Cabaretier, acteur, zanger, liedjesschrijver Erik van Muiswinkel (1961) gunt ons een kijkje in zijn boekenkast, althans wat het plankje biografieën betreft.
Wat is de mooiste of beste biografie die je ooit hebt gelezen?
Biografieën zijn zo ongelijksoortig dat het gekkenwerk is de ‘mooiste’ of ‘beste’ te kiezen.
Een paar ervaringen: op mijn eigen theaterterrein vond ik de Toon Hermans-biografie van Jacques Klöters geweldig, in hoog tempo, zakelijk verteld, tegelijkertijd af en toe dramatisch en scherp. Er stond over de jeugd en de oorlogsbelevenissen van Hermans voor mij echt nieuws in, en dat is weer een extra bonus als het om iemand gaat van wie je al veel weet.
In een heel andere hoek: toen mijn kinderen iets van Hitler of Churchill wilden begrijpen (niet weten, daar zijn rijen dikke biografieën voor) gaf ik ze de korte biografische essays van Sebastian Haffner. Die twee boekjes zijn al op leeftijd, en het is een cliché, maar een dieper en ‘doorleefder’ inzicht in die twee giganten dan dat van tijdgenoot Haffner heb ik nergens anders gevonden.
Waar ik tegenwoordig ook vaak van geniet zijn getekende biografieën, dubbele meesterwerken vaak. Laatst vond ik een prachtig exemplaar over de jeugd van René Goscinny, Le Roman des Goscinny, naissance d’un Gaulois, een samenwerking van kunstenaar Catel Muller en dochter en romancier Anne Goscinny. Onze Nederlandse Meester Peter Pontiac heeft aan de andere kant van het aardse bestaan een autobiografie over zijn nadere dood getekend, Styx. Je weet niet wat je beleeft. Eenzelfde oefening, maar dan in proza, verscheen onlangs van Jeroen van Merwijk: Kanker voor Beginners. Een klein mirakel dat boekje.
Ik vond Anna (over M G Schmidt) van Annejet van der Zijl en Boud (ewijn Büch) van Eva Rovers beide aandoenlijk en prachtig. De schrijvers geven door de ordening van hun immense materiaalvoorraad subtiel hun mening over hun getroebleerde hoofdpersonen. En Nop Maas opende met het benoemen van Gerard Reve’s verhaal als ‘Een schuldig leven’ voor mij een nieuw perspectief op die uitzonderlijke man. Drie delen, ademloos.
Maar de doeltreffendste, voor mij ‘nuttigste’ biografie die ik ooit las was ‘Shakespeare’ van Bill Bryson. Het is maar 199 bladzijden, een lichtgewicht, en eigenlijk een indirecte biografie: Bryson is wel wereldberoemd, maar helemaal geen Shakespeare-geleerde. Dat scheelt meteen duizend pagina’s.
Waarom is het zo’n goede biografie?
Het boekje is een kleine openbaring voor mensen niet zo bekend zijn met het fenomeen Shakespeare, zoals ik. Ik heb zoals iedereen een soort oppervlakkige quizkennis over die man. Bryson vat heel geestig en compleet samen wat we eigenlijk wél zeker -gedocumenteerd- weten over de acteur en toneelschrijver.
Allicht Shakespeare’s grootste prestatie, groter dan het schrijven van Hamlet, zo steekt Bryson van wal, was zijn eerste verjaardag. De kleine Will hoorde bij een uitgelezen elite van zestiende-eeuwse Engelse kindertjes die überhaupt die leeftijd bereikten, in tijden van pest, pokken, en een scala aan Griepen & Koortsen waarnaast onze huidige pandemie een spelletje Mens-erger-je-niet is.
In zijn geboortejaar 1564, een uitzonderlijk ellendig Pestjaar, stierf tweederde van de Engelse zuigelingen.
Bryson laat vervolgens een geweldige stoet geleerden, ‘opregte amateurs’, oplichters, fantasten, kenners en liefhebbers langstrekken, die samen de Shakespearologie vier eeuwen gaande hebben gehouden. Brysons bijdrage (van 2007) is in de mondiale Shakespeare-literatuur misschien een vliegenpoepje, maar hij biedt een uitgelezen startpunt om iets te gaan begrijpen van de Tijd en de Man. Na dit boekje ben ik The Bard pas goed gaan lezen en een beetje begrijpen. Erg eigenlijk.
Van wie zou je heel graag een biografie willen lezen? Of schrijven?
Ik zou wel een niet-geautoriseerde biografie willen lezen over Rocco Siffredi, ‘The Italian Stallion’, de Italiaanse porno-legende. Er is een filmdocumentaire over hem, maar in een boek moet dat beter kunnen. Alleen is-ie nog niet dood (een klein wonder).
En ik ben razend nieuwsgierig naar de biografie over Hugo Brandt Corstius waar mijn vriendin Liesbeth Koenen aan werkte toen zij onlangs overleed. Wat een kerel was dat. Iemand anders gaat hem nu afmaken. Ik lees zijn werk eigenlijk voortdurend, net als dat van Karel van het Reve. Maar die heeft zijn Ger Verrips-biografie al.
Schrijven? Ik ben niet in de wieg gelegd voor biograaf. Slordig, geen doorzetter ook. Een fake-biografie over een slechte quizmaster… daar zou ik wel zin in hebben. Zou deels autobiografisch worden.
Hou je van het genre? Zo ja, wat spreekt je erin aan?
Ik ben er dol op.
Ieder levensverhaal kan op honderd manieren verteld worden, en het vertelde verhaal – de stijl, de rangschikking de toon, de keuzes- vind ik belangrijker dan het correcte verhaal – als dat al bestaat. Er mogen natuurlijk geen leugens in staan of essentiële zaken ontbreken. Een hagiografie noem ik geen biografie, een scheldpamflet ook niet. Die kunnen in hun eigen genre heerlijk zijn.
Op z’n best is een biografie een sublieme roman, met als bijkomstigheid dat de stof zich ook werkelijk heeft afgespeeld. Van mij mogen biografen alle literaire trucs toepassen uit de gereedschapskist van de schrijver.
De geweldige biografie van Peter Gay over Sigmund Freud heeft mij en passant van alles geleerd over de beerputten waaruit de beide Wereldoorlogen zijn opgeborreld.
Het leven en streven van de held is het instrument voor de biograaf -de echte held- om ons begrip van de wereld te verdiepen.