De verschillen tussen de fotografenbroers Herman en Jan Heukels konden haast niet groter zijn. Herman was ambitieus en talentvol, zijn broer Jan een flierefluiter. Tijdens de bezetting bleken ze toch iets gemeen te hebben: hun keuze voor het nationaalsocialisme. Dit is het vertrekpunt voor de voortreffelijke dubbelbiografie ‘Wij waren supermannen’ die een nieuw licht werpt op iconische foto’s van de Jodenvervolging.
Het begon met een doos vol brieven en foto’s die historica Machlien Vlasblom van een nazaat van de Zwolse familie Heukels kreeg. Ze besefte al snel iets bijzonders in handen te hebben. Herman Heukels (1906) bleek onder meer de fotograaf van de grote razzia van 20 juni 1943 in Amsterdam. Zijn foto’s, die later de hele wereld overgingen, maakte hij niet als neutrale persfotograaf, zo blijkt nu, maar als overtuigd nationaalsocialist. Met deze kennis, en dankzij de analyses van Vlasblom, kijk je anders naar die foto’s. Ze laten bijvoorbeeld niet de Grüne Polizei zien die de razzia uitvoerde, maar wel leden van de Joodse Raad en van de Joodse ordedienst uit Westerbork. Hierdoor lijkt het haast alsof de Joden zichzelf deporteerden. Ook fotografeerde hij donkere krullen en grote neuzen om het antisemitische stereotype beeld van Joden te onderstrepen. SS’ers, die hij vastlegde op andere propagandafoto’s, fotografeerde hij juist vanuit een laag camerastandpunt en met een bijzondere belichting waardoor ze iets glorieus kregen.
Zakelijk opportunisme
Tot in de oorlog had de tomeloos ambitieuze Herman Heukels een goedlopende foto- en brillenzaak in een monumentaal pand in de Zwolse binnenstad. Daarnaast werkte hij als persfotograaf. Zijn keuze voor de NSB en later ook de SS, werd vooral ingegeven door zakelijk opportunisme. De bezetting leverde hem interessante en winstgevende opdrachten op. Maar door zijn collaboratie verloor hij veel van zijn oude klanten en opdrachtgevers. Deze ‘boycot’ bracht hem in een sociaal isolement en maakte hem verongelijkt en nog fanatieker. Hij werd explosief, onberekenbaar en bleek mentaal aanzienlijk minder sterk dan de SS’ers die hij voor propagandadoeleinden fotografeerde. Zijn ‘nervositeit’ was reden voor zijn ontslag uit de Waffen SS. Maar al snel zag hij nieuwe kansen. Als Verwalter liquideerde hij diverse Joodse zaken of nam ze voor een appel een ei over. Ook ronselde hij mensen voor de Arbeitseinsatz. Toen er een staking tegen de bezetter uitbrak, schroomde hij niet om deze onder bedreiging van een pistool te breken.
Hermans broer Jan (1904) was ook fotograaf, maar aanzienlijk minder succesvol. Mede hierdoor heeft Vlasblom over deze rondtrekkende flierefluiter veel minder informatie kunnen vinden. Dat ze toch koos voor een dubbelbiografie, pakt goed uit. Hiermee laat ze zien hoe twee totaal verschillende mannen op basis van uiteenlopende motieven toch tot dezelfde radicale keuze konden komen. Jan werd net als zijn broer lid van de Waffen SS en trok mee naar het Oostfront en naar Italië om daar met nazipropaganda de tegenstander te ontmoedigen.
Zelfmedelijden
Hadden de broers na de oorlog spijt van hun keuze? Er was schaamte en schuldgevoel richting hun familie en naar God. Jan liet zich er verder niet echt over uit, die keek vooral vooruit. Bij Herman bestond de spijt deels uit zelfmedelijden dat zijn carrière en aanzien met het einde van de oorlog voorbij waren. Hij leek zich drukker te maken over de bontjas die nog in Oostenrijk lag en die hij zich over de ruggen van nazislachtoffers had kunnen permitteren, dan over die slachtoffers zelf. Aan het einde van zijn leven was Herman verward, paranoïde en suïcidaal. De passages over deze periode doen denken aan de slothoofdstukken van De donkere kamer van Damocles van W.F. Hermans. Ook in dat boek speelt fotografie ook een hoofdrol en kan de hoofdpersoon verbeelding en werkelijkheid niet meer scheiden.
Deze dubbelbiografie geeft een fascinerend inkijkje in de hoofden van twee collaborerende broers, mede dankzij hun brieven, waaruit Vlasblom uitvoerig citeert. Hierbij blijft ze steeds kritisch kijken naar de context en de geadresseerden. Net als bij de foto’s kon immers ook in de brieven sprake zijn van propaganda. Veel werd niet verteld, ook om de aangeschreven familieleden (die tegen de nazi’s waren) niet ongerust te maken. Hierdoor lezen Jans oorlogsbrieven uit Oost-Europa soms bijna als vakantieverslagen, terwijl daar intussen talloze slachtoffers vielen. Ondanks de overweldigende hoeveelheid brieven en bronnen blijven er ook vragen onbeantwoord. De auteur is hier eerlijk over en deelt met de lezer haar vermoedens over de witte vlekken.
Supermannen
In enkele brieven van na de oorlog klinkt iets van schuldbesef door bij de broers, zoals in de brief die Herman schreef tijdens zijn internering na de oorlog. Aan deze brief is de titel van het boek ontleend.
In mijn hoofd gaat de heele dag alles door, mijn jeugd, Ali, de kinderen, jullie allemaal, de ss, de Caliente, de oorlog, pro en anti, menschen die ik leerde kennen, bolsjewisme, geloof en ongeloof, illegalen en Nazi’s. Hitler en Stalin, de fotografie en dat is een vicieuze cirkel waar ik nooit uitkom. En dan die menschen die door mij naar Duitschland kwamen, hoeveel zijn er gewond of dood van? De Joden. De onmacht om de kinderen eens te zien. En dan dat spotten op de Bijbel en dat vloeken wat we deden. Hoe ruwer hoe mooier. En spotten met huwelijksbanden en vaderland. Wij waren supermannen. Wat is er nu van overgebleven?
‘Wij waren Supermannen’ – Jan en Herman Heukels: Broers, fotografen Nationaalsocialisten
Machlien Vlasblom
Boom
ISBN 9789024425556
Verschenen in maart 2022
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 34,90)