Martin Luther King. Kruisvaarder in een grijs flanellen pak

In zijn meeslepende biografie King. Het leven van Martin Luther King neemt Jonathan Eig de lezer op meesterlijke wijze mee in de complexiteit van Kings persoonlijkheid en zijn impact op de burgerrechtenbeweging. Het nieuwe materiaal uit de archieven van de FBI voegt veel toe aan het bestaande beeld van Martin Luther King jr.

King vertelt het verhaal van de man die, in een carrière van nauwelijks dertien jaar, wilde afrekenen met een realiteit die bestond in het behandelen van mensen als bezit en als tweederangsburgers. Hij bracht de Verenigde Staten daar dichterbij dan ooit tevoren.

Vaderskind

Martin heette oorspronkelijk Mike King Jr, genoemd naar zijn vader, een baptistenpredikant. King Sr, ook bekend als Daddy King, nam later de naam aan van de Duitse hervormer Maarten Luther. Eig beschrijft uitvoerig het leven van Daddy en diens confrontaties met de racistische samenleving in het zuiden van Amerika. Hij settelde zich in Atlanta in Georgia, het centrum van de landelijke verzetscampagne tegen rassenscheiding, met een krachtige afdeling van de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP). Hoewel nauwelijks formeel geschoold, bracht hij het tot een succesvolle predikant van de Ebenezer Baptist Church, de kerk van zijn schoonvader. Met zijn onafhankelijke denkende, goed opgeleide vrouw Alberta Williams stichtte hij een gezin. Op de welvarende ‘Sweet’ Auburn Avenue in Atlanta groeide Martin jr. op als oudste zoon met een oudere zus en jongere broer. Het is goed dat Eig veel aandacht besteedt aan de dynamiek in de zwarte geloofsgemeenschappen en vooral de baptistenkerk. Want daar ontwikkelden King senior en junior hun belangrijkste talent: speechen.

Martin jr. groeide, ten opzichte van andere zwarten in het zuiden van de VS, op in bevoorrechte omstandigheden. Dat gaf hem zelfvertrouwen, maar hij heeft zich er ook wel schuldig over gevoeld. En hoewel hij nooit honger had en keurige kleren droeg die door een huishoudster werden gewassen, was zijn jeugd niet geheel onbezorgd. Als zijn kinderen zich misdroegen, sloeg Daddy King hen met een riem, een zweep of een stok. Soms gaf hij de kinderen de opdracht elkaar een pak slaag te geven. Martin was wellicht daardoor geneigd om conflicten met andere zwarten te vermijden, hoewel hij later wel de confrontatie aan durfde gaan met witte racistische sheriffs.   

Als vijftienjarige deed hij mee aan zijn eerste debatwedstrijd. Later schepte hij op dat hij deze won, maar hij stond zelfs niet in de top tien. Hij maakte zich bovendien schuldig aan plagiaat, een gewoonte waar hij zich vaker, zelfs in zijn proefschrift, aan zou bezondigen. Eig is daar kritisch over, maar legt ook uit dat King opgroeide te midden van een lichting predikanten die ervan uitging dat ‘woorden gedeelde instrumenten zijn, geen persoonlijke bezittingen’.

Studietijd

In het gezin was ook geld om Martin en de andere kinderen een goede opleiding te geven. Martin ging naar Morehouse College in Atlanta, waar directeur Benjamin Mays zijn zwarte studenten wilde vervullen met de wens de wereld te veranderen, onder andere geïnspireerd door de ideeën van Mahatma Ghandi over geweldloos verzet. Eig schrijft:

‘Vanaf het moment dat hij op Morehouse begon met studeren begreep King dat hij zijn grote passies – wetenschap, godsdienst, het houden van toespraken en het strijden voor sociale gerechtigheid – met elkaar kon laten samenvallen.’

