Toen David Wojnarowicz (steuntje: voi-na-RO-vitch) in het najaar van 1991 zijn adresboek opensloeg, om zijn vrienden te informeren dat hij weer last had van misselijkheid, constipatie en koorts en vreesde dat hij het dit keer niet zou redden, realiseerde hij zich dat de meesten van hen overleden waren. Hij was 37, had AIDS en werkte als een bezetene aan een oeuvre van veelal provocatieve beelden. Die moesten zijn lotgenoten tot steun zijn en conservatief Amerika eendrachtig op de kast jagen. Ook na zijn dood bleef hij controversieel. Op instigatie van de Catholic League verwijderde de Smithsonianās National Portrait Gallery in Washington D.C. twee jaar geleden zijn 8-mm film A Fire in My Belly; de League nam aanstoot aan een scĆØne waarin mieren over een crucifix kruipen. De verontwaardiging over de censuur was groot; op Facebook verspreidden studenten zijn beelden, er kwamen petities en demonstraties. Zijn werk raakte zowaar weer in de belangstelling, met dank aan zijn zedenmeesters.
Cyntia Carr ontleende aan de film de titel voor haar biografie: Fire in the Belly.The Life and Times of David Wojnarowicz. Zij schetst daarin het portret van een angry young man, die in zijn jeugd mishandeld wordt (en niet zoān klein beetje ook) door een alcoholische vader, aan het zwerven slaat en in zijn levensonderhoud voorziet door zich te prostitueren. Hij heeft geld nodig om verf te kopen, zo vertelt hij zijn klanten. Wojnarowicz houdt zich aanvankelijk als stencil artist op aan de West Side van New York City, in zijn optiek āthe real MoMaā, en heeft er anonieme seks. Uiteindelijk vindt hij zijn plek ā in zoverre daarvan in zijn getormenteerde bestaan sprake kan zijn ā in de kunstenaarsscene van de East Village. Hij ontwikkelt zich op vele fronten: fotografie, film, beeldende kunst. Wojnarowicz schrijft voor The Village Voice, waarin hij verslag doet van de rampspoed die zich over de kunstenaarskolonie aan het voltrekken is. Fire in the Belly geeft ook een tijdsbeeld van New York in de jaren tachtig en van de AIDS-epidemie, die zoveel kunstenaars het leven zou kosten: Keith Haring, aan wie Wojnarowicz een hekel had, Peter Hujar, zijn mentor, en Robert Mapplethorpe, om er maar een paar te noemen. Als Wojnarowicz in 1989 zijn diagnose te horen krijgt, vraagt hij zijn behandelend arts hem te waarschuwen wanneer zijn T-cell count zo laag is dat hij zijn overgebleven cellen namen kan geven.
De critici zijn laaiend enthousiast over Fire in the Belly: The Life and Times of David Wojnarowicz. Colin Dabkowski noemt de biografie in The Buffalo News āthat rare reading experience that leaves the reader in a state of emotional exhaustion and astonishment.ā Dwight Garner in The New York Times: āMs. Carr, by lining Wojnarowicz in her sights, has seized upon a vivid and peculiarly American story.ā Jason Farago schrijft in zijn Barnes & Nobles review: āPerhaps the greatest accomplishment of Carrās heartrending, beautiful book is that it honors Wojnarowiczās ambition: to give us an artistās whole life, and whole death, alongside the political system that tried to erase him. The censors might still be coming after Wojnarowicz, but with advocates like Carr, heāll win in the end.ā
Fire in the Belly: The Life and Times of David Wojnarowicz
Cynthia Carr
Bloomsbury Publishing PLC
ISBN 9781596915336
Verschenen juli 2012