Het waren er zeker tienduizenden. Nederlanders die zich in de oorlog tegen de Duitse overheersing verzet hebben en op alle mogelijke manieren en met gevaar voor eigen leven opstonden tegen onrecht en onderdrukking. Duizenden vielen daarbij in handen van de Sicherheitsdienst en liepen levenslange trauma’s op of overleefden het niet. Moedig waren ze allemaal en ze kunnen niet vaak genoeg herdacht worden – in al hun menselijke feilbaarheid, dat wel, want heiligen waren deze mensen natuurlijk niet.
Terecht gaan hun verhalen de laatste jaren steeds vaker over heldhaftige vrouwen en hun niet zelden onmisbare rol in het verzet. Zo ook het onlangs verschenen “Desnoods met wapens” van Sophie Poldermans. In deze groepsbiografie portretteert de jurist en schrijfster de drie Haarlemse verzetsstrijders Hannie Schaft en Truus en Freddie Oversteegen. Op de cover kijken ze ons aan. De één ingetogen en doortastend, de ander stoer en een tikje uitdagend, de derde kinderlijk maar koket.
Drie jongen vrouwen
Drie jonge vrouwen die alles uit de kast haalden om de bezetter dwars te zitten en – exceptioneel voor vrouwen – tal van geruchtmakende sabotageacties en liquidaties op hun conto schreven. Wie waren zij? Wat dreef hen om hun leven op het spel te zetten en dat van anderen met wapens te beëindigen? Waar lagen hun morele grenzen? In vijf goed opgebouwde delen verweeft Sophie Poldermans hun levensverhalen met elkaar en haalt ze de zusjes Oversteegen definitief uit de schaduw van de beroemde Hannie Schaft.
Dat Hannie Schaft in de oorlog de wapens opnam, lag allerminst voor de hand. “Jopie” was een verlegen en teruggetrokken kind, dat zeer beschermd opgroeide bij liefdevolle maar overbezorgde ouders. Uit angst dat ze net als haar zus aan difterie zou overlijden, moest ze hartje zomer een dik vest aan. Later, als bloedserieuze rechtenstudente in Amsterdam, genoot ze ondanks de oorlog van het studentenleven, voordat ze langzaam maar zeker het verzet inrolde. Ze hielp Joodse onderduikers, verspreidde illegale bladen en stal persoonsbewijzen van nietsvermoedende badgasten.
De zusjes Oversteegen hadden toen al hun eerste dodelijke slachtoffers gemaakt. Truus lokte, verkleed als ‘moffenmeid’, een Duitse militair de bosjes en recht de gewapende armen van het verzet in. En ene Jozef M. Gerritsen, een verrader, liet het leven door een kogel uit Freddie’s Mauser pistool. Dat was in 1942. Een jaar eerder waren de meisjes, pas achttien en zestien jaar oud, toegetreden tot het communistische partizanenleger van Frans van der Wiel. Van deze ’Van Bronkhorst’, een verzetsstrijder van het eerste uur, leerden de kersverse soldaten ‘An’ en ‘Tinka’ schieten en aanslagen plegen.
In 1943 koos ook Hannie Schaft voor de groep van Frans van der Wiel of de Raad van Verzet (RVV), zoals de groep intussen heette. Het was het begin van een innige vriendschap met Truus en Freddie en van vele avonturen in een steeds radicaler en gewelddadiger klimaat. Poldermans tekent het allemaal met veel gevoel voor drama op. Ze kruipt diep in de huid van de drie vrouwen en brengt ook hun emoties in beeld. Zoals de zware depressie waarin Hannie na de dood van Jan Bonekamp verzonk. En de blinde woede van Truus, die keer dat ze in Haarlem in een opwelling een Nederlandse SS’er doodschoot. Lachend had hij een paar maanden oude baby tegen een muur gekwakt.