King vervolgde zijn opleiding tot predikant op het seminarie voor Baptisten in Crozer in Chester, Pennsylvania. Hij wist nog niet hoe, maar het dienen van God was ook een manier om de samenleving te dienen.  

In het noorden van de VS leefde King in een geïntegreerde samenleving en hij had enige tijd een witte geliefde. Tot een huwelijk kwam het niet, want dan had hij geen leiding meer kunnen geven aan een kerk in het zuiden. Heel doelbewust begon hij de zwarte conservatorium-studente Coretta Scott het hof te maken, die al veel ervaring had als activiste. Volgens Harry Belafonte koos hij voor Coretta omdat hij daarmee de gemeenschap tevredenstelde. Het kostte King de nodige overredingskracht, maar ze trouwden op 18 juni 1953. Coretta zag af van de belofte om haar man te gehoorzamen. Voor een huwelijksreis hadden ze het te druk. Martin werkte aan zijn proefschrift aan de Boston University, over het godsbegrip van twee theologen: Paul Tillich en Henry Nelson Wieman. In Kings theologische opvatting is elke onrechtvaardige daad een belediging van God. In juni 1955 kreeg hij de doctorstitel. Hij zou (witte) ambtenaren voortaan vragen hem ‘Dr. King’ te noemen. 

Terug in het Zuiden

In november 1953 solliciteerde King, 25 jaar oud, succesvol naar een functie als predikant in de Dexter Avenue Baptist Church in Montgomery in Alabama, in het diepe Zuiden. Hij maakte kennis met zijn collega Ralph Abernathy van de First Baptist Church, die een levenslange vriend zou worden. Abernathy was betrokken bij de burgerrechtenbeweging, die een grote overwinning boekte op 17 mei 1954 met de uitspraak Brown versus Board of Education dat rassenscheiding op scholen ongrondwettelijk is. In de zomer van 1954 verhuisden de Kings daadwerkelijk naar Montgomery, een stad waar het witte bestuur zich fanatiek aan de racistische Jim Crow-wetten hield. Begin december sloeg daar de vlam in de pan door de ‘bus’-actie van Rosa Parks, een medewerkster van de NAACP die weigerde haar plaats in de bus op te geven voor een witte passagier. De mensenrechtenbeweging zocht een woordvoerder voor een stedelijke busboycot en King zei, onder druk van Abernathy, ja. Hij kon ook ja zeggen omdat hij, door zijn predikantschap in een zwarte kerk, niet ontslagen kon worden door een witte werkgever. Zijn taak was de mensen moed in te spreken zonder verbittering op te wekken. En dat deed hij gloedvol, op 5 december 1955, de dag die hij later ‘de dag der dagen noemde’. Mede dankzij de retorische kwaliteiten en het charisma van King werd de busboycot een succes: op 21 december stapten King en Abernathy vóór in een bus.

‘Mozes uit Alabama’

Het tweede deel van de biografie beschrijft de snel stijgende roem van de ‘Mozes uit Alabama’. Dit waren de jaren waarin Martin Luther King met zijn organisatie van geestelijk leiders, de Southern Christian Leadership Conference (SCLC), het ‘wonder van Montgomery’ overal in het Zuiden probeerde te herhalen. De SCLC organiseerde boycots en marsen in Mississippi en Alabama, hield ‘sit-ins’ bij horecazaken en ondersteunde de Freedom Rides. Ze boekten (vaak samen met de NAACP) resultaten in wetgeving als de Civil Rights Acts van 1964 en de Voting Rights Act (1965). Het waren de jaren van hoogtepunten als de Nobelprijs voor de Vrede in 1964, een eredoctoraat en een reis naar India in 1959 in de voetsporen van Mahatma Ghandi. Eig vond een effectieve en ontroerende manier om de iconische ‘I have a dream’ toespraak op 28 augustus 1963 in Washington, te vertellen, namelijk door de ogen van de 19-jarige Francine. Een toespraak die overigens bijna mislukte, tot King de beroemde woorden begon te herhalen die hij enkele weken ervoor in Chicago had uitgesproken. 

