Jacques Derrida (1930-2004) noemde het een ‘aardbeving’ en een ‘wond die nooit geheeld is.’ Tijdens zijn eerste schooldag op het lyceum in El Biar werd Jackie, zoals hij toen nog werd genoemd, naar huis gestuurd. Het Vichy-regime in Algiers wilde de bondgenoot in het bezette deel van Frankrijk niet voor het hoofd stoten. Als Sefardische Jood – zijn voorouders waren Spanje tijdens de inquisitie ontvlucht – was er geen plek meer voor hem in het reguliere onderwijs. Het Franse staatsburgerschap, dat de Joden van Algiers in 1870 verworven hadden, werd hem met één pennestreek ontnomen. Het anti-semitisme genas hem voorgoed van het plezier deel uit te maken van een groep, verklaarde hij jaren later in een interview met Elisabeth Roudinesco. Derrida ‘hated the idea of being defined by his Jewish identity. Identity and homogeneity were what he would later seek to deconstruct,’ schrijft Terry Eagleton in zijn recensie van Derrida. A Biography van Benoît Peeters.
Zijn jeugd in Algiers was bepalend voor zijn leven en zijn denken. Zelfs zijn taal, het Frans, beschouwde hij niet als iets eigens. Als hij dan toch iets moest zijn, dan maar een geamuseerde buitenstaander. In de Algerijnse kwestie verafschuwde hij de Algérie Française, de rechts-extremistische pied-noirs die de banden met het moederland wilden behouden, maar hij committeerde zich evenmin aan de gewapende strijd van het FLN, dat onafhankelijkheid nastreefde. Hij sympathiseerde met de rebellerende studenten van mei ’68, maar nam nooit actief deel aan hun protesten. Hij nam het op voor zijn vriend Louis Althusser tijdens zijn talloze zenuwinzinkingen (culminerend in de wurging van zijn vrouw in 1980), maar kon zich niet vinden in diens omarming van het maoïsme en steun voor de Culturele Revolutie. Bij de presidentsverkiezing van 2002, toen Jean Marie Le Pen de socialistische kandidaat Lionel Jospin dreigde te overvleugelen, verklaarde hij niet in de stemming te zijn om te gaan stemmen. Jospin was toen al getrouwd met zijn voormalige minnares, Sylviane Agacinski. De verhouding eindigde toen Agancinski in 1984 van Derrida zwanger raakte. Zij wilde het kind houden, hij niet. In La carte postale fulmineerde hij tegen een geheime geliefde. Zijn oudste zoon Pierre was zo verontwaardigd over de ‘bekentenissen’ dat hij weigerde nog langer zijn naam te dragen. Hij ging voortaan als Pierre Alféri door het leven. Diezelfde zoon droeg in oktober 2004 op de begrafenis van Derrida zijn grafschrift voor: ‘Always prefer life and never stop affirming survival. I love you and I am smiling at you from wherever I am.’
Peeters interviewde honderden intimi, oud-studenten en collegae van Derrida. Hij had de volledige medewerking van Marguerite Aucouturier, de weduwe van Derrida, en kreeg toegang tot het particuliere archief, een onschatbare bron van informatie. Derrida bewaarde alles wat hij schreef, zelfs zijn post-its. In zijn laatste interview voor Le Monde bekende dat hij ‘nooit geleerd heeft om te leven’, wat volgens hem in de eerste plaats inhield dat hij niet geleerd heeft om te sterven. In weerwil van de Joodse traditie wilde Derrida niet te snel begraven worden. Hij gaf de Wederopstanding een kans.
Derrida. A Biography
Benoît Peeters
Uitgeverij Polity Books
ISBN 9780745656151
Verschenen oktober 2012