijn deze geluiden die in Manns Princeton-tijd met de regelmatig van de klok de kop opsteken. En er is Corngold alles aan gelegen om ze als onheuse verdachtmakingen te ontzenuwen. Door close-reading van de Princeton-teksten, uitvoerig citeren én minutieuze vergelijking van die teksten met Manns publieke stellingnames uit de jaren twintig en dertig, de jaren na de Betrachtungen dus, slaagt hij daar uitstekend in. In Corngolds visie is Manns keuze voor het democratisch humanisme weliswaar moeizaam en met veel intellectuele maagzweren tot stand gekomen, maar ze is wel authentiek. Dat betoog vormt de kern van The Mind in Exile. Het boek is in die zin eigenlijk eerder een bundel essays dan een biografie of zelfs maar een slice-of-life biography, zoals een biografie wordt genoemd die een deel van iemands leven bestrijkt. Wel bijzonder trouwens om dat allemaal in het Engels te lezen. Thomas Mann in het Engels, toch een wat ongemakkelijke ervaring.
Lotte in Weimar
Was het dan alleen maar politiek wat Thomas Mann in Princeton bedreef? Nee, de literatuur eist toch ook zijn plek op, ondanks de vele verplichtingen die Mann nolens volens op zich nam. Twee, drie dingen wist hij nog te produceren in die hectische tijd. Ten eerste Die vertauschten Köpfe, een hilarisch verhaal over twee mannen die verliefd zijn op dezelfde vrouw. Ze verwisselen hun hoofden zodat het lichaam van de een met het hoofd van de ander rondloopt en vice versa. Ja, maar wie is nou wie? En op wie ben ik, vrouw, nou verliefd? Een tussendoortje kortom, waar Corngold terecht niet veel aandacht aan besteedt. Ook in Princeton schrijft hij de eerste paar hoofdstukken van het vierde deel van zijn monumentale Joseph-tetralogie: Joseph der Ernährer.
Maar echt serieus is het werk aan Lotte in Weimar. Voor een goed begrip even snel de setting: Charlotte Buff, de vrouw die in Goethes jeugd model stond voor de heldin op wie Werthers onmogelijke liefde zich richtte, komt jaren later bij de oude Goethe op bezoek in Weimar. Maar zes hoofdstukken lang zien of horen we Goethe niet. We zien alleen Lotte en Riemer, Goethes secretaris, en nog wat volk uit de beau-monde van Weimar. En dan komt dat rare, beroemde zevende hoofdstuk waar Goethe op bed voor zich uit ligt te murmelen over alles wat er mis en goed is met de wereld. Dat hoofdstuk komt uit Princeton. En Corngold laat heel overtuigend zien dat Goethe daar eigenlijk Thomas Mann zelf is en al die muizenissen in zijn hoofd precies de discussies zijn die Mann met zijn Amerikaanse tegenstrevers voert. Voor de fijnproevers, die observatie van Corngold. Maar alles bij elkaar toch te weinig. Je had graag gezien dat hij zijn essayistische pijlen ook nog op Doktor Faustus had gericht. Daar komt alles weer terug, met Adrian Leverkühn als de vertegenwoordiger van de diepe duistere Duitse ziel en zijn vriend en biograaf Serenus Zeitblom als humanist. Maar ja, dat was in Pacific Palisades, in 1947, en dat viel buiten zijn scoop. Jammer!
The Mind in Exile, Thomas Mann in Princeton
Stanley Corngold
Priceton University Press
ISBN 978-0691201641
Verschenen in februari 2022
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 30,00)