Die hoogtepunten gingen gepaard met onwaarschijnlijk veel dieptepunten zoals een aanval met een briefopener door een verwarde vrouw, die King bijna het leven kostte. King werd 29 keer in de gevangenis opgesloten, werd veroordeeld tot dwangarbeid in een chain gang, zijn huis en woningen van medewerkers en familie werden beschoten en in brand gestoken. Hij leidde uitvaarten van zwarten die omkwamen bij de talloze rellen en ook van witte Amerikanen die de burgerrechtenbeweging steunden. Doodsbedreigingen kreeg hij vrijwel dagelijks. Eig beschrijft het politiegeweld tegen de zwarte demonstranten angstaanjagend levendig.

De stress en de druk werden King geregeld teveel. Aan alle kanten werd aan Dr. King getrokken, door politici als de presidenten Kennedy en Johnson met wie hij telefonisch direct contact had, de witte overheid in het Zuiden en zijn eigen – vaak verdeelde – achterban. Voortdurend moest hij geld blijven werven om de campagnes vol te houden. Hij zat bijna wekelijks in een vliegtuig. Soms moest hij zich even laten opnemen in het ziekenhuis om bij te komen.

Martin Luther King Jr. en de mars op Washington in 1963 (public domain)

Lastercampagne

Halverwege de jaren zestig kantelde het beeld. Kings positie als leider van de burgerrechtenbeweging werd betwist door bewegingen als Black Power. Mensen als Malcolm X wilden agressievere acties voeren omdat het vreedzame protest van King onvoldoende effect had in hun ogen. Ook verlegde King zijn werkterrein naar het noorden van de VS. Daar werd de zwarte bevolking weliswaar iets minder racistisch behandeld dan in het zuiden, maar de economische ongelijkheid tussen zwart en wit was ook heel groot. Hij legde meer de nadruk op het sociale evangelie, een pad waardoor hij veel aanhang verloor. Een pad ook, dat heel gevaarlijk was in een periode waarin J Edgar Hoover, de directeur van de FBI, fanatiek jacht maakte op ‘communisten’. De FBI volgde King omdat een van zijn naaste adviseurs, Stan Levison, communist was geweest. Hoewel de FBI King nooit heeft kunnen ‘betrappen’ op communistische overtuigingen (daar was hij te religieus voor) werd zijn telefoon overal afgetapt. Eig maakt ruimschoots gebruik van de transcripties van die taps en andere FBI-documenten en daaruit blijkt dat Hoover een effectieve lastercampagne tegen King voerde. Hij liet zelfs een ‘sekstape’ maken om hem te chanteren. Eind jaren zestig, vlak voor zijn dood, hadden de meeste Amerikanen een negatief beeld van Martin Luther King.

Een symbool

Het boek opent met een citaat uit het Bijbelboek Genesis: “Zij zeiden tot elkander: Zie, daar komt die aartsdromer aan. Nu dan, komt, laten we hem doden […] Dan zullen wij zien wat er van zijn dromen terechtkomt.” Zelfs zonder dit citaat weet de lezer die dit boek ter hand neemt al dat King vermoord is. En vanaf het moment dat King actief werd in de burgerrechtenbeweging, wist hij ook dat zijn werk levensgevaarlijk was. Op tweederde van de biografie krijg je bijna het idee dat hij naar de dood verlangde, om verlost te zijn van de enorme druk die op zijn schouders rustte. Eig beschrijft de avond van de moord op King op 4 april 1968, op een hotelbalkon in Memphis, bijna minuut voor minuut, heel feitelijk, bijna zonder drama. Hij citeert alleen de activist James Farmer:

‘Elke racist in het land heeft dr. King vermoord. Duivelse samenlevingen hebben het altijd gemunt op hun gewetensvolle onderdanen.”