Blijf mens, wat er ook gebeurt
Het zijn stuk voor stuk gruwelijke verhalen, die erin hakken, maar die Poldermans helaas gebrekkig onderbouwt. Ze heeft ze zich gedurende twintig jaar vriendschap met de zusje Oversteegen zó eigen gemaakt, dat ze de feiten met fictionele elementen in durft te kleuren en aanzienlijk minder aandacht besteedt aan historische waarheidsvinding. Dat resulteert in veel ‘vie romancee’, maar vergemakkelijkt de identificatie met de hoofdpersonen wel. En vooral dat lijkt de auteur te beogen: dat de lezer zich in Hannie, Truus en Freddie gaat inleven en zich afvraagt hoe je in onmenselijke omstandigheden toch menselijk blijft. Of zoals de moeder van de zusjes hun op het hart gedrukt had: “Jullie moeten beloven dat jullie te allen tijde mens zullen blijven, wat er ook gebeurt.“
Of de vrouwen daarin altijd helemaal geslaagd zijn komen we niet te weten, en hoeveel mensen ze gedood hebben evenmin. De zusjes Oversteegen hebben het nooit willen vertellen. “Zo’n vraag stel je een soldaat ook niet”, antwoordde Freddie steevast als het haar gevraagd werd. En Truus vertelde haar kinderen: “Je moet het zien als kankergezwellen in de samenleving die chirurgisch verwijderd moesten worden.” Het is de snoeiharde werkelijkheid in een onmenselijk en rechteloos systeem als het nazisme, aldus Truus na de oorlog, en daarin moet je een keuze maken voor het goede.
Linkse afkomst
Hun opvoeding en (radicaal) linkse afkomst was een goede voedingsbodem voor die keuze en het radicale verzet van Hannie, Truus en Freddie, zoals Sophie Poldermans laat zien. De moeder van de zusjes, een overtuigde communiste, stelde haar huis al vroeg in de jaren dertig open voor groepen politieke vluchtelingen uit nazi-Duitsland en Spanje, ondanks de bittere armoede in het door vader Oversteegen verlaten één-ouder-gezin. En in het geëngageerde wat meer intellectuele sociaal-democratische nest waarin Hannie opgroeide, spraken ze al ver voor de oorlog met afgrijzen over het nationaalsocialisme en de voor iedereen zichtbare jodenvervolging in nazi-Duitsland.
Alle drie de vrouwen kregen het thuis dus met de paplepel ingegoten: medemenselijkheid, solidariteit met bedreigde minderheden en de morele plicht om daarnaar te handelen. Tragisch genoeg heeft Hannie Schaft het met de dood moeten bekopen. De zusjes Oversteegen bleven levenslang ernstig getraumatiseerd en kregen pas decennia na de oorlog de erkenning die ze verdienden – communisten waren in het naoorlogse Nederland vol zelfverklaarde verzetsstrijders bepaald niet geliefd.
Maar ook vrouwen uit het verzet hadden het nakijken. Lange tijd kregen ze schandalig weinig aandacht en was het eerbetoon dat hun ten deel viel letterlijk kleiner. Zoals in 1981, toen Freddie namens Hannie Schaft het Herdenkingskruis in ontvangst mocht nemen en ze Koningin Beatrix even later hoorde zeggen: “Neem me niet kwalijk, ik heb u (…) een grote doos gegeven en die zijn voor de mannen. De vrouwen krijgen het kleine doosje.” Het is een verbijsterend detail in Sophie Poldermans papieren monumentje voor drie uitzonderlijk moedige vrouwen uit het Nederlandse gewapende verzet.
Desnoods met wapens. Hannie Schaft, Truus en Freddie Oversteegen: het indrukwekkende verhaal van drie jonge vrouwen in het Nederlandse gewapende verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog
Sophie Poldermans
Boekerij
ISBN paperback 9789022598382
ISBN e-book 9789402320640
Verschenen in april 2023
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (€ 21,99)Bestel als e-book bij bol.com (€ 12,99)