Vijf jaar later werd Kings moeder Alberta neergeschoten door een verwarde man tijdens een kerkdienst in haar eigen Ebenezer Baptist Church.

Een definitieve biografie?

The New York Times vindt dat Jonathan Eig de ‘definitieve biografie’ van King heeft geschreven. Tenzij er nog veel meer nieuws komt uit de archieven die in 2027 open gaan, ben ik het er helemaal mee eens. Zelden las ik een biografie waaruit ik zoveel zinnen wilde citeren. Omdat ze ráák zijn, kernachtig een beeld neerzetten van iemand of prachtig geformuleerd zijn. De meeste hoofdstukken beginnen met een beschrijving van concrete gebeurtenissen die het racisme zichtbaar maken. Personages krijgen direct ‘een gezicht’ omdat Eig hen in twee of drie zinnen portretteert en typeert. Op een soepele, bijna onzichtbare manier, verwerkt hij een gigantische berg bronnenmateriaal. En passent weerlegt hij allerlei historische onjuistheden over de burgerrechtenbeweging. Natuurlijk: Eig is onmiskenbaar onder de indruk van King en gebruik veel positieve adjectieven om hem te omschrijven zoals geniaal. Maar hij is niet onkritisch en schrijft: ‘King was een man, en geen heilige, geen symbool.’ Eig wilde King uit de ‘grijze hagiografische mist halen.’ Hij vertelt over Kings promiscuïteit, zijn neiging tot misogynie, zijn besluiteloosheid, de complexiteit van zijn relatie met zijn broer en zijn moeite met schrijven (hij had meer succes met een stripboek).

Het beste aan deze biografie is dat Eig genuanceerd belicht waarom King zo bijzonder was. Wat bezorgde hem nou de moed en visie om deze leidende maar loodzware rol op zich te nemen? Een van zijn argumenten is dat King het conflict wilde verleggen van een wettelijke strijd (gevoerd door de NAACP) naar een morele strijd voor gelijke rechten:

‘Kings genie in later jaren bestond erin dat hij in staat was een boodschap te verkondigen die zowel zwarte als witte mensen aansprak, een boodschap die klonk alsof raciale gelijkheid onontkoombaar was voor iedereen.’

Zijn geloof speelde daarin een grote rol. King vond het ‘heel gemakkelijk’ om zich het universum voor te stellen als iets ‘fundamenteel vriendelijks’. Die voorstelling kon hij overbrengen op een groot publiek.

De biograaf onderzoekt ook wat King tot symbool maakte en wat het hém deed om die symboolfunctie te bekleden. Tijdens zijn leven al werd er opzettelijk een verkeerd beeld van King geschetst en dat is vandaag nog zo. In de laatste pagina’s deelt Eig nog een klap uit. Nadat hij Kings heldenstatus en enorme morele erfenis heeft besproken, schrijft hij: ‘Maar door King te vereren hebben we hem uitgehold.’ Eig vindt dat onze ‘versimpelde waardering voor King’ de kracht van zijn filosofische en intellectuele bijdragen ondermijnen. Daarom besluit hij met een citaat van King: “Ons voortbestaan is afhankelijk van ons vermogen wakker te blijven, ons aan te passen aan nieuwe ideeën, waakzaam te blijven en de uitdaging aan te gaan om verandering tot stand te brengen.”

King. Het leven van Martin Luther King
Jonathan Eig
Hollands Diep
ISBN paperback 9789048845361 
Verschenen in mei 2023 

Bestelinformatie

Bestel als paperback bij bol.com (€ 29,99)
Bestel als e-book bij bol.com (€ 12,99)

Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse werkt als freelance redacteur, journalist en biografisch onderzoeker. Zij publiceerde over Louis Couperus, Carry van Bruggen en Clare Lennart. In juni 2017 promoveerde zij op het proefschrift Voor ’t gewone leven ongeschikt. Een biografie van Clare Lennart. Haar tekstbureau heet Leven in Woorden

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in